Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster ten aanzien van het misbruik en de omstandigheden waaronder dit zou hebben plaatsgevonden weinig gedetailleerd zijn. Aangeefster is, ook na indringende vragen van de zijde van het hof, niet in staat gebleken, zelfs niet bij benadering, om het vermeende misbruik te relateren aan tijd, leeftijd, plaats noch aan specifieke omstandigheden of gebeurtenissen. Aangeefster verklaart enkel dat de genoemde handelingen zijn verricht. Het ontbreken van deze essentiële details tast de overtuigingskracht en daarmee ook de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen in ernstige mate aan.
Daarnaast vinden de verklaringen van aangeefster naar het oordeel van het hof op essentiële punten onvoldoende bevestiging in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
[getuige 1] en [getuige 2] hebben ter terechtzitting van het hof verklaard dat verdachte aangeefster in de ten laste gelegde periode heeft misbruikt. [getuige 1] en [getuige 2] verklaren echter niet uit eigen wetenschap nu zij geen seksuele handeling(en) van verdachte jegens aangeefster hebben waargenomen en daarover ook geen (specifieke) details hebben gehoord van aangeefster. Ook de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zijn bovendien weinig gedetailleerd. Uit de verklaringen die zij ter terechtzitting van het hof hebben afgelegd blijkt dat hun "waarnemingen" in feite niet meer zijn dan conclusies van hetgeen in hun beleving - achteraf bezien en beredeneerd - heeft plaatsgevonden. Zo heeft [getuige 1] ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij de conclusie trok dat verdachte aangeefster misbruikt heeft door feiten en omstandigheden die hij in het gezin heeft waargenomen - achteraf - aan misbruik te koppelen, te weten de omstandigheid dat [slachtoffer] vaak alleen met verdachte in de afgesloten slaapkamer was, zij met hem mee moest naar motorcross en dat verdachte seksueel getinte opmerkingen in haar richting maakte.
Uit de verklaring die [getuige 2] d.d. 13 december 2010 ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd blijkt, dat zij pas geruime tijd nadat het vermeende misbruik heeft plaatsgevonden, de conclusie heeft getrokken dat aangeefster door verdachte is misbruikt. Dit, door bepaalde feiten en omstandigheden in verband te brengen met onder meer de omstandigheid dat aangeefster zwanger was: "Toen ik vroeger bij [slachtoffer] thuis kwam, was ik getuige van mishandelingen. Er werd veel geschreeuwd en ook geslagen. Als ik bij haar thuis kwam om te spelen, was [slachtoffer] vaak in de slaapkamer bij [verdachte]. Er werd dan verteld dat ze [verdachte] aan het helpen was, dat ze bezig was. Dat helpen had geen speciale betekenis. Misschien was ze wel bezig met het opmaken van het bed of het schoonmaken van de badkamer. Ze was ook wel in de slaapkamer om [verdachte] te kriebelen / masseren. Dat heb ik ook wel gezien. Bij mij is destijds nooit de gedachte opgekomen dat sprake zou zijn van seksueel misbruik of iets dergelijks. Pas op het moment dat ik hoorde dat [slachtoffer] zwanger was trok ik de conclusie dat zij misbruikt moest zijn door [verdachte]."
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] de aangifte in onvoldoende mate ondersteunen en mitsdien niet als steunbewijs gebruikt kunnen worden.
Het overige door de advocaat-generaal genoemde bewijsmateriaal ondersteunt de aangifte eveneens onvoldoende.