Parketnummer: 24-000299-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-585428-09
Arrest van 23 december 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter Zwolle-Lelystad van 22 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 9 december 2010.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 500,- onvoorwaardelijk.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter. Daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2009 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere(n) [kind 1], geboren op [2001] en/of [kind 2], geboren op [2004], althans zich (telkens) met de feitelijke verzorging van die jongere(n) had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere(n), die als leerling(en) van een school, te weten [school], was/waren ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht(en).
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij in de periode van 2 februari 2009 tot en met 13 februari 2009 in de gemeente [gemeente], terwijl hij zich met de feitelijke verzorging van de jongeren [kind 1], geboren op [2001] en [kind 2], geboren op [2004], had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongeren, die als leerlingen van een school, te weten [school], waren ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezochten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
overtreding van het bepaalde bij artikel 2 lid 1 van de Leerplichtwet 1969,
twee keer gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard dat hij als feitelijk verzorgende zijn twee leerplichtige kinderen gedurende 11 dagen niet naar de basisschool heeft laten gaan.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 september 2010 is verdachte eerder voor strafbare feiten veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten.
Verdachte en zijn vrouw zijn van Surinaams Hindoestaanse afkomst. Hoewel zij al vele jaren in Nederland wonen zijn veel van hun familieleden, onder wie de eigen ouders, nog in Suriname woonachtig.
In januari 2009 werd duidelijk dat de schoonvader van verdachte niet veel langer te leven zou hebben. Omdat het bijwonen van diens op korte termijn te verwachten begrafenis niet alleen een familie- maar ook een religieuze verplichting is, heeft verdachte in een vroeg stadium aan de directie van de school van de minderjarigen mededeling gedaan van een mogelijk op korte termijn in te dienen verzoek tot bijzonder verlof.
Toen op 15 januari 2009 het overlijden een feit was heeft verdachte het verlof daadwerkelijk verzocht. Het verlof is verleend voor de maximale periode van tien dagen.
Verdachte heeft verklaard dat hij reeds bij het verlenen van het verlof te kennen heeft gegeven dat een dergelijke termijn gelet op de afstand van Nederland tot Suriname en de beperkte mogelijkheden om -binnen de financiële mogelijkheden van het gezin- op een vlucht met retourvlucht te kunnen boeken voor vier personen, te kort zou zijn. Daags voor het vertrek heeft verdachte volgens zijn verklaring dit dilemma aan de leerplichtambtenaar willen voorleggen, maar heeft hij deze niet kunnen bereiken zonder voorafgaande afspraak. Voor het maken daarvan was geen tijd meer.
Nadat verdachte en zijn gezin ruim buiten de toegestane termijn waren teruggekeerd is verdachte op de overtreding van de leerplichtwet gewezen. Bij zijn verhoor heeft hij zich op bovenstaande omstandigheden beroepen.
Aan het verzoek van de leerplichtambtenaar om aan te tonen dat een eerdere terugvlucht binnen de verloftermijn niet zonder zeer hoge kosten mogelijk was, heeft verdachte geen gevolg gegeven. Wel is een verklaring overgelegd van de daartoe bevoegde autoriteiten in Suriname waaruit blijkt dat de schoonvader van verdachte op 15 januari 2009 in Suriname is overleden.
Het hof stelt enerzijds vast dat verdachte schuldig is aan hetgeen hem verweten wordt, maar dat in de bijzondere omstandigheid van het overlijden van diens schoonvader in Suriname een zekere mate van rechtvaardiging is gelegen. Zulks geldt te meer nu artikel 11 onder e van de Leerplichtwet daartoe gelegenheid biedt.
Van verdachte mocht wel op goede gronden worden verwacht dat hij kon aantonen dat een terugvlucht binnen de toegestane verloftermijn niet mogelijk was, althans niet zonder voor hem aanzienlijke kosten.
Het vorenstaande is voor het hof aanleiding om de aan verdachte door de eerste rechter onvoorwaardelijk opgelegde straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot twee keer een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat voor elke geldboete vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedragen volgt;
beveelt, dat de geldboeten niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. M.C.D. Boon-Niks, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier.