ECLI:NL:GHARN:2011:BP4403

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001152-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan overtuigend bewijs voor openlijke geweldpleging en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van openlijke geweldpleging en mishandeling, en de officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof openlijke geweldpleging en subsidiair mishandeling, gepleegd op 18 februari 2007 in een uitgaansgelegenheid. Tijdens de zittingen in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft daarbij de verklaringen van getuigen in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er mogelijk sprake was van persoonsverwisseling. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, en de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft tevens bepaald dat de benadeelde partij de kosten van het geding draagt, tot op heden begroot op nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001152-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-460275-07
Arrest van 11 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren en dat het hof de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van 500 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2007 te of nabij [plaats] in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten uitgaansgelegenheid "[bedrijf]", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen en/of in de richting van het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 februari 2007 te of nabij [plaats] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Met de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] is voldoende wettig bewijs voorhanden voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Uit de inhoud van deze bewijsmiddelen heeft het hof echter - mede gelet op de overige inhoud van het dossier en op hetgeen op de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen - niet de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
In verband daarmee merkt het hof op dat niet uit te sluiten valt dat er bij sommige getuigen sprake is geweest van een persoonsverwisseling en dat zij verdachte hebben verward met de vriend van verdachte, die heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft geschopt en die de opgelegde straf voor zijn aandeel heeft geaccepteerd.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat deze benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en dat deze benadeelde partij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij dient in verband met de vrijspraak ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. Het hof acht termen aanwezig te bepalen dat de benadeelde partij de kosten zal dragen van dit geding, tot op heden begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de kosten draagt van het geding, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier.