ECLI:NL:GHARN:2010:BP1122

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.056.163/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over leaseafkoopsom bij vrijwillig ontslag van werknemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, dat op 29 oktober 2009 is uitgesproken. De zaak betreft de vraag of een werknemer, [appellante], bij vrijwillig ontslag verplicht is om de leaseafkoopsom te betalen aan haar werkgever, Polteq Test Engineering B.V. De arbeidsovereenkomst van [appellante] met Polteq is opgezegd per 1 maart 2009, waarna Polteq een bedrag van € 1.513,97 netto heeft ingehouden op haar salaris. Polteq vorderde in eerste aanleg betaling van de resterende leasetermijnen, terwijl [appellante] in reconventie betaling van achterstallig loon vorderde.

Het hof heeft in hoger beroep de grieven van [appellante] beoordeeld. De grieven betroffen onder andere de erkenning van een vergoedingsplicht in de gebruiksovereenkomst en de toewijsbaarheid van de vordering in conventie. Het hof oordeelde dat de gebruiksovereenkomst geen regeling bevatte voor het geval de leaseovereenkomst voortijdig wordt beëindigd door de werknemer. Het hof concludeerde dat Polteq niet voldoende had aangetoond dat [appellante] op de hoogte was van de verplichting om de resterende leasetermijnen te betalen bij voortijdig vertrek.

Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door Polteq, waarbij het hof de bewijslast bij Polteq legt. Het hof oordeelt dat de uitleg van de gebruiksovereenkomst niet enkel taalkundig kan worden benaderd, maar dat ook de redelijke verwachtingen van partijen in acht moeten worden genomen. De zaak is verwezen naar de rol voor het vaststellen van een datum voor getuigenverhoor. De uitspraak van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Arrest d.d. 28 december 2011
Zaaknummer 200.056.163/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. W.M. Veldjesgraaf, kantoorhoudende te Leeuwarden, die ook
heeft gepleit,
tegen
Polteq Test Engineering B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Polteq,
advocaat: mr. P. Boomsma, kantoorhoudende te Amersfoort, die ook heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 29 oktober 2009 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 15 januari 2010, hersteld op 25 januari 2010, is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Polteq tegen de nader aangezegde zitting van 9 februari 2010.
De conclusie van de memorie van grieven, tevens inhoudende wijziging van eis, luidt:
"(...) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector Kanton, locatie
Deventer, gewezen op 29 oktober 2009; en
2. Polteq te veroordelen tot betaling aan [appellante] van:
a. een bedrag van € 9.390,16;
b. een bedrag van € 1.513,97 netto;
c. de wettelijke verhoging over € 1.513,97, zijnde € 756,99 netto;
d. de wettelijke rente over het bedrag van € 9.390.16 vanaf 18 november 2009 en over
het bedrag van € 1.513,97 en de wettelijke verhoging vanaf 1 maart 2009;
e. de buitengerechtelijke incassokosten welke worden begroot op € 700,-- exclusief
BTW;
f. de nakosten ten belope van € 300,- inclusief de kosten van betekening;
zulks met veroordeling van Polteq tot betaling van de proceskosten in beide instanties."
Polteq heeft bij memorie van antwoord (met één productie) verweer gevoerd, met als conclusie:
"(...) rechtdoende in hoger beroep:
1. Te bekrachtigen het vonnis waarvan beroep;
2. [appellante] te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep.
Een en ander uitvoerbaar bij voorraad."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Tot slot hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende weersproken, dan wel op grond van de overgelegde niet bestreden producties staat in dit geding het volgende vast:
-[appellante] is op l april 2007 krachtens arbeidsovereenkomst bij Polteq in dienst getreden in de functie van test analist, tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 2.660,-- exclusief vakantietoeslag, vermeerderd met een onkostenvergoeding van € 40,-- netto per maand.
-Artikel 8 van de arbeidsovereenkomst luidt: "Gelet op de functie van Medewerker biedt Werkgever Medewerker de mogelijkheid een lease-auto te leasen via Werkgever (...) Indien Medewerker van de mogelijkheid een lease-auto te leasen via Werkgever gebruik maakt, worden de toepasselijke voorwaarden separaat tussen Medewerker en Werkgever schriftelijk overeengekomen."
-Ingaande 21 juni 2007 is tussen partijen een "gebruiksovereenkomst voor een lease-auto" (hierna: de gebruiksovereenkomst) gesloten.
Artikel 2 van deze overeenkomst luidt: "Deze overeenkomst gaat in per 21 juni 2007..."
