Parketnummer: 24-001236-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-301984-08
Arrest van 27 januari 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
blijkens de ID-staat SKDB van 13 januari 2011 zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, doch volgens zijn eigen opgave ter terechtzitting van het hof d.d. 13 januari 2011 verblijvende te:
[verblijfplaats],
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2008 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 385 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juni 2008 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 385 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 14 juni 2008 een auto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 8 november 2010 waaruit ten nadele van verdachte blijkt dat hij eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van het onderhavige strafbare feit impliceren, ook indien sprake is van recidive, de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof door hem naar voren zijn gebracht. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij grote financiële schulden heeft en dat thans een procedure loopt teneinde toegelaten te worden tot de schuldsanering. De verdachte heeft het hof uitdrukkelijk verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met zijn financiële draagkracht en in plaats van een geldboete een taakstraf op te leggen.
Het hof is, mede op grond van de door de verdachte ter terechtzitting van het hof getoonde bescheiden, overtuigd geraakt van de precaire financiële situatie van verdachte. Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat het hof op de dag van deze uitspraak eveneens uitspraak doet in een andere strafzaak waarbij verdachte ten aanzien van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf, ziet het hof aanleiding om in plaats van een geldboete te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur. Met het opleggen van een voorwaardelijke straf beoogt het hof de verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.