ECLI:NL:GHARN:2010:BO8400

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003168-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de Sneep-zaak betreffende mensenhandel en criminele organisatie

In de zaak van het Gerechtshof Arnhem, bekend als de Sneep-zaak, is op 20 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2002 tot en met 7 februari 2007, meerdere vrouwen heeft uitgebuit door hen te dwingen tot prostitutie en hen onder druk te zetten om hun verdiensten aan hem af te staan. De verdachte heeft gebruik gemaakt van geweld, bedreiging en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], als geloofwaardig beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte is ook beschuldigd van het in bezit hebben van een vals Duits paspoort en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met mensenhandel en andere misdrijven. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 9 maanden, alsmede een geldboete van €100.000. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding is toegewezen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003168-08
Uitspraak d.d.: 20 december 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo, van 11 juli 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Omdat voor verdachte geen hoger beroep open staat tegen een vrijspraak, dient verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep tegen de vrijspraken voor de feiten 2 en 3.
Voor de goede orde zij opgemerkt dat onder nummer 4 op de tenlastelegging geen feitsomschrijving is opgenomen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van onderscheidenlijk 23 maart 2009, 6 oktober 2009, 2 november 2009, 1 april 2010, 8 april 2010, 25 mei 2010, 1 oktober 2010, 19 november 2010, 26 november 2010 en 6 december 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw mr M.A.C. de Vilder, advocate te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing
en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in eerste aanleg en in hoger beroep is gewijzigd, dat:
1A.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde(n);
en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens) heeft/hebben mede genomen en/of heeft/hebben aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2],
in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling;
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten , althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) werd(en) gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van die handelingen;
en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen, uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met (of voor) een derde, verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen,
terwijl dat/die feit(en) zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft / hebben gehad;
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] haar verblijfspapieren / paspoort / identiteitsdocumenten laten verscheuren en/of
- voor die [slachtoffer 1] een kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 1] de inboedel van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen (met een (ijzeren / metalen) honkbalknuppel / slagwapen) geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] gedreigd te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd in het (koude) (buiten)water te springen / te gaan staan / te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] 5 minuten, althans enige minuten, (in de maand maart) in het (koude) (buiten)water laten liggen / laten staan (omdat ze meer moest verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of
- die [slachtoffer 1] mishandeld en/of
- die [slachtoffer 1] verkracht en/of
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- met [slachtoffer 1] tegen haar wil seksuele handelingen verricht en/of
- die [slachtoffer 1] anale sex met klanten liet(en) hebben (omdat dat meer zou verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, een abortus te ondergaan (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen) en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 1] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, een tatoeage met verdachtes (bij)naam (ABU) op haar lichaam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 1] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 1] als prostituee te laten werken;
- die [slachtoffer 1] beloofd en/of gezegd dat ze (in Nederland) een mooi leven zou krijgen en/of tegen/aan die [slachtoffer 1] gezegd/beloofd dat ze mooie dingen (in Nederland) zou krijgen;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 2]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 2] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 2] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een ijzeren / metalen honkbalknuppel / slagwapen geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] gedreigd te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 2] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 2] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 2] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 2] als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen geschopt.
