ECLI:NL:GHARN:2011:BP3021

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001858-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen personen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De feiten van de zaak dateren van 29 april 2006, toen de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [benadeelde]. De verdachte heeft deze persoon meermalen geslagen en geschopt, wat leidde tot ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar dat het openlijk geweld wel bewezen kon worden.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft ook in overweging genomen dat het bewezen verklaarde feit al enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden. De opgelegde straf is bedoeld als een waarschuwing om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. De benadeelde partij heeft zich in het hoger beroep niet opnieuw gevoegd, waardoor het hof niet op de vordering tot schadevergoeding heeft beslist.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001858-06
Parketnummer eerste aanleg: 07-607206-06
Arrest van 3 februari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 juli 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
blijkens opgave ter terechtzitting verblijvende te [verblijfplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.N. Holtrop, advocaat te Ens.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 143 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 april 2006 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [benadeelde] een of meermalen in de nek en/of tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor die [benadeelde] ten val kwam en/of
- die [benadeelde] (terwijl hij op de grond lag) met (grote) kracht met geschoeide voet, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt, en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 april 2006 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [benadeelde] een of meermalen in de nek en/of tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor die [benadeelde] ten val kwam en/of
- die [benadeelde] een of meermalen (terwijl hij op de grond lag) met (grote) kracht met geschoeide voet, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt, en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 april 2006 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het een of meermalen slaan en/of stompen in de nek en/of tegen het hoofd van die [benadeelde], waardoor die [benadeelde] ten val kwam en/of
- het een of meermalen met (grote) kracht met geschoeide voet schoppen/trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde] en/of slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde] (terwijl hij op de grond lag).
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde (eveneens) ontbreekt. Met name ontbreken voldoende aanknopingspunten - waarbij te denken valt aan een medische verklaring - om te kunnen vaststellen dat het slachtoffer zodanig is geschopt en/of geslagen dat daardoor een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan. Verdachte moet derhalve ook van het in zaak B subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 april 2006 in de gemeente [gemeente] met anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het meermalen slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [benadeelde], en
- het meermalen met geschoeide voet schoppen/trappen van die [benadeelde] (terwijl hij op de grond lag).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 april 2006 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen aangever [benadeelde]. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten [benadeelde] meermalen geslagen en geschopt. Dit is op een dusdanige manier gebeurd dat [benadeelde] uiteindelijk buiten bewustzijn is geraakt. Door voornoemd handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de omstanders die hier ongewild getuige van zijn geweest.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 19 november 2010, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit niet eerder ter zake van strafbare feiten was veroordeeld, doch nadien wel een aantal keren is veroordeeld, onder meer ter zake van een geweldsdelict.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat het bewezen verklaarde feit dateert van reeds enkele jaren geleden. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend en geboden, waarvan het hof de helft in voorwaardelijke vorm zal opleggen, met een proeftijd van 2 jaar, en met aftrek van voorarrest. Deze straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en zal het hof niet op die vordering beslissen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van tien weken;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van vijf weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. G.M. Meijer-Campfens buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.