TBS P10/0228
Beslissing d.d. 7 februari 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
verblijvende in [naam kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 7 juli 2010, houdende de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 8 juli 2010;
- het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 24 augustus 2010;
- de tussenbeslissing van dit hof van 7 september 2010;
- de brief van de terbeschikkinggestelde d.d. 14 december 2010, gericht aan het hof;
- de brief van de terbeschikkinggestelde d.d. 4 januari 2011, gericht aan het hof;
- het maatregelrapport d.d. 12 januari 2011 van het Leger des Heils, unit Groningen.
Het hof heeft ter terechtzitting van 24 januari 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman mr N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, de advocaat-generaal, mr E.J. Julsing-Nijenhuis, en de getuige-deskundige de heer J. Nijkamp, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, unit Groningen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Naar aanleiding van de tussenbeslissing van dit hof van 7 september 2010 heeft de heer J. Nijkamp van de reclassering een maatregelrapport opgemaakt met het oog op de mogelijkheid tot voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De heer J. Nijkamp, ter terechtzitting als getuige-deskundige gehoord, heeft alle opties onderzocht, maar ziet geen mogelijkheden tot begeleiding van de terbeschikkinggestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Hervatting van de verpleging van overheidswege is op zijn plaats gezien het recidiverisico.
Het standpunt van de verdediging
Er is volgens de verdediging sprake van een duivels dilemma. Enerzijds ziet de hulpverlening het niet meer zitten met de terbeschikkinggestelde, anderzijds is een hervatting van de dwangverpleging en de dan te verwachten longstay-plaatsing in strijd met de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.
Het gaat om een relatief licht indexdelict, waarvoor [betrokkene] al veertien jaar ter beschikking is gesteld. Verdere behandeling is contra-geïndiceerd. De terbeschikkinggestelde heeft geen gevaarlijke situaties veroorzaakt. Er is geen sprake van recente recidive. Hij verdient een tweede kans. Laat hem zichzelf maar bewijzen. Als het misgaat, moet er een zware sanctie volgen. De beslissing van de rechtbank moet daarom worden vernietigd en de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging dient te worden gecontinueerd.
Vast staat dat de terbeschikkinggestelde niet heeft voldaan aan de voorwaarden, neergelegd in de beslissing van dit hof van 23 oktober 2009.
Ter terechtzitting van dit hof van 24 augustus 2010 is de vraag gerezen of het mislukken van de voorwaardelijke beëindiging uitsluitend aan de terbeschikkinggestelde te wijten is. Ter beantwoording van deze vraag heeft het hof het noodzakelijk geacht te worden voorgelicht over de mogelijkheid tot voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, zo nodig onder aanpassing van de in eerdergenoemde beschikking van 23 oktober 2009 gestelde voorwaarden.
De heer J. Nijkamp, werkzaam als reclasseringswerker bij het Leger des Heils, heeft een maatregelrapport d.d. 12 januari 2011 opgemaakt en is als getuige-deskundige gehoord ter terechtzitting van dit hof op 24 januari 2011.
Het hof stelt vast dat de reclassering uitgebreid onderzoek heeft verricht wat betreft de huisvestings- en begeleidingsmogelijkheden van de terbeschikkinggestelde. Gebleken is dat de terbeschikkinggestelde zich niet buiten Friesland wenst te vestigen en dat hij een beschermde of begeleide woonvorm niet zit zitten. Het door de terbeschikkinggestelde aangedragen voorstel om bij een vriend in te gaan wonen heeft de reclassering van de hand gewezen, nu deze vriend over een omvangrijk strafblad beschikt en drugs gebruikt. Diverse door de reclassering benaderde instanties hebben aangegeven dat zij geen mogelijkheden zien om de terbeschikkinggestelde van (tijdelijke) woonruimte te voorzien.
Uit het maatregelrapport en de verklaring van de getuige-deskundige Nijkamp volgt dat de terbeschikkinggestelde voor de reclassering niet begeleidbaar en oncontroleerbaar is, mede door zijn doorgaans dreigende houding. Begeleiding door het Assertive Community Treatment team, als optie aangedragen in de tussenbeslissing van dit hof, zal volgens de reclassering weinig kans van slagen hebben, aangezien de terbeschikkinggestelde bij de intakeprocedure, en daarna periodiek, te maken zal krijgen met psychiaters of psychologen, mensen met wie hij niets te maken wil hebben. Bovendien vindt de ambulante begeleiding plaats op een huisadres, waarvan thans geen sprake is. Een alternatieve begeleidingsvorm is dus ook niet beschikbaar.
Een alternatief in de vorm van een vrijwillige opname, door een forensisch psychiatrische kliniek, behoort, doordat de terbeschikkinggestelde niets met psychologen of psychiaters te maken wil hebben, evenmin tot de mogelijkheden.
Gelet op het vorenstaande concludeert het hof dat voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet mogelijk is.
De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 21 oktober 1996 en loopt dus thans meer dan veertien jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van de delicten waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd, te weten poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, moet mede in aanmerking worden genomen bij de beslissing tot hervatting van de dwangverpleging.
Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en van de maatschappij naar mate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman is het hof van oordeel dat van disproportionaliteit in casu geen sprake is, nu niet alleen het tijdsverloop - in relatie tot de ernst van de indexdelicten - in aanmerking moet worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en het actuele recidivegevaar.
Uit het maatregelrapport van 12 januari 2011 volgt dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis (niet nader omschreven) met antisociale, schizoïde, schizotypische, paranoïde en theatrale trekken. Het structurele recidiverisico wordt onverminderd aanwezig geacht, omdat de terbeschikkinggestelde niet in staat is geweest in de maatschappij te praktiseren wat hij in de kliniek heeft geleerd.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist dat een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege wordt gegeven. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden en aanvulling van die gronden als hiervoor overwogen worden bevestigd.
Beslissing
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 7 juli 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam betrokkene].
Aldus gedaan door
mr J.M.J. Denie als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr. T.M.L. Wolters als raadsheren,
en prof. dr. J. Schudel en dr. A. Verheugt als raden,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl als griffier,
en op 7 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.