1B.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9], (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] heeft, heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9];
en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9], heeft/hebben mede genomen en/of heeft/hebben aangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9], in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of
[slachtoffer 9], (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft /hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel door voornoemde middelen enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9], zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die arbeid en/of diensten;
en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9];
en/of
- (telkens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die. [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9], met of voor een derde;
terwijl dat/die feit(en) zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben gehad;
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] haar verblijfspapieren / paspoort / identiteitsdocumenten laten verscheuren en/of
- voor die [slachtoffer 1] een kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 1] de inboedel van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen (met een (ijzeren / metalen) honkbalknuppel / slagwapen) geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] gedreigd te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd in het (koude) (buiten)water te springen / te gaan staan / te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] 5 minuten, althans enige minuten, (in de maand maart) in het (koude) (buiten)water laten liggen / laten staan (omdat ze meer moest verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of
- die [slachtoffer 1] mishandeld en/of
- die [slachtoffer 1] verkracht en/of
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- met [slachtoffer 1] tegen haar wil seksuele handelingen verricht en/of
- die die [slachtoffer 1] anale seks met klanten liet(en) hebben (omdat dat meer zou verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, een abortus te ondergaan (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen) en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 1] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, een tatoeage met verdachtes (bij)naam (ABU) op haar lichaam te laten zetten en/of
- die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 1] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 1] als prostituee te laten werken;
- die [slachtoffer 1] beloofd en/of gezegd dat ze (in Nederland) een mooi leven zou krijggen en/of tegen/aan die [slachtoffer 1] gezegd/beloofd dat ze mooie dingen (in Nederland) zou krijgen;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 2]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 2] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 2] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een ijzeren / metalen honkbalknuppel / slagwapen geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] gedreigd te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 2] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 2] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 2] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 2] als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen geschopt;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 3] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 3] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 3] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 3] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 3] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 3] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen bedreigd en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 3] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 3] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 3] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 3] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 3] als prostituee te laten werken;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 4]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 4] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 4] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 4] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 4] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 4] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 4] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 4] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 4] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 4] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 4] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 4] als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 4] één of meermalen geslagen (met een houten snijplank met een spijker erin en/of met een riem en/of met zijn handen) en/of
- die [slachtoffer 4] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed);
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 5]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 5] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 5] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 5] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 5] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 5] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 5] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 5] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 5] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 5] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 5] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 5] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 5] als prostituee te laten werken;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 6]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 6] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 6] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 6] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 6] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 6] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 6] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 6] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 6] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 6] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 6] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 6] als prostituee te laten werken; en/of
- die [slachtoffer 6] één of meermalen geslagen; en/of
- die [slachtoffer 6] één of meermalen bedreigd met slaan en/of schoppen en/of mishandeling en/of die [slachtoffer 6] iets aan te doen; en/of
- die [slachtoffer 6] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vriendinnen en/of
- die [slachtoffer 6] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- die [slachtoffer 6] verboden, (althans bewogen, geen, althans weinig,) contact te hebben met haar vriendin(nen) en/of familie;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 7]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 7] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 7] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 7] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 7] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 7] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 7] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 7] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 7] één of meerdere malen geslagen en/of
- die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 7] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 7] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 7] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 7] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 7] als prostituee te laten werken en/of
- die[slachtoffer 7] bedreigd met slaan en/of schoppen en/of mishandeling en/of die [slachtoffer 7] iets aan te doen;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 8]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 8] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 8] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 8] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 8] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 8] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 8] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 8] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 8] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 8] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 8] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 8] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 8] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 8] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 8] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 8] als prostituee te laten werken;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 9]) (in voornoemde periode)
- met die [slachtoffer 9] een liefdesrelatie is aangegaan en/of die [slachtoffer 9] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [slachtoffer 9] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 9] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 9] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [slachtoffer 9] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 9] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 9] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 9] de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- die [slachtoffer 9] gedwongen, althans bewogen, een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 9] als prostituee meer geld zou gaan verdienen), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde(n) welke omvang die borstvergroting moest hebben en/of
- die [slachtoffer 9] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 9] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 9] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 9] als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 9] één of meermalen geslagen en/of
- die [slachtoffer 9] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed);
2.
dat hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 31 mei 2005 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of elders in Nederland en/of België, (telkens) opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben toegebracht door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg die
- [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een borstvergrotende operatie te weten een borstvergroting die zonder haar instemming/tegen haar wil anders is uitgevoerd dan zij had beoogd en/of
- [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een abortus, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten de afdrijving en/of dood van de vrucht van die [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 1] te dwingen / bewegen een tatoeage (met de (bij)naam van verdachte (ABU)) op haar lichaam te nemen / laten plaatsen;
3.
