ECLI:NL:GHARN:2010:BP0610

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.003.974
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie en kinderalimentatie na echtscheiding met vervalsing van handtekening

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 30 november 2010, gaat het om een hoger beroep inzake partner- en kinderalimentatie na een echtscheiding. De vrouw, appellante in het principaal appel, heeft de man, geïntimeerde in het principaal appel, beschuldigd van grievend gedrag, waaronder het vervalsen van haar handtekening. De man heeft in zijn verweer gesteld dat dit gedrag zodanig grievend is dat hij niet meer kan worden verplicht om partneralimentatie te betalen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het gedrag van de vrouw niet zodanig grievend is dat dit leidt tot nihilstelling of matiging van de onderhoudsverplichting. De vrouw heeft een inkomen van € 624,- netto per maand, wat onder de bijstandsnorm ligt, en het hof heeft geoordeeld dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De man heeft een bruto maandinkomen van € 2.498,46 en het hof heeft de draagkracht van de man berekend voor zowel kinderalimentatie als partneralimentatie. De man is verplicht om € 321,- per maand voor kinderalimentatie te betalen over de periode van 3 oktober 2007 tot 1 juni 2009, € 360,- van 1 juni 2009 tot 1 december 2009, en € 269,- vanaf 1 december 2009. Voor partneralimentatie is geen draagkracht vastgesteld, waardoor het verzoek van de vrouw op dat punt is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 november 2010
Zaaknummer 107.003.974 (voorheen rekestnummer 0700230)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.H.A. Beyersbergen van Henegouwen,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. van der Linden.
De inhoud van de tussenbeschikking van 31 juli 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is op 15 oktober 2009 een brief met een bijlage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), op 6 januari 2010 en op 29 maart 2010 een brief van mr. Beyersbergen van Henegouwen en op 26 maart 2010 een brief met bijlagen van mr. Van der Linden ter griffie van het hof ingekomen.
Ter zitting van 8 april 2010 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet.
Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door mr. Beyersbergen van Henegouwen, en de man, bijgestaan door mr. Van der Linden.
De verdere beoordeling
Te laat ingediende stukken
1. Ter griffie is op 1 april 2010 een brief met bijlagen van mr. Beyersbergen van Henegouwen, op 6 april 2010 een faxbericht met bijlagen van mr. Van der Linden en op 7 april 2010 een faxbericht met een bijlage van de raad binnengekomen. Gelet op artikel 1.4.3. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven is dat te laat. Niet gebleken is dat deze stukken in redelijkheid niet eerder en tijdig hadden kunnen worden ingediend. Zoals ter zitting medegedeeld heeft het hof daarom van deze stukken geen kennis genomen.
Ten aanzien van de omgang
2. Per 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden. Indien ouders gezamenlijk met het gezag zijn belast, zoals in de onderhavige zaak het geval is, wordt de term "omgangs-regeling" vervangen door: "regeling betreffende de toedeling aan de ouders van zorg- en opvoedingstaken", die het hof overigens als zorgregeling zal aanduiden. Daar waar het hof hierna spreekt over omgang heeft dit betrekking op deze regeling.
3. De raad adviseert in zijn naar aanleiding van de tussenbeschikking van dit hof uitgebrachte rapport van 8 oktober 2009 de volgende zorgregeling vast te stellen tussen [kind] en zijn vader. [kind] zal - na een periode van opbouw- een weekend per veertien dagen, tijdens de zomervakantie voor een aangesloten periode van twee weken en de helft van de overige vakanties en de helft van de feestdagen bij de man verblijven. [kind] eet op vrijdag bij de vrouw waarna de man hem om 19.00 uur ophaalt en op zondag eet [kind] bij de man waarna deze hem om 19.00 uur weer bij de moeder brengt.
4. Uit de brief van 5 januari 2010 van de vrouw blijkt dat zij zich - ten aanzien van de voorgestelde zorgregeling - kan vinden in het rapport van de raad en dat de zorgregeling loopt.
Uit de brief van 25 maart 2010 van de man blijkt dat hij het (eveneens) eens is met het advies van de raad ten aanzien van de omgang en dat hij het hof verzoekt de zorgregeling, zoals opgenomen in het rapport van de raad, vast te leggen in de te wijzen beschikking.
5. Ter zitting van het hof hebben partijen overeenstemming bereikt over de invulling van de zorgregeling in de zomervakantie 2010, in die zin dat [kind] in de weken 29 en 30 bij de vrouw zal verblijven en in de weken 31 en 32 bij de man. Partijen hebben voorts afgesproken dat de zomervakantie vanaf 2011 een jaar van te voren zal worden verdeeld.
