In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 oktober 2010, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] door de heffingsambtenaar van de gemeente Dalfsen was vastgesteld op € 133.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verminderd tot € 40.000. Belanghebbende is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Arnhem.
Tijdens de zitting op 9 maart 2011 heeft belanghebbende, bijgestaan door [A], zijn standpunt toegelicht. De Ambtenaar, vertegenwoordigd door [B], heeft verweer gevoerd. Het geschil draait om de vraag of de percelen van belanghebbende als bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond kunnen worden aangemerkt, waardoor de waarde bij de bepaling van de onroerende zaak buiten aanmerking zou blijven. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende een bosbedrijf exploiteert en dat de onderhavige percelen op dezelfde wijze worden geëxploiteerd als andere percelen van belanghebbende.
Het Hof oordeelt dat de verklaring van [A] overtuigend is en dat de waarde van de onroerende zaak op nihil moet worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de waarde wordt verminderd tot nihil. Tevens wordt de gemeente Dalfsen gelast het griffierecht van € 111 aan belanghebbende te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 maart 2011.