ECLI:NL:GHARN:2011:BP3640

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001067-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1975 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, is niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. W.J. Ausma. De politierechter had de verdachte veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was en dat de bewijzen die daaruit voortvloeiden niet gebruikt mochten worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de aanhouding rechtmatig was, gebaseerd op een melding van de politie over een gestolen voertuig en het feit dat de verbalisanten de verdachte zagen rijden. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, die een gevangenisstraf van twee weken en een rijontzegging van zes maanden had geëist.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dat vatbaar was voor hoger beroep en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een rijontzegging van zes maanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed, met een alcoholgehalte van 450 microgram per liter uitgeademde lucht, en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte is niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in een andere zaak. De uitspraak is gedaan op 8 februari 2011.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001067-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-605116-08 en 07-605118-08
Arrest van 8 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 april 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-605116-08 en 07-605118-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, voor zover vatbaar voor hoger beroep, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 in zaak A zal veroordelen tot twee weken gevangenisstraf en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak B ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - na de wijziging die door de eerste rechter is toegelaten ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 in de gemeente [gemeente 1] en/of [gemeente 2] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 450 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 in de gemeente [gemeente 1] en/of [gemeente 2] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, A1, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Gevoerde verweer met betrekking tot rechtmatigheid aanhouding
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest en dat de vruchten van deze aanhouding niet als bewijs mogen worden gebruikt, zodat vrijspraak zou moeten volgen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het dossier, naast het proces-verbaal van aanhouding, geen enkel aanknopingspunt bevat waaruit kan volgen dat de verdachte daadwerkelijk is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij diefstal van de auto waarin hij is aangetroffen. De raadsman betwist dan ook de gegrondheid van die in het proces-verbaal van aanhouding opgevoerde reden. Het dubieuze karakter van die verdenking vindt tevens bevestiging in de ter terechtzitting van 11 januari 2010 door de officier van justitie gedane mededeling dat de verdachte is aangehouden "om zijn rijgedrag", aldus de raadsman.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er sprake was van een rechtmatige aanhouding van verdachte. Het hof ziet geen aanleiding om te vermoeden dat de vermelde reden van aanhouding in het proces-verbaal van aanhouding d.d.
30 januari 2008 niet juist zou zijn. De melding van de centrale meldkamer van de politie Gooi en Vechtstreek met de mededeling dat een rode personenauto van het merkt Fiat, type Cinquecento, met kenteken [kenteken], zojuist was weggenomen en de omstandigheid dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat voertuig zagen rijden, waren voldoende voor een redelijke vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte. Derhalve waren de verbalisanten bevoegd de verdachte aan te houden, zodat het argument van de raadsman zal worden gepasseerd.
De in het proces-verbaal van de terechtzitting opgenomen mededeling van de officier van justitie doet aan het hiervoor overwogene niet af. Die mededeling is te weinig specifiek en onderbouwd om twijfel te kunnen oproepen ten aanzien van de in het proces-verbaal van aanhouding opgegeven reden voor de aanhouding. Daar komt bij dat de eerste pagina van het proces-verbaal rijden onder invleod, op 20 januiar 2008 opgemaakt door [verbalisant 1], na de (standaard)zin betreffende het 'rijgedrag' van de verdachte wordt gevolgd door de opmerking dat de verbalisanten een gestolen voertuig achtervolgden naar aanleiding van een melding van de meldkamer. Deze opmerking kan zowel een verklaring bieden voor de mededeling van de officier van justitie omtrent 'rijgedrag', als een bevestiging vormen voor de meergenoemde reden voor aanhouding uit het proces-verbaal van aanhouding.
Subsidiair heeft de raadsman van verdachte verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde alsnog stukken met betrekking tot de vermeende diefstal toe te voegen of de verbalisanten over dit punt nader te horen.
Aangezien het hof geen aanleiding ziet om te vermoeden dat de in het proces-verbaal van aanhouding genoemde reden van aanhouding niet juist zou zijn, ziet het hof geen noodzaak om de behandeling van de zaak aan te houden. Het verzoek van de raadsman zal dientengevolge worden gepasseerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 04 oktober 2007 in de gemeente [gemeente 2] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 450 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 04 oktober 2007 in de gemeente [gemeente 2] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, A1, als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
2. overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed en het rijden in een personenauto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 november 2010 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Een deel van die veroordelingen betreft soortgelijke overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
Gelet op het bovenstaande en gelet op de landelijke oriëntatiepunten, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf en een rijontzegging van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak B tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover voor hoger beroep vatbaar, en
- in zoverre - opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van
twee weken;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. M. Zandbergen en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper als griffier, zijnde mr. M. Zandbergen buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.