6. Gelet op het voorgaande zal het hof verdere bespreking van de standpunten van partijen ten aanzien van de omgang achterwege laten, nu zij daarbij geen belang meer hebben. Het hof zal de door de raad geadviseerde zorgregeling en de nadere invulling van de zomervakantie, zoals door partijen overeengekomen, voor zover nog van belang, vastleggen in deze beschikking.
Ingangsdatum
7. Het hof zal zich met betrekking tot de ingangsdatum van de alimentatie-verplichting aansluiten bij de rechtbank en derhalve uitgaan van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, zijnde 3 oktober 2007, nu partijen zich hierover niet (nader) hebben uitgelaten.
Ten aanzien van de partner- en kinderalimentatie
8. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- het grievende gedrag van de vrouw jegens de man;
- de draagkracht van de vrouw en wel op het volgende punt:
- het inkomen van de vrouw;
- de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
- de woonlasten;
- de omgangskosten;
- rente en aflossing van schulden;
- advocaatkosten;
- de bijstandsnorm.
Het grievende gedrag van de vrouw jegens de man
9. Het hof zal bij zijn beslissing rekening houden met het nieuwe verweer van de man, zoals aangevoerd in zijn brief van 25 maart 2010, dat van hem in redelijkheid niet meer kan worden verlangd om aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud te betalen, nu zij zich heeft gedragen op een manier die voor de man zodanig grievend is geweest dat deze elk gevoel van lotsverbonden-heid jegens haar onherroepelijk heeft beëindigd. Overeenkomstig de eisen van een goede procesorde is de vrouw genoegzaam de gelegenheid geboden om (ter zitting van het hof) inhoudelijk verweer te voeren tegen het door de man aangevoerde. De vrouw is veroordeeld voor het vervalsen van de handtekening van de man op de aanvraag van een geldlening bij Interbank en zij heeft daarnaast, zo heeft de man onweersproken gesteld, de handtekening van de man vervalst voor het verhogen van het krediet op de gezamenlijke rekening van partijen bij de Rabobank. Het hof stelt voorop dat alleen in zeer bijzondere gevallen gedrag van de onderhoudsgerechtigde tot gevolg moet hebben dat van de onderhoudsplichtige niet meer kan worden verlangd een bijdrage in het levensonderhoud te betalen. Hoewel de man de vorenomschreven gedragingen van de vrouw als zeer grievend zal hebben ervaren, zijn deze gedragingen naar het oordeel van het hof niet zodanig grievend te achten dat zij dienen te leiden tot nihilstelling of matiging van de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw. Het hof zal de stelling van de man dan ook niet volgen.
De draagkracht van de vrouw
Het inkomen van de vrouw
10. De vrouw heeft ter zitting van het hof onweersproken gesteld dat zij reeds eenentwintig jaar werkzaam is in een supermarkt waar zij 16 uren per week werkt en dat zij haar werkgever herhaaldelijk heeft verzocht om een uitbreiding van haar te werken uren, maar dat haar verzoeken hiertoe tot nog toe zijn afgewezen.
Het hof acht het voorts voldoende aannemelijk geworden dat het voor de vrouw niet mogelijk is om een aanvullende baan te vinden die zij kan combineren met haar huidige werk en de zorg die zij voor [kind] draagt. Het hof is op grond van het vorenstaande en in aanmerking genomen dat het inkomen van de vrouw € 624,-- netto per maand (exclusief vakantiegeld) bedraagt, hetgeen lager is dan de voor haar geldende bijstandsnorm, anders dan de man, van oordeel dat de vrouw niet in staat kan worden geacht volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
De draagkracht van de man
De woonlasten
11. In beginsel wordt voor de berekening van de draagkracht rekening gehouden met de volledige, voor zover redelijke, woonlast. In het geval dat de onderhoudsplichtige echter samenwoont met een nieuwe partner dient rekening te worden gehouden met de helft van de totale woonlast, tenzij aangetoond wordt dat van de partner niet gevergd kan worden een zodanige bijdrage in deze woonlasten te leveren. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de man van maart 2006 tot en met september 2008 heeft samengewoond met [naam x] (hierna: [x]) en haar drie kinderen. Het hof is, anders dan de vrouw, van oordeel dat de man aannemelijk heeft gemaakt dat [x] niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien, nu zij de zorg droeg voor haar autistische zoon en twee dochters. Van [x] kon dan ook in redelijkheid niet gevergd worden dat zij een bijdrage leverde in de gezamenlijke woonlasten. De vrouw heeft ter zitting van het hof gesteld dat de man thans samenwoont met zijn huidige partner. Het hof zal deze stelling, gelet op de betwisting daarvan door de man en het ontbreken van een nadere onderbouwing, passeren. Gelet op het vorenstaande zal het hof bij de berekening van de draagkracht van de man rekening houden met de volledige woonlast van de man, hetgeen tot 1 juni 2009 een bedrag van € 770,- aan hypotheeklasten voor de echtelijke woning inhoudt (periode 1). Op 1 juni 2009 is de echtelijke woning verkocht en de man huurt sinds 1 december 2009 een woning in [woonplaats]. In de tussenliggende periode (periode 2) heeft de man volgens zijn verklaring hoofdzakelijk bij zijn ouders gewoond en hiervoor € 200,-- à € 300,-- kostgeld per maand betaald.
Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man geen rekening houden met deze kosten, nu hij deze niet heeft gespecificeerd en niet nader met stukken heeft onderbouwd. Het hof zal in periode 2 de woonlasten op nihil stellen, nu ze niet uitgaan boven de basishuur van € 207,-- per maand die in de bijstandsnorm is begrepen. Vanaf 1 december 2009 (periode 3) zal het hof bij de berekening van de draagkracht van de man rekening houden met een kale huur van € 786,-- per maand. Gelet op het berekende besteedbaar inkomen van de man zijn deze woonlasten niet onredelijk hoog.
De omgangskosten
12. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de man vanaf 1 december 2009 omgang heeft met [kind] en dat hij hiervoor verblijfs- en reiskosten maakt. Het meenemen van de verblijfkosten bij de berekening van de draagkracht van de man is door de vrouw niet betwist. De man acht het redelijk dat, nu hij [kind] in het kader van de omgang ophaalt en terugbrengt bij de vrouw, bij de berekening van zijn draagkracht rekening wordt gehouden met reiskosten van € 104,-- per maand in het kader van de omgang. De totale omgangskosten bedragen volgens de man € 140,-- per maand. In het geval van kinderalimentatie wordt in beginsel alleen rekening gehouden met de aan de omgangsregeling verbonden verblijfskosten, tenzij bijzondere omstandigheden worden gesteld en aannemelijk gemaakt op grond waarvan het redelijk is om tevens rekening te houden met een bedrag aan reiskosten. Het hof is, met de vrouw, van oordeel dat de man deze bijzondere omstandigheden niet heeft gesteld, dan wel aannemelijk heeft gemaakt, zodat het hof geen rekening zal houden met de aan de zorgregeling verbonden reiskosten. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man alleen de verblijfskosten meenemen. Hoewel de zorgregeling vanaf 1 december 2009 eerst werd opgebouwd en pas in januari 2010 volledig liep, zal het hof de door de man gestelde verblijfskosten van € 36,-- per maand - om doelmatigheidsredenen - vanaf 1 december 2009 (periode 3) meenemen bij de berekening van zijn draagkracht.
Rente en aflossing van schulden
13. In beginsel zijn op de draagkracht van de onderhoudsplichtige al diens schulden van invloed. Wel kan er reden zijn bepaalde schulden voor die draagkracht niet of niet volledig mee te tellen, zoals wanneer deze onnodig zijn aangegaan. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de schulden aan Interbank en de Rabobank gezamenlijke schulden van partijen betreffen die ten tijde van het huwelijk tussen partijen zijn ontstaan. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man in navolgende zin rekening houden met deze schulden. Voor het in aanmerking nemen van deze schulden is overigens, anders dan de vrouw meent, niet vereist dat hierop wordt afgelost. De man heeft onweersproken gesteld dat Interbank hem aansprakelijk heeft gesteld voor de gehele schuld van € 19.500,--. Het hof zal echter geen rekening houden met het door de man gestelde (beoogde) aflossingsbedrag van € 300,-- per maand, nu de man dit, mede in het licht van de door de vrouw gedane betwisting, onvoldoende nader heeft onderbouwd. Het hof zal ten aanzien van de schuld aan Interbank bij het berekenen van de draagkracht van de man uitgaan van een maandelijks te betalen bedrag van € 185,--, welk bedrag in de brief van Interbank van 15 maart 2007 naar voren komt als termijnbedrag door de man per maand te betalen ter aflossing van deze schuld. Tussen partijen is niet in geschil dat de schuld aan de Rabobank aan de man is toebedeeld. De man heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat hij op deze schuld, naast een bedrag van € 50,-- per maand, (tevens) een bedrag van € 500,-- tracht af te betalen en dat hij dit van maart 2009 tot en met juli 2009 ook heeft gedaan. De Rabobank heeft op 17 mei 2007 een schriftelijke bevestiging naar de man gestuurd betreffende de afspraak dat de man elke maand € 50,00 aflost, van welke betalingen de man ook rekeningoverzichten heeft overgelegd. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man ten aanzien van de schuld aan de Rabobank, mede in aanmerking genomen dat de vrouw de aflossing van € 50,-- niet heeft weersproken, rekening houden met dit bedrag. Het hof zal geen rekening houden met het door de man gestelde extra aflossingsbedrag van € 500,-- per maand, nu de man dit, mede in het licht van de door de vrouw gedane betwisting, onvoldoende nader heeft onderbouwd.
