ECLI:NL:GHARN:2011:BP4778

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002063-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging met werkstraf en jeugddetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De minderjarige verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging, gepleegd op 24 februari 2010 in de gemeente [gemeente]. De verdachte, geboren in 1994, heeft samen met een medeverdachte, openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De kinderrechter had eerder een straf opgelegd, maar de verdachte is in hoger beroep gegaan.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 februari 2011 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte het slachtoffer met kracht tegen het gezicht heeft geslagen en hem een knietje in de onderbuik heeft gegeven.

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verklaringen van de medeverdachten en getuigen niet betrouwbaar zijn en dat er gegronde redenen zijn voor hen om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Het hof heeft deze argumenten verworpen en de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar aangemerkt. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijk deel van 20 uren, en een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002063-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-696157-10
Arrest van 16 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 augustus 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Polat, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 2 februari 2011.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2010 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, in ieder geval eenmaal, (met kracht)
- in/op/tegen het gezicht/hoofd stompen/slaan en/of
- een knietje in/op/tegen de (onder)buik, in ieder geval het lichaam, geven.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] betwist. Hij heeft hiertoe bepleit dat deze personen gegronde redenen hadden om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Hierdoor willen de medeverdachten hun eigen rol beperken en die van verdachte groter doen lijken, aldus de raadsman. Bij gebrek aan overtuigend bewijs, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
[medeverdachte], [getuige 1] en [getuige 2] verklaren alle drie dat verdachte [slachtoffer] tegen zijn neus sloeg, nadat eerst [medeverdachte] de confrontatie met [slachtoffer] heeft gezocht. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat [medeverdachte], [getuige 1] en [getuige 2] erg close met elkaar waren alvorens het openlijke geweld jegens [slachtoffer] zich voordeed. Noch verdachte, noch zijn raadsman, hebben het hof ervan overtuigd dat er voor [medeverdachte], [getuige 1] en [getuige 2] een gegronde reden was om verdachte te beschuldigen van geweldshandelingen welke niet daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Het hof merkt daarbij op dat medeverdachte [medeverdachte] niet heeft verzuimd zijn eigen rol te noemen. [medeverdachte] heeft bekend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. Voorts hebben zowel [medeverdachte], [getuige 1] als [getuige 2] niet nagelaten om de rol van de anderen te beschrijven.
Verdachte zelf heeft niet eenduidig en consistent verklaard. Tijdens het verhoor op 25 februari 2010 verklaart verdachte tegenover de politie dat hij met [getuige 1] is meegelopen toen [medeverdachte] achter [slachtoffer] aanging. Voorts verklaart hij dat hij van een afstandje heeft gezien dat [slachtoffer] werd geschopt en geslagen. Over zijn eigen rol in het geweld verklaart verdachte dat hij enkel [slachtoffer] heeft weggeduwd om te voorkomen dat [slachtoffer] wederom door [medeverdachte] geslagen zou worden. Wanneer verdachte op 17 maart 2010 voor een tweede maal gehoord wordt, echter dan als verdachte, blijft hij erbij dat hij de jongens alleen uit elkaar gehaald heeft en zelf niet heeft geslagen.
Ter terechtzitting van het hof verklaart verdachte dat zijn eerdere verklaringen niet juist zijn. Verdachte verklaart dat hij - nadat [medeverdachte] [slachtoffer] besluit te volgen - wel bij [medeverdachte] achterop zijn brommer is gesprongen, doch ontkent [slachtoffer] te hebben geslagen.
Het hof heeft geen aanwijzingen voor de stelling dat [medeverdachte], [getuige 1] en [getuige 2] overleg hebben gepleegd om tot gelijkluidende verklaringen te komen. Het hof acht de door deze personen afgelegde verklaringen betrouwbaar en het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is het hof van oordeel dat verdachte een significante bijdrage aan het openlijke geweld heeft geleverd door [slachtoffer] met kracht tegen het gezicht te slaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 24 februari 2010 in de gemeente [gemeente] met een ander, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het met kracht
- tegen het gezicht slaan en
- een knietje in de onderbuik geven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader [medeverdachte] schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer]. Bij het slachtoffer heeft dit geweld geresulteerd in duizeligheid en tevens is voor een korte periode sprake geweest van een verminderd gezichtsvermogen. In verband met een en ander is [slachtoffer] ter observatie in het ziekenhuis opgenomen geweest. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Tevens hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de omstanders van het incident.
Het hof heeft voorts gelet op het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 januari 2011, waaruit blijkt dat er weliswaar sprake is geweest van een eerder politie- en justitiecontact, maar dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Tevens heeft het hof gelet op hetgeen ter terechtzitting door en namens verdachte omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht. Voorts heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 5 augustus 2010 een rapport over verdachte opgemaakt.
Bij een bewezenverklaring voor openlijke geweldpleging worden alle handelingen aan iedere deelnemer van het geweld toegerekend. Hoewel verdachte zich samen met
[medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan geweldshandelingen, is verdachte degene die het hiervoor beschreven letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Dit dient tot uitdrukking te komen in de strafmaat. Het hof is - met de advocaat-generaal - van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur aangewezen is. Het hof zal een deel van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst nogmaals schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot twintig uren, subsidiair tien dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.