PIJ P10/0353
Beslissing d.d. 21 februari 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats betrokkene].
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Alkmaar van 16 september 2010, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van 6 maanden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de betrokkene d.d. 21 september 2010;
- de aanvullende informatie van [verblijfplaats betrokkene] van 14 januari 2011.
Het hof heeft ter terechtzitting van 7 februari 2011 gehoord de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr N. Swart, advocaat te Amsterdam, de advocaat-generaal, mr M. van Leent, en de [getuige-deskundige P.] , als gedragswetenschapper verbonden aan [verblijfplaats betrokkene].
Het advies van [verblijfplaats betrokkene]
Uit het meest recente advies van [verblijfplaats betrokkene], gedateerd 14 januari 2011, blijkt dat het thans wenselijk wordt geacht dat de PIJ-maatregel met vier maanden wordt verlengd.
Het hof heeft ter zitting [getuige-deskundige P.] gevraagd om een toelichting te geven op dit advies. Zij heeft verklaard dat het laatste advies is uitgebracht in het kader van een verlengingszitting, die op 23 februari 2011 zal plaatsvinden. Zij blijft in het thans aan het oordeel van het hof onderworpen beroep bij het advies van 24 augustus 2010, strekkende tot verlenging van de PIJ-maatregel met zes maanden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De PIJ-maatregel dient te worden verlengd met zes maanden. Een verlenging is in het belang voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene. De verlenging kan worden benut om door middel van proefverlof betrokkene geleidelijk en verantwoord te laten terugkeren in de maatschappij.
Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsvrouw
Een verlenging van de PIJ-maatregel is in strijd met de ratio van de maatregel, nu er zich recent geen negatieve gebeurtenissen hebben voorgedaan en tijdens het proefverlof geen behandeling meer plaats vindt. Het proefverlof wordt gehanteerd om de mogelijkheid van nazorg te creëren. Daarvoor is de maatregel, gericht op behandelen, niet bedoeld. Daarnaast is verlenging, gelet op het advies van [verblijfplaats betrokkene], contraproductief. Betrokkene ervaart een verlenging als een verlies aan vertrouwen. Hij heeft in de afgelopen maanden aangetoond dat hij op een zelfstandige en verantwoordelijke manier kan deelnemen aan de maatschappij. De vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel dient te worden afgewezen althans niet langer verlengd te worden dan tot aan de komende zitting van de rechtbank Alkmaar.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met een termijn van zes maanden. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, waarbij aanvullend nog het volgende wordt overwogen.
Betrokkene verblijft sinds 12 november 2010 in het kader van proefverlof bij zijn ouders. Betrokkene heeft meer controle en zelfreflectie ontwikkeld, maar er is nog steeds sprake van impulsiviteit en het slecht reguleren van angst- en boosheidsgevoelens. De steun die betrokkene van zijn ouders krijgt is beperkt. Het hof benadrukt dat proefverlof een onderdeel is van het behandelingstraject van de PIJ-maatregel, met als doel een gecontroleerde en geleidelijke resocialisatie tot stand te brengen. Uit het advies van [verblijfplaats betrokkene] blijkt, dat nog onvoldoende is gebleken dat betrokkene in staat is zelfstandig te functioneren in de maatschappij zonder terug te vallen in crimineel gedrag. Met [verblijfplaats betrokkene] acht het hof het daarom van belang de voortgang nog enige tijd te volgen. Indien betrokkene adequaat functioneert kunnen het toezicht en de begeleiding langzaam worden afgebouwd.
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Alkmaar van 16 september 2010 met betrekking tot de betrokkene [betrokkene].
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr T.M.L. Wolters als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr B.P. Snijder als griffier,
en op 21 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.