dat hij in of omstreeks de periode 1 oktober 2004 tot en met 31 mei 2005 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1], geboren 13 juni 1986, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) de penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gestopt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en/of (in het gezicht) heeft / hebben geslagen
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij in of omstreeks de periode augustus 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of elders in Nederland in het bezit was van een reisdocument, te weten een (Duits) paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat het betreffende paspoort ten name was gesteld op [valse naam], geboren op 22 september 1971, welk paspoort was voorzien van een (goedgelijkende) foto van verdachte [verdachte] en/of hij op of omstreeks de periode augustus 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk in het bezit heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een (Duits) paspoort (voorzien van nummer 405330413 ten name van [valse naam]), welke gebruik hierin bestond dat verdachte zich legitimeerde met genoemd paspoort bij zijn aanhouding door de politie op 07 februari 2007 in Amsterdam en/of dat verdachte zich legitimeerde met genoemd paspoort bij een medewerker van Holland Casino op 6 januari 2007;
en/of
hij op of omstreeks de periode augustus 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk in het bezit heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een (Duits) paspoort (voorzien van nummer 405330413 ten name van [valse naam]), welk gebruik hierin bestond dat verdachte zich legitimeerde met genoemd paspoort bij zijn aanhouding door de politie op 7 februari 2007 in Amsterdam en/of dat verdachte zich legitimeerde met genoemd paspoort bij een medewerker van Holland Casino op 6 januari 2007;
6A.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met april 2006 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en/of elders in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het sexueel uitbuiten van vrouwen (prostituees); en/of
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan, stompen, schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en pooiers) en het laten uitvoeren van borstvergrotingen en laten aanbrengen van tatoeages; en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens); en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en klanten van prostituees); en/of
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
terwijl hij, verdachte, aan deze organisatie (mede) leiding heeft gegeven;
(‘CSV [medeverdachte 1]-[medeverdachte 4]’ genoemd in ordner 47 ‘zaaksdossier B Criminele Organisatie’)
en/of
6B
hij in of omstreeks de periode van april 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en/of elders in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het sexueel uitbuiten van vrouwen (prostituees); en/of
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan, stompen, schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en pooiers) en het laten uitvoeren van borstvergrotingen en laten aanbrengen van tatoeages; en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens); en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en klanten van prostituees); en/of
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
terwijl hij, verdachte, aan deze organisatie (mede) leiding heeft gegeven;
(‘CSV [medeverdachte 1]’ genoemd in ordner 47 ‘zaaksdossier B Criminele Organisatie’)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de dagvaarding
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de dagvaarding voor zover betreft feit 2 moet worden nietig verklaard omdat die tenlastelegging van feit 2 een “combinatie is van de artikelen 302 en 300 lid 2” van het wetboek van strafrecht en omdat de uitvoeringshandeling “dwingen” in het tekstgedeelte “dwingen tot abortus” onvoldoende feitelijk is.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de advocaat-generaal te volgen in dit standpunt, subsidiair het openbaar ministerie niet te ontvangen in zijn appel voor dit punt nu het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij de vervolging van dit feit.
Het hof is –in afwijking van de advocaat-generaal en de raadsvrouw- van mening dat de bewoordingen van de ten laste legging onder punt 2 onmiskenbaar zien op het misdrijf van art. 302 Sr –opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen-. Het hof ziet geen vermenging van deze tenlastelegging met een die ziet op mishandeling, waarbij als strafverzwarende omstandigheid zwaar letsel ontstaat zonder dat het ten laste gelegde opzet daarop gericht is.
Daarnaast stelt de advocaat-generaal dat de term “dwingen” onvoldoende feitelijk is.
Het hof is van mening dat de term dwingen voldoende feitelijk is. Terzijde merkt het hof dienaangaande op dat de term dwingen in de onderhavige tenlastelegging vele malen voorkomt ook in de feitelijke omschrijving van het ten laste gelegde onder punt 1A en 1B, zonder dat die term “dwingen” door de steller van de tenlastelegging verder feitelijk wordt ingevuld.
Het hof merkt daarbij ook op dat de verdediging noch in eerste instantie noch in hoger beroep er op enig moment van blijk heeft gegeven de ten laste legging onder punt 2 niet te begrijpen.
