ECLI:NL:GHARN:2011:BP4486

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000612-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een gehuurde tractor en de gevolgen voor de benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van verduistering van een tractor (merk Deutz) die hij had gehuurd. De verdachte had afgesproken de tractor uiterlijk op 10 juli 2006 terug te brengen, maar heeft dit nagelaten. Dit leidde tot financiële schade en ongemak voor de benadeelde partij, die afhankelijk was van de tractor voor zijn bedrijf. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, en de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou verklaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op, rekening houdend met de ernst van het feit en de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting voor het strafgeding opleverde. Het hof bepaalde dat de benadeelde partij zijn vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen. De kosten van het geding werden voor rekening van de benadeelde partij gesteld, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000612-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-600525-08
Arrest van 14 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2006 tot en met 10 juli 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk een tractor (merk Deutz), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder en/of als lener, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 7 juli 2006 tot en met 10 juli 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk een tractor (merk Deutz), toebehorende aan [slachtoffer], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
verduistering.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering. Hij heeft op 7 juli 2006 een tractor gehuurd van aangever en heeft daarbij met aangever afgesproken dat de tractor voor of uiterlijk op 10 juli 2006 teruggebracht zou worden. Verdachte heeft de tractor nooit teruggebracht. Naast financiële schade heeft dit veel ongemak veroorzaakt bij aangever, omdat deze voor het voeren van zijn bedrijf grotendeels afhankelijk was van de tractor. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van een ander en het door aangever in hem gestelde vertrouwen beschaamd.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens verduistering. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken een passende en noodzakelijke bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit is thans, gelet op de aard van het feit en verdachtes justitiële documentatie, niet meer aan de orde.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij een zodanige onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, dat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.