ECLI:NL:GHARN:2010:BP0615

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.062.504
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming mentor in het kader van mentorschap en de geschiktheid van de moeder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 23 november 2010, staat de benoeming van een mentor centraal. De rechthebbende, een vrouw met medische beperkingen, had in eerste aanleg de kantonrechter verzocht om haar moeder als mentor te benoemen. De kantonrechter had echter op 6 januari 2010 besloten om [naam mentor] tot mentor te benoemen, wat leidde tot hoger beroep door de rechthebbende. Tijdens de zitting op 18 oktober 2010 werd duidelijk dat de rechthebbende wisselend bij haar ouders en bij de zorginstelling Triade had gewoond, waarbij er meldingen waren van mishandeling in de thuissituatie. Het hof oordeelde dat de voorkeur van de rechthebbende voor haar moeder als mentor niet kon worden gevolgd, gezien de ongeschiktheid van de moeder en de complexe relatie tussen de rechthebbende en haar ouders. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om de rol van mentor adequaat te vervullen, mede door haar bemoeienis met de medische zorg van de rechthebbende en de onheuse bejegening in de thuissituatie. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, waarmee de benoeming van [naam mentor] als mentor werd gehandhaafd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 23 november 2010
Zaaknummer 200.062.504
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam rechthebbende],
wonende te [woonplaats] thans verblijvende te [plaats],
appellante,
hierna ook wel genoemd: de rechthebbende,
advocaat mr. H. Gase, kantoorhoudende te Almere,
tegen
[naam mentor],
werzkaam voor Mentoria Bureau voor professioneel Mentorschap,
gevestigd te Barneveld,
geïntimeerde,
hierna ook wel genoemd: de mentor;
Belanghebbende:
[naam moeder];
wonende te [woonplaats],
hierna ook wel genoemd: de moeder.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 6 januari 2010, uitvoerbaar bij voorraad, heeft de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, een mentorschap ingesteld ten behoeve van de [rechthebbende] met benoeming van [naam mentor] tot mentor.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 6 april 2010, heeft de rechthebbende verzocht de beschikking van 6 januari 2010 te vernietigen voor zover daarbij [naam mentor] tot mentor is benoemd en opnieuw beslissende de moeder tot mentor te benoemen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 31 mei 2010, heeft de mentor het verzoek bestreden en geconcludeerd tot afwijzing ervan.
Ter zitting van 18 oktober 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat;
- de mentor;
- de woonbegeleidster van [rechthebbende], [naam]; en
- de moeder.
De beoordeling
1. Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten
2. De rechthebbende, geboren op 11 november 1979, is een vrouw met medische beperkingen waaronder een verstandelijke. Rechthebbende heeft meerdere keren bij de zorginstelling Triade in Lelystad gewoond.
3. Op 30 september 2009 heeft de rechthebbende tezamen met Triade een verzoek ingediend bij de rechtbank tot, voor zover van belang, het instellen van een mentorschap als bedoeld in artikel 1:450 lid 1 BW, met benoeming van [naam mentor] tot mentor. Aan het verzoek is onder meer ten grondslag gelegd dat de rechthebbende, die op dat moment bij Triade woonde, al geruime tijde bezig was met de vraag of ze al dan niet bij haar ouders wil blijven wonen. De rechthebbende heeft wisselend bij haar ouders en dan weer bij Triade gewoond. Niet zelden kwam rechthebbende met blauwe plekken op de dagbesteding van Triade. Er zijn diverse meldingen geweest dat zij in de thuissituatie bij de ouders is geschopt en uitgescholden.
4. Bij de bestreden beschikking is omtrent het verzoek besloten als hiervoor weergegeven onder het kopje "Het geding in eerste aanleg".
5. Hoewel de rechthebbende de voorkeur voor de benoeming van haar moeder als mentor heeft uitgesproken, ziet het hof in het onderhavige geval gegronde redenen om die voorkeur niet te volgen. Die gegronde redenen zijn naar het oordeel van het hof met name gelegen in de ongeschiktheid van de moeder als mentor en de complexe relatie tussen de rechthebbende en haar ouders.
6. Het hof ziet in dit verband geen aanleiding te twijfelen aan de onheuse bejegening van de rechthebbende in de thuissituatie bij de ouders, mede omdat de moeder ter zitting van het hof - na dit eerst ontkend te hebben - heeft toegegeven dat [rechthebbende] wel eens een tik (terug) kreeg van een lid van het gezin. Sinds eind juli 2010 heeft de rechthebbende weer bij Triade haar intrek genomen, alwaar zij rustiger is, meer uitgerust en beter verzorgd.
7. Voorts is het hof gebleken dat de moeder niet altijd in het belang van de rechthebbende handelt. Zo heeft zij zich op ontoelaatbare wijze bemoeid met de medische verzorging en medicatie van de rechthebbende. De mentor heeft in dit verband aangegeven dat zij in haar taak als mentor is gehinderd doordat de ouders van de rechthebbende, zonder enig overleg, de arts en een specialist van de rechthebbende hebben bezocht en zelfs zonder overleg met een arts de medicatie van [rechthebbende] naar eigen inzicht hebben aangepast, met alle medische risico's voor de rechthebbende van dien. Verder heeft de moeder de mentor geen toegang tot haar woning gegeven en is zij moeilijk of niet telefonisch te bereiken. Het hof ziet geen aanleiding aan deze door de (professionele) mentor geschetste gang van zaken te twijfelen, mede omdat de arts en de groepsleiding van Triade dit hebben bevestigd. Daarnaast zet het hof met de mentor en de woonbegeleidster vraagtekens bij de bemoeienis van de moeder met de geldzaken van [rechthebbende].
8. Een en ander in onderlinge samenhang bezien leidt tot de conclusie dat de moeder niet in staat kan worden geacht om de taak van mentor op adequate wijze uit te voeren, zodat het hof de voorkeur van de rechthebbende in dit geval niet volgt. Het hof kan zich voorts niet aan de indruk onttrekken dat de voorkeur van de rechthebbende voornamelijk is ingegeven door haar loyaliteit aan de moeder.
De slotsom
9. Het voorgaande betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 6 januari 2010 waarvan beroep.
Aldus gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, R. Feunekes en H.J. de Ruijter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof op 23 november 2010 in bijzijn van de griffier.