ECLI:NL:GHARN:2010:BO9267

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002387-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het niet identificeren en registreren van runderen volgens de Regeling identificatie en registratie van dieren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig te [woonplaats], werd beschuldigd van het niet identificeren en registreren van runderen in strijd met de Regeling identificatie en registratie van dieren. De verdachte had nagelaten vier kalveren binnen de voorgeschreven termijn van drie werkdagen na hun geboorte van oormerken te voorzien en deze niet tijdig in een gecomputeriseerd gegevensbestand te registreren. Dit gebeurde op 7 maart 2008 te [plaats]. De verdachte was op de hoogte van de wettelijke verplichtingen maar heeft deze opzettelijk genegeerd.

De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had gevorderd tot een geldboete van € 1.700,-, waarvan € 1.200,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft deze vordering overgenomen, rekening houdend met de beperkte financiële draagkracht van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn. De opgelegde straf is bedoeld als een waarschuwing om herhaling van soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.700,-, waarvan € 1.200,- voorwaardelijk, en heeft de voorwaarden voor de betaling van de geldboete vastgesteld. Dit arrest benadrukt het belang van een adequaat systeem voor de identificatie en registratie van dieren ter waarborging van hun gezondheid en welzijn.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002387-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-994940-08
Arrest van 29 december 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. van den Brink, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen terzake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van € 1.700,- (subsidiair 27 dagen hechtenis), waarvan € 1.200,- (subsidiair 22 dagen hechtenis) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2008 te [plaats], al dan niet opzettelijk, één of meerdere dieren, te weten vier, althans een aantal runderen, heeft gehouden, (zulks) terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 7 maart 2008 te [plaats], opzettelijk dieren, te weten vier runderen, heeft gehouden, terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een viertal kalveren in strijd met de Regeling identificatie en registratie van dieren opzettelijk niet binnen de daarvoor gestelde termijn voorzien van oormerken. Hij heeft namelijk niet binnen drie werkdagen vanaf de dag van geboorte van de betreffende kalveren oormerken aangebracht. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk in strijd met die Regeling gehandeld door deze kalveren niet (tijdig) in een daartoe gecomputeriseerd gegevensbestand te registreren. Verdachte heeft dit, hoewel hij op de hoogte was van vorenbedoelde bepalingen in deze regeling, nagelaten.
Om de gezondheid en het welzijn van dieren in zijn algemeenheid te kunnen waarborgen is een adequaat functionerend systeem van identificatie en registratie van dieren noodzakelijk.
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 4 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder voor overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de door de economische politierechter opgelegde geldboete een passende sanctie is. Het hof ziet echter in de (beperkte) financiële draagkracht van verdachte een reden om een groter deel van deze geldboete voorwaardelijk op te leggen, zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof ziet geen aanleiding om verdachte, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, zoals door de raadsman is verzocht.
Deze (deels) voorwaardelijke straf dient ook als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 3 van Besluit identificatie en registratie van dieren en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van duizend zevenhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van duizend tweehonderd euro, subsidiair tweeëntwintig dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende tweemaandelijkse termijnen elk groot honderd euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. K. Lahuis, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Van Dijk voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.