ECLI:NL:GHARN:2011:BP3982

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0324
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling en ontvankelijkheid openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 21 september 2010, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar had verlengd. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep. De officier van justitie had tijdens een zitting op 7 september 2010 aangegeven zich niet te verzetten tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling, wat door de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde werd geïnterpreteerd als een toezegging dat er geen hoger beroep zou worden ingesteld. Het hof oordeelde echter dat deze mededeling niet zonder meer kon worden opgevat als afstand van het recht om in beroep te gaan, aangezien het beroep ook kon richten tegen de handhaving of wijziging van de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het openbaar ministerie ontvankelijk in het hoger beroep.

Het hof heeft de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de eerste aanleg en het voortgangsverslag van de reclasseringswerker J.L.J. Volders, in overweging genomen. De reclasseringswerker verklaarde dat er een werkbare situatie was met de terbeschikkinggestelde en dat er voldoende toezicht was op de naleving van de voorwaarden. Het hof concludeerde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist en dat de terbeschikkingstelling met een jaar kon worden verlengd. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, met de aanvulling dat de terbeschikkinggestelde openheid moest geven over zijn sociale netwerk. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig, en werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2011.

Uitspraak

TBS P10/0324
Beslissing d.d. 24 januari 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[Betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende te [plaats], [postcode], [straat].
Het beroep is door de officier van justitie ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 21 september 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar, verlenging van de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met één jaar en handhaving van de voorwaarden als gesteld bij de beslissing van 21 mei 2010.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van het openbaar ministerie d.d. 5 oktober 2010;
- de schriftuur hoger beroep, gedateerd 19 oktober 2010;
- de aanzegging rechtsmiddel met een akte van uitreiking aan de terbeschikkinggestelde in persoon op 14 december 2010;
- de aanzegging rechtsmiddel gedateerd 23 oktober 2010 met de aantekening dat een kopie is verzonden aan de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde op 27 oktober 2010;
- een voortgangsverslag van de instelling Mondriaan, Justitiële Verslavingszorg Limburg, opgemaakt door J.L.J. Volders, gedateerd 8 december 2010.
Het hof heeft ter terechtzitting van 10 januari 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsvrouw mr L.M. Oldenburg, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal, mr Y. Vermin, alsmede de reclasseringswerker J.L.J. Volders.
Overwegingen:
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie dient ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep. De TBS-maatregel en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege dienen te worden verlengd met een termijn van twee jaren. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege de voorwaarde dient te worden toegevoegd dat de terbeschikkinggestelde openheid geeft over zijn sociaal netwerk.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep nu de officier van justitie tijdens de zitting van 7 september 2010 heeft medegedeeld zich niet te verzetten tegen verlenging van de maatregel met een termijn van één jaar. Dit is opgenomen in de beslissing waarvan beroep op pagina 2. De officier van justitie heeft hiermee de toezegging gedaan niet in beroep te zullen gaan tegen de beslissing dat de maatregel wordt verlengd met een termijn van één jaar in plaats van de aanvankelijk gevorderde verlenging met twee jaar. De terbeschikkinggestelde mocht er aldus op vertrouwen dat het openbaar ministerie niet in hoger beroep zou gaan. Nu dat wel is gebeurd, is het vertrouwensbeginsel geschonden en dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Subsidiair dient het hof de beslissing van de rechtbank Maastricht te bevestigen.
Het standpunt van de reclasseringswerker J.L.J. Volders
De reclasseringswerker, werkzaam bij reclassering verslavingszorg Sittard, heeft ter zitting op 10 januari 2011 verklaard dat er sprake is van een werkbare situatie met de terbeschikkinggestelde. Er is sprake van forensisch psychiatrisch toezicht als een van de voorwaarden en in een crisissituatie is er een dubbel vangnet: de terbeschikkinggestelde kan worden opgevangen in de Rooyse Wissel en daarnaast bij de instelling Mondriaan. Het lijkt er op dat de terbeschikkinggestelde er in slaagt om de lijn van minderend drugsgebruik vast te houden. Betrokkene geeft inzicht in zijn financiën. De reclasseringswerker heeft ten slotte verklaard niet te kunnen bevestigen dat het sociale netwerk van de terbeschikkinggestelde zich in positieve zin ontwikkelt. De terbeschikkinggestelde geeft daarover wel openheid van zaken.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op 5 oktober 2010 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 21 september 2010. Op 19 oktober 2010 is ter griffie van de rechtbank Maastricht de schriftuur hoger beroep ingekomen. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. De schriftuur hoger beroep is, hoewel geënt op de beslissing van de rechtbank Maastricht van 21 mei 2010, tijdig ingediend.
Het hof is van oordeel dat in de enkele mededeling van de officier van justitie zoals opgetekend in het proces-verbaal van de zitting van 7 september 2010 en weergegeven in de beslissing van de rechtbank van 21 september 2010, te weten: “ De officier van justitie heeft…naar voren gebracht dat zij zich niet zal verzetten tegen een verlenging van de termijn van de terbeschikkingsteling inclusief verlenging van de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met één jaar” niet zonder meer kan worden gelezen dat de officier van justitie zonder enig voorbehoud afstand heeft gedaan van het recht beroep in te stellen, reeds hierom nu een dergelijk beroep zich (mede) kan richten tegen de handhaving dan wel niet wijziging van de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging. Dat de officier van justitie zich op voorhand ook op dat onderdeel van de beslissing van de rechtbank zou hebben neergelegd, blijkt noch uit het proces-verbaal van de zitting noch uit de beslissing van de rechtbank. Derhalve is in zoverre naar het oordeel van het hof geen sprake van een dergelijke mededeling waarop de terbeschikkinggestelde gerechtvaardigd mocht vertrouwen. Het verweer wordt daarom verworpen. Het hof zal het openbaar ministerie ontvankelijk verklaren in het beroep.
Wel merkt het hof op dat het wenselijk ware geweest indien de op 19 oktober 2010 ingediende schriftuur toegespitst zou zijn geweest op de beslissing van de rechtbank Maastricht van 21 september 2010 en niet (slechts) op de voorafgaande beslissing van de rechtbank van 21 mei 2010. Zulks levert echter, noch zelfstandig, noch in samenhang met de overige uitlatingen, gedaan van de zijde van het openbaar ministerie, redenen op om het openbaar ministerie in het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De vordering verlenging van de TBS-maatregel en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en de vordering aanvulling van de voorwaarden
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van één jaar. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van de volgende grond.
Het hof heeft ter zitting van 10 januari 2011 de reclasseringswerker J.L.J. Volders gehoord over het toezicht op de naleving van de voorwaarden door de terbeschikkinggestelde. Het hof is ervan overtuigd geraakt dat het toezicht naar behoren verloopt en dat daarbij tevens aan de orde is het sociale netwerk van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde geeft daarover voldoende openheid van zaken. Het hof is van oordeel dat het aanvullen van de voorwaarden met de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde openheid geeft over zijn sociaal netwerk, daaraan niets toevoegt.
Beslissing
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in het hoger beroep.
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 21 september 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [betrokkene].
Aldus gedaan door
mr J.M.J. Denie als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr. T.M.L. Wolters als raadsheren,
en drs. E. Harmsen en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr R. Salet als griffier,
en op 24 januari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.