ECLI:NL:GHARN:2010:BO8432

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001428-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak van opzettelijk nalaten gegevens te verstrekken en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem op 20 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1958 en woonachtig in [woonplaats], was in eerste aanleg vrijgesproken van het ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van het opzettelijk nalaten gegevens te verstrekken en valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij heeft gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het onderzoek gevoerd op basis van de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting. De tenlastelegging omvatte zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Primair werd de verdachte verweten dat zij opzettelijk had nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente, terwijl dit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander. Subsidiair werd haar verweten dat zij valsheid in geschrift had gepleegd door een formulier niet naar waarheid in te vullen.

Het hof heeft echter geoordeeld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat niet was gebleken van werkzaamheden of inkomsten van de partner van de verdachte. Ook het subsidiair ten laste gelegde werd niet bewezen geacht, aangezien niet was komen vast te staan dat er sprake was van ontvangen gelden of genoten inkomsten waarvan opgave moest worden gedaan. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001428-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-910037-08
Arrest van 20 december 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. E. Schriemer, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - zoals gewijzigd in eerste aanleg - ten laste gelegd, dat:
primair
zij op één of meer tijdstippen in de of omstreeks de periode van 12 juni 2006 tot en met 10 juni 2008 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting van art. 17 van de Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte telkens opzettelijk niet aan de gemeente [gemeente] gemeld dat haar partner werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten had uit arbeid;
subsidiair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juni 2006 tot en met 10 juni 2008 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) een geschrift - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een formulier van de eenheid Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente [gemeente] (Inkomstenformulier abw), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van (alle) ontvangen gelden en/of genoten inkomsten, al dan niet over voorafgaande uitkeringsperiodes - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben verdachte of haar mededader (telkens) valselijk (alle) ontvangen gelden en/of genoten inkomsten, al dan niet over voorafgaande uitkeringsperiodes, niet vermeld en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Vrijspraak
Het hof acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, omdat niet is gebleken van door verdachtes partner verrichte werkzaamheden of inkomsten uit arbeid. Ook het subsidiair ten laste gelegde acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van ontvangen gelden of genoten inkomsten waarvan opgave moest worden gedaan.
Aldus acht het hof niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Heins voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.