Parketnummer: 24-002007-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-685123-10
Arrest van 11 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 augustus 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. W.B. Bruins, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft voorts op de vordering van de benadeelde partij beslist en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 dagen, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 22,50, subsidiair 1 dag vervangende jeugddetentie, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het vastpakken en/of meesleuren van die [benadeelde] en/of
- het (krachtig) één of meermalen slaan en/of stompen en/of duwen en/of trekken tegen/op/aan het lichaam en/of het hoofd van die [benadeelde] en/of
- het (krachtig) één of meermalen schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [benadeelde] en/of
- het geven van knietjes tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [benadeelde] en/of
- het (krachtig) aan de haren trekken van die [benadeelde] en/of
- het ten val brengen van die [benadeelde],
en welk door haar gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor die van [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde])
- één of meermalen (krachtig) tegen/op/aan het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrokken en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- knietjes tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben gegeven en/of
- aan de haren heeft/hebben getrokken en/of
- ten val heeft/hebben gebracht,
waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging omtrent het bewijs
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk en in vereniging geweld plegen jegens aangever [benadeelde] en subsidiair eenvoudige mishandeling al dan niet in vereniging jegens [benadeelde].
De verdachte en haar raadsman hebben betoogd, dat de verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat de verklaringen van [benadeelde], [getuige 1], [getuige 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te veel twijfel laten over de exacte rol van de verdachte bij de vechtpartij. Voorts betogen zij dat geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Volgens de raadsman is het in deze context enkel aan de haren pakken onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op 21 maart 2010 zoekt de verdachte aangeefster [benadeelde] op de kermis aan de [straat] te [plaats] op om haar ter verantwoording te roepen voor iets wat zij over haar zou hebben gezegd. Tussen de verdachte en aangeefster ontstaat een woordenwisseling. Vervolgens raken meerdere meisjes hierbij betrokken. De verdachte stelt daarom voor om het uit te praten achter de botsauto's. Achter de botsauto's wordt aangeefster door [medeverdachte 1] aan de haren getrokken, krijgt van haar een knietje in het gezicht, wordt door haar op de grond gegooid en geschopt. [medeverdachte 2] geeft aangeefster een klap en slaat haar met haar vuist. Tot slot trekt de verdachte aangeefster aan haar haren. Nadat de meisjes zijn opgehouden met slaan en schoppen kan aangeefster opstaan en weglopen.
Op grond van de bewijsmiddelen - de aangifte van [benadeelde], de verklaring van de verdachte, de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de verklaring van getuige [getuige 2] - , in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Voorts acht het hof op grond hiervan bewezen dat de verdachte een voldoende significante bijdrage - het aan de haren trekken - heeft geleverd aan de groep die openlijk geweld heeft gepleegd.
Verdachtes ter zitting afgelegde verklaring dat zij enkel en alleen de mishandeling heeft gade geslagen en op zeker moment de intentie had om daaraan een einde te maken door aangeefster aan haar haren te trekken, komt het hof niet geloofwaardig voor gelet op haar hierover ter zitting afgelegde verklaring en de ter zitting getoonde wijze waarop zij deze handeling heeft uitgevoerd. Deze door de verdachte genoemde intentie vindt evenmin steun in enig ander bewijsmiddel.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan haar ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 21 maart 2010 in de gemeente [plaats] met anderen, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het slaan tegen en trekken aan het lichaam en/of het hoofd van die [benadeelde] en
- het schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde] en
- het geven van een knietje tegen het hoofd van die [benadeelde] en
- het aan de haren trekken van die [benadeelde] en
- het ten val brengen van die [benadeelde],
en welk door hun gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 21 maart 2010, op de kermis, samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [benadeelde].
De verdachte en haar medeverdachten hebben door hun gewelddadige optreden inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer waaraan zij een zodanig pijnlijk hoofd heeft overgehouden dat zij zich onder doktersbehandeling heeft gesteld. Voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij het slachtoffer alsmede bij de kermisbezoekers die hier ongewild getuige van zijn geweest.
Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door haar handelen hieraan bijgedragen.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d.
25 november 2010 blijkt enerzijds, dat zij niet eerder is veroordeeld en anderzijds, dat zij ná het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet wederom met justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 april 2010, 16 juli 2010 en 23 december 2010. Hieruit blijkt dat er geen risico's zijn voor de verdere ontwikkeling van verdachte er er evenmin aanwijzingen zijn voor achterliggende problematiek. Zulks wordt bevestigd door de indruk die het hof ter terechtzitting heeft verkregen van de persoon van de verdachte. In zoverre lijkt er sprake te zijn van een incident.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf een passende afdoening is.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering tot schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
1) contactlenzen : € 15,00
2) stomerij : € 7,50
3) schoenen : € 90,00
4) gederfde inkomsten vader : € 400,00
Totaal : € 512,50.
Naar het oordeel van het hof is op basis van redelijkheid en billijkheid komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde] door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 22,50 (betreft de posten 1 en 2). Derhalve kan de vordering, die het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, tot dat bedrag worden toegewezen, met dien verstande dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op vergoeding voor de beschadiging van de schoenen (post 3), is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden. Het hof zal de vordering voor dit deel afwijzen.
Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de gederfde inkomsten van de vader van de benadeelde partij (post 4), is het hof van oordeel dat dit geen betrekking heeft op schade die rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor bewezenverklaarde feit aan de benadeelde partij. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan de verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeëntwintig euro en vijftig cent, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de beschadiging van de schoenen (post 3) af;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeëntwintig euro en vijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Vermeer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.