ECLI:NL:GHARN:2011:BP2927
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel en betalingsverplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, dat op 29 december 2009 was gewezen. De zaak betreft de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder gekwalificeerde diefstallen. De kinderrechter had eerder het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 3.248,17 en de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De veroordeelde heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 9 september 2010 en 18 januari 2011 heeft het hof de ontvankelijkheid van het hoger beroep bevestigd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw zou vaststellen op € 3.248,17 en de veroordeelde dezelfde betalingsverplichting zou opleggen. Het hof heeft echter vastgesteld dat het voordeel door drie personen was verkregen en heeft het bedrag dienovereenkomstig aangepast.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.047,72. De veroordeelde is verplicht gesteld dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en is ondertekend door de griffier.