Het hof zal de dagvaarding voor zover de tenlastelegging onder punt 2 derhalve niet nietig verklaren. De dagvaarding is geldig.
Het openbaar ministerie zal derhalve ook voor dit deel van zijn hoger beroep worden ontvangen.
Beroep op niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Zakelijk weergegeven bepleit de verdediging primair die niet-ontvankelijkheid vanwege de omstandigheid dat de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren, door te handelen met betrekking tot de afgeluisterde geheimhoudersgesprekken zoals hier is gedaan, ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak te kort is gedaan. Subsidiair betoogt de verdediging dat het openbaar ministerie zodanig heeft gehandeld, dat daarmee het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt en dat om die reden niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte dient te volgen.
Het openbaar ministerie heeft zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat er weliswaar sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv, maar dit noch tot
niet-ontvankelijkheid noch tot strafvermindering hoeft te leiden. Niet gebleken is dat de met vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Evenmin is er sprake van dat het openbaar ministerie dusdanig zou hebben gehandeld dat het wettelijk systeem in de kern zou zijn geraakt.
Het hof gaat bij de beoordeling van het verweer van de verdediging van de volgende feiten en omstandigheden uit:
- Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal nr. 28-824675 (getiteld: proces-verbaal geheimhoudersgesprekken op audiobestanden Caravan), gedateerd 6 maart 2009, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], inspecteur van politie, respectievelijk tactisch coördinator en dossiervormer onderzoek Sneep, beiden werkzaam bij het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Noord- en Oost-Nederland. In het proces-verbaal wordt -zakelijk weergegeven- vermeld dat binnen het deelonderzoek Caravan verdachten waren die ook verdachten waren in het Sneep-onderzoek en dat in het Caravan-onderzoek ingevolge artikelen 126m en 126t Sv telecommunicatie is opgenomen. Op 12 februari 2009 ontving de recherche in het Sneep-onderzoek van de politiedienst die het Caravan-onderzoek had uitgevoerd de audiobestanden van alle bekende taplijnen uit dat deelonderzoek. Op last van de officier van justitie is onderzocht hoe binnen het Sneep-onderzoek gehandeld was ten aanzien van geheimhoudersgesprekken en is onderzocht of er in het bezit van het Sneep-team nog dergelijke gesprekken aanwezig waren. Dit onderzoek had tot resultaat dat 125 geheimhoudersgesprekken werden aangetroffen, waarvan werd aangenomen dat die niet waren uitgewerkt of waarvan de uitwerking al vernietigd was. Bij een steekproef bleek vervolgens dat de gesprekken nog wel op de audiobestanden aanwezig waren. In opdracht van voormelde officier van justitie zijn alle 125 audiobestanden vervolgens vernietigd. Bij nader onderzoek werden vervolgens nog eens 95 gespreksnummers van geheimhoudersgesprekken gevonden. In zeven gevallen was de inhoud van de gesprekken kort uitgewerkt. Alle 95 bestanden zijn vervolgens vernietigd.
