ECLI:NL:GHARN:2011:BP5791

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0404
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2009. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) die oorspronkelijk was opgelegd bij vonnis van 5 oktober 2007. Betrokkene heeft de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden niet nageleefd, wat aanleiding gaf tot de vraag of de ISD-maatregel alsnog ten uitvoer gelegd moest worden. Het hof heeft geconstateerd dat betrokkene, ondanks zijn eerdere vergrijpen, in de tussentijd zijn leven heeft weten te beteren, mede door de steun van zijn familie, en dat hij sinds zijn laatste veroordeling niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie. Het hof heeft overwogen dat de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van betrokkene, in combinatie met het feit dat hij geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, voldoende grond vormen om de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel af te wijzen. Tevens heeft het hof besloten om de bijzondere voorwaarden die bij het eerdere vonnis waren opgelegd, op te heffen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de raden waren niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P10/0404
Beslissing d.d. 7 februari 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres betrokkene].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2009, inhoudende dat het bevel dat de bij vonnis van 5 oktober 2007 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het uittreksel uit de justitiële documentatie, betreffende betrokkene, gedateerd 28 december 2010;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de betrokkene d.d. 16 november 2009;
- een detentieoverzicht, betreffende betrokkene, gedateerd 26 januari 2011.
Het hof heeft ter terechtzitting van 7 februari 2011 gehoord de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam, de advocaat-generaal, mr M. van Leent en als getuige [G.].
Overwegingen:
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de beslissing moet worden aangehouden voor de duur van ongeveer acht maanden, teneinde betrokkene in de gelegenheid te stellen om zijn leven op orde te brengen en de reclassering in staat te stellen om hierover te rapporteren.
Subsidiair stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel gerechtvaardigd is, omdat betrokkene zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden.
Standpunt van betrokkene en diens raadsman
Betrokkene en zijn raadsman hebben zich verzet tegen aanhouding van de zaak. Het tijdsverloop in de zaak is groot en betrokkene heeft in de tussengelegen periode aangetoond dat de omstandigheden op grond waarvan de rechtbank bij vonnis van 5 oktober 2007 oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel aangewezen vond, thans niet meer aan de orde zijn.
Betrokkene heeft bezwaar tegen de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De beslissing tot tenuitvoerlegging van de rechtbank Amsterdam, waarvan beroep, dateert van 13 november 2009. Betrokkene heeft nadien als gevolg van een andere strafzaak acht maanden in preventieve hechtenis doorgebracht. Nadien is er geen sprake geweest van nieuwe strafbare feiten. Inmiddels heeft betrokkene vijf maanden in vrijheid doorgebracht. Hij heeft sinds een maand een eigen woning en wordt in alles gesteund door zijn familie. In het bijzonder zijn zus, [G.], die ter zitting van heden als getuige is gehoord, staat hem met raad en daad bij. Betrokkene accepteert de hulp van zijn familie en heeft er vertrouwen in dat hij zich in de toekomst niet meer zal schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten. Tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is niet meer opportuun. Bij tenuitvoerlegging zal betrokkene zijn woning en uitkering verliezen.
Het oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van het afloopbericht toezicht van [GGZ instelling], gedateerd 24 juni 2009, vast, dat betrokkene de bij vonnis gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders bevolen dient te worden, nu betrokkene zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Daarbij zal moeten worden bezien of het niet ten uitvoerleggen van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs) overlast en verloedering van het publiek domein.
Het hof acht het voorstel van de advocaat-generaal, strekkende tot aanhouding van de zaak teneinde betrokkene in de gelegenheid te stellen om te bewijzen dat hij de goede weg die hij thans is ingeslagen, vast kan houden, op zich passend. Echter het hof acht aanhouding van de zaak, gelet alleen al op het tijdsverloop, thans niet opportuun en zal het verzoek hiertoe afwijzen.
Het hof komt, alles overwegende, niet tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. Hoewel betrokkene nog een lange weg te gaan heeft, lijkt hij met behulp van zijn familie, in het bijzonder zijn zus, gekozen te hebben voor een andere levenswijze. Ofschoon zal moeten blijken of betrokkene de thans ingeslagen weg zal kunnen volhouden, zijn er, gelet op de sterk gewijzigde persoonlijke omstandigheden van betrokkene en, het niet opnieuw met politie of justitie in aanraking zijn geweest of anderszins veroorzaken van overlast, naar het oordeel van het hof geen gronden om thans de indertijd voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Het hof zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Wel acht het hof termen aanwezig om de bijzondere voorwaarden, die bij vonnis van 5 oktober 2007 zijn gesteld aan de voorwaardelijke ISD-maatregel, op te heffen. Als algemene voorwaarde blijft gelden dat betrokkene zich voor het eind van de proeftijd niet schuldig dient te maken aan het plegen van een strafbaar feit.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2009 met betrekking tot [betrokkene].
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 7 juni 2009 strekkende tot tenuitvoerlegging van de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, ten aanzien waarvan bij vonnis van 5 oktober 2007 bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
Heft op de in genoemd vonnis van 5 oktober 2007 gestelde bijzondere voorwaarden.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr T.M.L. Wolters als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr B.P. Snijder als griffier,
en op 7 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.