ECLI:NL:GHARN:2011:BP4969

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.072.811/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie in het kader van schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de alimentatieverplichting van de man. De man had eerder verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen op nihil te stellen, wat door de rechtbank Zwolle-Lelystad was toegewezen met ingang van 23 april 2010. De man was echter van mening dat de ingangsdatum van de nihilstelling eerder, namelijk op 3 november 2008, had moeten zijn, de datum waarop de schuldsaneringsregeling voor hem was uitgesproken.

Het hof heeft de feiten in deze zaak vastgesteld, waaronder het huwelijk van de man en de vrouw op 26 mei 1983 en de ontbinding van dit huwelijk op 1 maart 2000. De man en de vrouw hebben samen twee kinderen, waarvan er één minderjarig is. De rechtbank had in eerste aanleg de alimentatieverplichting van de man met ingang van 23 april 2010 op nihil gesteld, maar het hof oordeelde dat het redelijker was om de ingangsdatum van de nihilstelling te bepalen op de datum van de schuldsaneringsregeling, 3 november 2008.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat de kinderalimentatie met ingang van 3 november 2008 op nihil dient te worden gesteld. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en zonder dat er een verweerschrift van de vrouw is ingediend.

Uitspraak

Beschikking d.d. 3 februari 2011
Zaaknummer 200.072.811
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.M. Zeeuw van der Laan, kantoorhoudende te Hilversum,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
en
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [kind 1],
geen advocaat gesteld.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 4 juni 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 2 februari 2000 van de arrondissementsrechtbank Zwolle (en het daaraan gehechte echtscheidingsconvenant van 20 januari 2000) toegewezen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], en de jong-meerderjarige [kind 1] met ingang van 23 april 2010 bepaald op nihil.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 26 augustus 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 4 juni 2010 te vernietigen voor zover daarbij als ingangsdatum van de nihilstelling 23 april 2010 is bepaald en opnieuw beslissende te bepalen dat de ingang van de nihilstelling van de kinderbijdrage wordt bepaald op 3 november 2008.
Van de vrouw is geen verweerschrift binnengekomen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 3 november 2010, een faxbericht van 13 januari 2011 en een faxbericht van 20 januari 2011 van mr. J.A. Neslo, kantoorhoudende te Almere - geschreven namens de vrouw en [kind 1] - en een faxbericht van 15 november 2010 van mr. Zeeuw-van der Laan en mr. Neslo gezamenlijk.
Van de minderjarige [kind 2] is op 6 december 2010 een brief binnengekomen op de griffie van het hof.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. De man en de vrouw zijn op 26 mei 1983 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn de reeds meerderjarige [kind 1] en de thans nog minderjarige [kind 2] geboren.
2. Dit huwelijk is op 1 maart 2000 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 2 februari 2000 in de registers van de burgerlijke stand.
3. Op 20 januari 2000 hebben de man en de vrouw een echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin zij onder meer zijn overeengekomen dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen een bedrag van fl. 300,-- per kind per maand zal betalen. In de echtscheidingsbeschikking van 2 februari 2000 is bepaald dat de getroffen onderlinge regelingen, neergelegd in het echtscheidingsconvenant, deel uitmaken van die beschikking en dat deze zullen gelden met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking van kracht is, dan wel met ingang van de dag welke de man en de vrouw in het convenant zijn overeengekomen.
4. Bij vonnis van 3 november 2008 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, is ten aanzien van de man de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
5. Bij zijn inleidend verzoek heeft de man verzocht zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van de man en de vrouw op nihil te stellen. De rechtbank heeft op dit verzoek beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De man heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.
6. Bij faxbericht van 15 november 2010 hebben mr. Zeeuw-van der Laan en mr. Neslo namens de man en de vrouw te kennen gegeven dat kan worden afgezien van een mondelinge behandeling. Bij faxbericht van 20 januari 2011 heeft mr. Neslo namens [kind 1] laten weten dat ook hij afziet van een mondelinge behandeling en dat de zaak kan worden afgedaan op de stukken.
De overwegingen
7. De man heeft verzocht de nihilstelling van de kinderbijdrage niet op de datum van indiening van zijn inleidende verzoek te laten ingaan, maar op de datum waarop de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hem is uitgesproken.
8. Hoewel het in zaken waarin wijziging wordt verzocht van een eerder vastgestelde alimentatiebijdrage, gebruikelijk is deze wijziging eerst te doen ingaan op de datum waarop het inleidend verzoek ter griffie van de rechtbank is ingediend - in de onderhavige zaak is dit op 23 april 2010 geschied -, acht het hof het in de onderhavige zaak waarin ten aanzien van de alimentatieplichtige de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, redelijk om als ingangsdatum te hanteren de datum sedert welke de schuldsaneringsregeling definitief van toepassing is verklaard, zijnde 3 november 2008.
9. Gelet op het voorgaande is het hof - anders dan de rechtbank - van oordeel dat de kinderalimentatie met ingang van 3 november 2008 op nihil dient te worden gesteld.
Slotsom
10. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij is bepaald dat de nihilstelling van de kinderalimentatie op 23 april 2010 is ingegaan;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de ingangsdatum van de nihilstelling van de kinderbijdrage op 3 november 2008;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, J.G. Idsardi en M.A.L.M. Willems en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2011 in bijzijn van de griffier.