Artikel 7.1 luidt: "Medewerker verplicht zich de Lease-auto te berijden en de daaraan verbonden kosten aan Werkgever te vergoeden tot het bereiken van het overeengekomen kilometrage of, indien dit eerder wordt bereikt, totdat de termijn als opgenomen in artikel 2 is verstreken..."
-In de aan [appellante] per email toegezonden offerte van de autoleverancier staat vermeld dat het kilometrage van de leaseovereenkomst 180.000 bedraagt en de looptijd 48 maanden. [appellante] heeft de ontvangst van de offerte bevestigd aan Polteq per email van 1 juni 2007.
-[appellante] heeft de arbeidsovereenkomst met Polteq opgezegd tegen 1 maart 2009.
-Polteq heeft bij de eindafrekening van [appellante] een bedrag van € 1.513,97 netto ingehouden op haar salaris.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. Stellende dat [appellante] op grond van de gebruiksovereenkomst de ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de daardoor voortijdig beëindigde leaseovereenkomst nog resterende leasetermijnen verschuldigd is, heeft Polteq gevorderd [appellante] ter zake te veroordelen tot betaling van € 8.770,98 (incl. BTW), vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met € 1.760,91 ter zake van buitengerechtelijke kosten.
2.1 [appellante] heeft de vordering weersproken en in reconventie gevorderd Polteq te veroordelen tot betaling van € 1.513,97 ter zake achterstallig loon, vermeerderd met € 227,09 ter zake van buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente over beide bedragen.
2.2 Polteq heeft haar vordering bij conclusie van repliek vermeerderd met € 400,-- ter zake van vervangende schadevergoeding als gevolg van het bij inleveren door [appellante] van de leaseauto ontbreken van een DVD-systeem.
2.3 De kantonrechter heeft bij vonnis van 29 oktober 2009 de vordering van Polteq, na verrekening van de reconventionele vordering van [appellante], toegewezen tot een bedrag van € 8.357,01, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.257,01 vanaf 1 maart 2009, met dien verstande dat [appellante] slechts € 7.957,01 met voormelde rente verschuldigd is indien zij binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis het DVD-systeem ten kantore van Polteq heeft afgegeven.
De vordering in reconventie van [appellante] is afgewezen. [appellante] is voorts veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
Het geding in hoger beroep
3. [appellante] heeft in de memorie van grieven aangegeven haar eis te vermeerderen door terugbetaling te vorderen van hetgeen zij uit hoofde van het bestreden vonnis aan Polteq heeft voldaan. Een vordering tot terugbetaling als hier aan de orde is niet anders dan een sequeel van hetgeen [appellante] in hoger beroep beoogt, namelijk vernietiging van het bestreden vonnis. Een dergelijke vordering is dan ook niet te beschouwen als een vermeerdering van eis als bedoeld in art. 130 Rv. Het hof komt op de vordering tot terugbetaling - zo nodig - later nog terug.
4. Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] heeft erkend dat in de gebruiksovereenkomst een bepaling is opgenomen omtrent een vergoedingsplicht bij voortijdige beëindiging van de leaseovereenkomst. Grief II luidt dat de kantonrechter ten onrechte concludeert dat de vordering in conventie toewijsbaar is. In grief III wordt gesteld dat de kantonrechter ten onrechte ambtshalve tot verrekening is overgegaan. Grief IV klaagt over de toewijzing van buitengerechtelijke kosten. Grief V richt zich tegen de overweging van de kantonrechter dat het oordeel in conventie onvermijdelijk meebrengt dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. Grief VI is gericht tegen de veroordeling van [appellante] in de proceskosten zowel in conventie als in reconventie.
De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling.
5. De vordering tot betaling door [appellante] van de resterende leasetermijnen vindt haar grondslag in de stelling van Polteq dat de verplichting tot betaling voortvloeit uit art. 7.1 van de gebruiksovereenkomst, omdat daaruit zou volgen dat de werknemer aan de werkgever de kosten dient te vergoeden die voortvloeien uit het voortijdig inleveren van de leaseauto.
[appellante] bestrijdt deze door Polteq aan de gebruiksovereenkomst ontleende uitleg.
6. Het hof stelt voorop dat de vraag hoe de verhouding van partijen in artikel 7 van de gebruiksovereenkomst is geregeld, niet slechts kan worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van die bepaling. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het "Haviltex-criterium"; Hoge Raad 13 maart 1981, NJ 1981, 635).
