1.7. Belanghebbende heeft bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.8. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak, plaatselijk bekend a-straat 1 te Q (hierna: de onroerende zaak). Het betreft een vrijstaande woning met een garage. Het bouw-jaar is 1998. De oppervlakte van het perceel is ongeveer 940 m² en de inhoud van de onroe-rende zaak is ongeveer 591 m³.
3. Geschil
3.1. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2005.
3.2. Belanghebbende verdedigt een waarde van € 420.000.
3.3. De Ambtenaar verdedigt een waarde van € 568.000.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaar-de eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2. Volgens artikel 4, lid 1, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebe-paling Wet WOZ (hierna: de Uitvoeringsregeling) wordt de waarde, bedoeld in de hiervóór in overweging 4.1 genoemde wetsbepaling, voor woningen bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
4.3. Benadrukt dient evenwel te worden dat de in de Uitvoeringsregeling neergelegde regels voor de onderbouwing en uitvoering van de waardebepaling weliswaar hulpmiddelen bevatten om te bereiken dat het wettelijke waardebegrip van artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ wordt gehanteerd, maar dat de toetssteen uiteindelijk de waarde blijft zoals in dat artikellid omschreven, en dat de waarde ook op andere manieren kan worden bepaald (Hoge Raad 29 november 2000, nr. 35797, LJN: AA8610, BNB 2001/52 en Hoge Raad 11 juni 2004, nr. 39.467, LJN: AP1375, BNB 2004/251).
4.4. Op de Ambtenaar rust – bij betwisting – de last aannemelijk te maken dat de waarde per 1 januari 2005 niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per genoemde datum.
4.5. Ter onderbouwing van de bij beschikking vastgestelde waarde verwijst de Ambtenaar naar het door taxateur B op 5 maart 2009 opgemaakte taxatierapport waarin de onroerende zaak is getaxeerd op € 568.000. Bij deze taxatie zijn de woningen aan de b-straat 1 (kavelop-pervlakte 886 m²; inhoud 648 m³; verkoopprijs € 735.000; verkoopdatum 28 februari 2005), c-straat 1 (kaveloppervlakte 883 m²; inhoud 530 m³; verkoopprijs € 557.000; verkoopdatum 2 september 2004), d-straat 1 (kaveloppervlakte 715 m²; inhoud 543 m³; verkoopprijs € 495.000; verkoopdatum 2 juli 2004) en e-straat 1 (kaveloppervlakte 742 m²; inhoud 555 m³; verkoopprijs € 503.000; verkoopdatum 4 oktober 2004) als referentieobject gebruikt.
4.6. Met het in 4.5 vermelde taxatierapport heeft de Ambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Naar het oordeel van het Hof zijn de in het taxatierapport genoemde referentieobjecten wat betreft type woning, bouwjaar, ligging, inhoud en oppervlakte in voldoende mate vergelijkbaar met de onroerende zaak.
4.7. Belanghebbende stelt dat de WOZ-waarde is vastgesteld in strijd met de Wet WOZ en de bijbehorende Uitvoeringsregeling. Het Hof begrijpt deze stelling aldus dat de Ambtenaar de WOZ-waarde niet conform de zogenoemde vergelijkingsmethode mag vaststellen. Deze door belanghebbende voorgestane uitleg van de Wet WOZ strookt niet met de onder 4.1 tot en met 4.3 aangehaalde passages uit de wet- en regelgeving, wetsgeschiedenis en jurispru-dentie. De Wet WOZ schrijft geen methode van waardering voor, maar definieert een waardebegrip.
4.8. Belanghebbende verzoekt om openbaarmaking van een register waarin alle in het verleden vastgestelde WOZ-waarden en gegevens van woningen in de gemeente Almere zijn opgenomen. Voor zover dit verzoek stoelt op artikel 40 van de Wet WOZ, geldt het volgen-de. Deze bepaling strekt er toe dat de belastingplichtige bepaalde waardegegevens kan verkrijgen, waarover hij wenst te beschikken om te kunnen controleren of sprake is van een juiste waardevaststelling van zijn onroerende zaak. Gelet op de strekking en bewoordingen van dit artikel dient het verzoek om verstrekking van waardegegevens betrekking te hebben op bepaalde, door de belanghebbende aangewezen onroerende zaken, zoals is beslist in het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2006, nr. 41.185, LJN: AW2326, Belastingblad 2006/572. Van zo’n verzoek is in het onderhavige geval geen sprake, omdat belanghebbende het niet heeft gespecificeerd.
4.9. Ook al hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.