Parketnummers: 24-000738-10 en 07-470494-08 (tul)
Parketnummer eerste aanleg: 07-091884-09
Arrest van 14 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter, als straf inhoudende een werkstraf van 16 uren en als bijkomende beslissing inhoudende de gedeeltelijke tenuitvoerlegging, te weten 10 uren, van een de verdachte eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf, zal bevestigen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 17 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [gemeenteslachtoffer]), in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 17 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [gemeenteslachtoffer] in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
De raadsman heeft namens verdachte ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer en heeft op grond daarvan het hof verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt het beroep van de raadsman, nu niet aannemelijk is geworden dat er zich tussen aangever en verdachte een feitelijke situatie heeft voorgedaan waarin er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding in de zin van
artikel 41 Wetboek van Strafrecht door aangever. Hierdoor kan van noodweer geen sprake zijn.
Ook overige strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Het hof acht verdachte derhalve strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 februari 2009 in een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een snackbar in [plaats], aangever in zijn gezicht geslagen. Het hof neemt het verdachte met name kwalijk dat zij, nadat zij al eerder een aanvaring in de snackbar met aangever had gehad en nadat zij naar buiten was gegaan, opnieuw de snackbar heeft betreden en aangever alsnog heeft geslagen. Op dat moment had zij beter moeten weten. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk op de lichamelijke integriteit van aangever.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan. Het hof ziet hierin reden om, ten nadele van verdachte, af te wijken van de eis van de advocaat-generaal.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf van 30 uren een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 december 2008 met parketnummer 07-470494-08 is verdachte onder meer veroordeeld tot een werkstraf waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 8 januari 2009, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 4 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde werkstraf omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde werkstraf gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 december 2008 met parketnummer 07-470494-08 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van twintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.