Het hof zal dan ook bij de berekening van de draagkracht van de man rekening houden met een (totaal)bedrag van € 235,-- per maand ten behoeve van voornoemde schulden.
Advocaatkosten
14. Ten aanzien van de advocaatkosten geldt het volgende. Als uitgangspunt geldt dat de advocaatkosten in verband met een echtscheidingsprocedure niet worden beschouwd als een noodzakelijke last die voorrang heeft boven de onderhouds-verplichting. Dit kan anders zijn indien sprake is van een hoge eigen bijdrage ingeval van gefinancierde rechtshulp, dan wel indien sprake is van een inkomen boven de grens voor gefinancierde rechtshulp en een beperkte vrije ruimte voor de onderhoudsplichtige. Indien in dat geval aantoonbaar advocaatkosten zijn gemaakt en er geen liquide vermogen is of binnen afzienbare termijn te verwachten is, kan rekening worden gehouden met een (totaal)bedrag van maximaal € 1.368,-- (maximaal € 114,-- per maand gedurende ten hoogste één jaar). Nu de man onweersproken heeft gesteld dat van voornoemde bijzondere omstandigheden sprake is, zal het hof om doelmatigheidsredenen over de periode van 3 oktober 2007 tot en met 1 juni 2009 (periode 1) rekening houden met een bedrag van € 1.368,--, hetgeen een maandlast van (afgerond) € 68,-- inhoudt.
De bijstandsnorm en het draagkrachtpercentage
15. Anders dan de man meent, is het hof van oordeel dat de man ook vóór september 2008, toen hij nog samenwoonde met [x], als alleenstaande dient te worden aangemerkt, nu de man jegens die [x] en haar kinderen niet onderhouds-plichtig was. De man was immers niet met [x] gehuwd en evenmin was hij met haar een geregistreerd partnerschap aangegaan. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat de man na het verbreken van de relatie met [x] als alleenstaande dient te worden aangemerkt, zal het hof de man met betrekking tot de periode 1 tot en met 3 aanmerken als alleenstaande.
16. Blijkens de Tremanormen van juli 2009 dient in zaken waarin de draagkracht voor kinderalimentatie aan de orde is, zoals dat in de onderhavige zaak het geval is, bij de draagkrachtberekening uitgegaan te worden van een draagkrachtpercentage van 70%. Het hof zal deze wijze van berekening volgen. Om doelmatigheidsredenen zal het hof vanaf december 2009 (periode 3), vanaf welk moment de huur van de woning in [woonplaats] en de kosten omgangsregeling in de berekening van de draagkracht van de man zullen worden meegenomen, een draagkracht-percentage van 70 % hanteren. Ten aanzien van periode 1 en periode 2 zal het hof een draagkrachtpercentage van 60 % hanteren.
De berekening
17. Het hof zal ten aanzien van het inkomen van de man in de periodes 2 en 3 aansluiting zoeken bij de door hem overgelegde salarisspecificaties van september 2009 tot en met november 2009. Blijkens deze salarisspecificaties bedraagt het bruto maandinkomen van de man (telkens) € 2.498,46. Het hof heeft hierbij geen rekening gehouden met de contributie VBM/NOV (de vakbond voor defensie-personeel), nu de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat de contributie in mindering op zijn inkomen wordt gebracht als gevolg van een verplichte deelname aan die vakbond. Het hof zal de ziektekosten van de man op dezelfde wijze in de draagkrachtberekening meenemen als de rechtbank dat heeft gedaan, zijnde een optelsom van de werknemerspremie SZVK, de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage SZVK en de nominale premie SZVK, met dien verstande dat voor periode 2 en 3 uit wordt gegaan van de loonstroken van de man over 2009, nu partijen hiertegen niet hebben gegriefd.