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de lease-overeenkomst is aangegaan voor een termijn van 48 maanden en tegen een kilometrage van 180.000. Weliswaar bepaalt artikel 7.1 van de gebruiksovereenkomst dat de medewerker zich verplicht "(...) de kosten aan Werkgever te vergoeden tot het bereiken van het overeen-gekomen kilometrage (...)", doch de gebruiksovereenkomst bevat geen regeling voor het geval de leaseovereenkomst voortijdig wordt beëindigd als gevolg van beëindiging van het dienstverband, al dan niet op initiatief van de werknemer.
7.1 Polteq heeft evenwel aangevoerd dat haar directeur Smith - zoals te doen gebruikelijk als medewerkers overwegen een leaseauto te nemen - voorafgaande aan de ondertekening van de gebruiksovereenkomst de werkingsfeer van die overeenkomst mondeling aan [appellante] heeft toegelicht en dat daarbij is aangegeven dat bij uitdiensttreding, op initiatief van de medewerker, vóór afloop van het leasecontract, de volledige kosten die de leasemaatschappij aan Polteq in rekening brengt in verband met het voortijdig inleveren van de leaseauto, voor rekening van de medewerker komen. Volgens Polteq wist [appellante] derhalve dat zij bij voortijdige inlevering van de leaseauto de resterende leasetermijnen aan Polteq verschuldigd zou zijn.
7.1 [appellante] erkent weliswaar dat de directeur van Polteq haar, voordat de gebruiks-overeenkomst is gesloten, een korte toelichting heeft gegeven over het aantal kilometers en de looptijd van de leaseovereenkomst, maar stelt dat daarbij niet is gezegd dat er verdere restricties gelden. [appellante] betwist uitdrukkelijk dat haar toen is gezegd dat zij bij voortijdig vertrek de resterende leasetermijnen zou moeten betalen.
8. Anders dan Polteq, kent het hof geen betekenis toe aan het feit dat [appellante] in het najaar van 2008 van de wagenparkbeheerder van Polteq antwoord heeft gekregen op haar vraag welke de kosten zouden zijn indien de leaseauto voortijdig zou worden ingeleverd. Al aangenomen dat [appellante] derhalve reeds toen bekend was met de hoogte van de kosten, brengt dat niet zonder meer met zich dat daaruit blijkt dat eventuele terugbetaling van die kosten voortvloeit uit de gebruiks-overeenkomst.
9. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellante] rust op Polteq de bewijslast van haar stelling dat [appellante] ten tijde van het sluiten van de gebruiksovereen-komst wist dat zij bij het einde van de arbeidsovereenkomst de kosten van de nog resterende leasetermijnen aan Polteq verschuldigd zou zijn.
Overeenkomstig haar aanbod zal Polteq worden toegelaten tot bewijs, zoals hieronder geformuleerd.
10. Indien Polteq mocht slagen in het bewijs, komt het hof ook toe aan het verweer van [appellante] dat de gewraakte bepaling in de gebruiksovereenkomst strijdig is met haar recht op vrije arbeidskeuze.
10.1 Het hof oordeelt reeds nu voor alsdan als volgt. Het enkele feit dat een werkgever met zijn werknemer afspreekt dat die werknemer bij beëindiging van het dienstverband een door de leasemaatschappij in rekening te brengen bedrag voor voortijdige beëindiging van het leasecontract dient te vergoeden aan de werk-gever, is naar het oordeel van het hof niet voldoende om te kunnen aannemen dat deze werknemer daardoor belemmerd wordt in zijn recht op vrije arbeidskeuze. De werknemer is immers vrij om gebruik te maken van een leaseauto en als hij met de werkgever een constructie overeenkomt betreffende de gevolgen bij het voortijdig beëindigen van de leaseovereenkomst, is dat zijn eigen keuze. Hij zal daarvoor in het voorkomend geval dan hebben in te staan. Van een belemmering van het recht op vrije arbeidskeuze is daarbij geen sprake.
7. In afwachting van bewijslevering zal iedere verdere uitspraak worden aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
laat Polteq toe feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat voorafgaande aan het ondertekenen van de gebruiksovereenkomst [appellante] op niet mis te verstane wijze is meegedeeld dat zij bij beëindiging op eigen verzoek van de arbeidsovereenkomst de dan nog resterende leasetermijnen tot einde van de looptijd van het leasecontract aan Polteq verschuldigd zou zijn;
bepaalt - voor zover Polteq het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen - dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. J.H. Kuiper, hiertoe tot raadsheer-commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 25 januari 2011 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de advocaat van Polteq uiterlijk twee weken voor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [appellante] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de proces-stukken over te leggen.
Aldus gewezen door mrs. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, J.H. Kuiper en W.J. Overtoom, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 28 december 2010 in bijzijn van de griffier.