Periode 3 oktober 2007 tot 1 juni 2009
18. Gelet op het voorgaande en tevens op de niet betwiste posten zoals daarvan blijkt uit de bestreden beschikking, komt het hof tot de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening over de periode van 3 oktober 2007 tot 1 juni 2009 (periode 1). Daaruit blijkt dat de man (naar de tarieven van juli 2007) een draag-krachtruimte van € 428,-- per maand heeft. Van deze draagkrachtruimte is 60 %, zijnde afgerond € 257,-- per maand exclusief fiscaal voordeel beschikbaar voor kinderalimentatie.
Inclusief fiscaal voordeel is er € 302,-- per maand beschikbaar voor kinderalimentatie. Om doelmatigheidsredenen zal het hof op dit bedrag de wettelijke indexering toepassen tot 2009, zodat over de gehele periode uit zal worden gaan van een draagkracht van € 321,-- per maand. De door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] zal derhalve worden bepaald op € 321,-- per maand over de periode van 3 oktober 2007 tot 1 juni 2009. Voor partneralimentatie is geen draagkrachtruimte. Dit verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
Periode 1 juni 2009 tot 1 december 2009
19. Blijkens de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening heeft de man (naar de tarieven van januari 2009) over de periode van 1 juni 2009 tot 1 december 2009 (periode 2) een draagkrachtruimte van € 901,-- per maand. Van deze draagkrachtruimte is 60 %, zijnde afgerond € 541,-- per maand beschikbaar voor kinderalimentatie. In aanmerking genomen dat de bovengrens van de rechtstrijd in hoger beroep in deze zaak wordt gevormd door de door de vrouw gevraagd bijdrage van € 360,-- per maand, dient de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] te worden bepaald op € 360,-- per maand over de periode van 1 juni 2009 tot 1 december 2009. Uit de draagkrachtberekening voor deze periode blijkt voorts dat de man, na het voldoen van de prevalerende kinderalimentatie, tevens kan bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Inclusief fiscaal voordeel is er (nog) € 396,-- per maand beschikbaar voor partneralimentatie. Het hof zal derhalve de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud over de periode van 1 juni 2009 tot 1 december 2009 (periode 2) bepalen op € 396,-- per maand, in aanmerking genomen dat dit bedrag de door de vrouw gevraagde bijdrage in haar levensonderhoud niet overstijgt.
Periode vanaf 1 december 2009
20. Blijkens de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening heeft de man (naar de tarieven van juli 2009) over de periode vanaf 1 december 2009 een draagkrachtruimte van € 314,-- per maand. Van deze draagkrachtruimte is 70%, zijnde afgerond € 220,-- per maand beschikbaar voor kinderalimentatie. Inclusief fiscaal voordeel is er € 269,-- per maand beschikbaar voor kinderalimentatie. De door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] zal derhalve worden bepaald op € 269,-- per maand over de periode vanaf 1 december 2009. Voor partner-alimentatie is geen draagkrachtruimte, zodat het verzoek van de vrouw ook op dit punt moet worden afgewezen.
Slotsom
21. Op grond van het bovenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
stelt tussen de man en de minderjarige [naam kind], geboren op [2000] in de gemeente [plaats], de volgende zorgregeling vast:
- [kind] zal een weekeinde per veertien dagen, tijdens de zomervakantie voor een aangesloten periode van twee weken, de helft van de overige vakanties en de helft van de feestdagen bij de man verblijven;
- [kind] zal op vrijdag bij de vrouw eten waarna de man hem om 19.00 uur ophaalt en op zondag zal [kind] bij de man eten waarna deze hem om 19.00 uur weer bij de moeder brengt;
- vanaf 2011 zal de zomervakantie een jaar van te voren worden verdeeld;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] over de periode van 3 oktober 2007 tot 1 juni 2009 op € 321,-- per maand, over de periode van 1 juni 2009 tot 1 december 2009 op € 360,-- per maand en vanaf 1 december 2009 op € 269,-- per maand;
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud over de periode van 1 juni 2009 tot 1 december 2009 op € 396,-- per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, J.A.A.M. van Veen en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 30 november 2010 in bijzijn van de griffier.