- Het openbaar ministerie heeft aan de stukken toegevoegd een proces-verbaal met bijlage, genummerd 29-122234 (getiteld: proces-verbaal van bevindingen gesprekken geheimhouders), gedateerd 29 september 2009, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 3], respectievelijk inspecteur en hoofdinspecteur van politie, beiden werkzaam bij het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Noord- en Oost-Nederland. In dit proces-verbaal wordt, zakelijk weergegeven, vermeld dat binnen het onderzoek Sneep tapgesprekken zijn gebruikt van de deelonderzoeken Caravan, Maris, Sneep, Duitsland, Hemrik en Monarda. Binnen het onderzoek Sneep, dat vanaf 1 april 2006 werd uitgevoerd, werd zoveel mogelijk gehandeld overeenkomstig de op dat moment geldende Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken geheimhouders van het College van Procureurs-Generaal. Er werd geen informatie uit gesprekken met mogelijke geheimhouders gebruikt ter sturing van het onderzoek. Wel werd één van de gesprekken gebruikt in het slachtofferdossier van [slachtoffer 10] (pagina 22242, dossier A-30, ordner 46D). In opdracht van de officier van justitie werd onderzocht hoe binnen het Sneep-onderzoek met geheimhoudersgesprekken is gehandeld. In totaal werden 56 gesprekken, sms-berichten en voicemailberichten van mogelijke geheimhouders aangetroffen. Een nadere zoekslag in het Sneep-1-onderzoek leverde nog eens 93 van dergelijke gesprekken/berichten op. Vervolgens is met behulp van de zogenaamde “Utrechtse scanmethode” ten aanzien van alle deelonderzoeken nogmaals gezocht. Dit leverde op dat voor wat betreft het deelonderzoek Maris 6 geheimhoudersgesprekken werden aangetroffen (waaraan geen van de in Sneep-1 betrokken verdachten deelnam). In onderzoek Monarda werden vervolgens zeven van dergelijke gesprekken aangetroffen. Deze gesprekken zijn in opdracht van de officier van justitie vernietigd.
- Het openbaar ministerie heeft op 5 februari 2010 een brief gezonden aan het hof en de verdediging, met als bijlage een proces-verbaal genummerd 29-193356, gedateerd 4 februari 2010, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 1], respectievelijk dossiervormer en tactisch coördinator van het onderzoek Sneep. Aan het proces-verbaal is een bijlage gehecht met een overzicht van alle eerder in de processen-verbaal beschreven en aangetroffen geheimhoudersgesprekken. Het totaal aangetroffen aantal gesprekken is vastgesteld op 106. Naast deze gesprekken zijn op audio-cd’s van het Caravan-onderzoek 220 geheimhoudersgesprekken aangetroffen. Die cd’s zijn geheel vernietigd. Hierop zijn nieuwe cd’s gemaakt en aan het dossier toegevoegd. Van de 220 vernietigde gesprekken op audiobestanden zijn 27 gesprekken nog teruggevonden op een tekst cd-rom. De overige 193 gesprekken hebben nooit op schrift deel uitgemaakt van het procesdossier Sneep. Uit het als bijlage gevoegde proces-verbaal blijkt, dat uiteindelijk 106 geheimhoudersgesprekken zijn teruggevonden, waarvan 93 binnen Sneep-1. Aangegeven wordt welke hoedanigheid de geheimhouders hadden en wat de aard van het bericht (voicemailbericht, sms-bericht, inhoudelijk bericht) was. Wat er aan nadien in het onderzoek Caravan aan geheimhoudersgesprekken is gevonden (220 stuks) dient niet meegeteld te worden, omdat hetgeen er aan Caravan-geheimhoudersgesprekken op de tekst-cd’s stond al meegeteld is bij de eerder genoemde 93 gesprekken.
- Op 10 februari 2010 heeft de rechter-commissaris in strafzaken bij de rechtbank Almelo de heer [verbalisant 4], projectleider bij de Nationale Recherche, als getuige gehoord in onder meer de zaak van verdachte. De getuige heeft, voor zover hier van belang, verklaard dat hij tot eind juli 2006 tactisch coördinator was in het Sneep-onderzoek en daarna tot mei 2007 teamleider. De getuige geeft aan wel verantwoordelijk te zijn geweest voor, maar niet betrokken te zijn geweest bij de vastlegging van de tapgesprekken. In briefings is aan de orde gekomen dat er geheimhoudersgesprekken waren, maar is niet de inhoud besproken. Volgens de getuige zijn er geen geheimhoudersgesprekken geweest die naar de officier van justitie zijn doorgestuurd, waarvoor uiteindelijk niet een bevel vernietiging werd gegeven. Alle bevelen vernietiging zijn bij de Unit Landelijke Interceptie, die voor de daadwerkelijke verwijdering van de geheimhoudersgesprekken zorg draagt, aangekomen. De getuige weet zeker dat gesprekken, waarvan pas later duidelijk werd dat het geheimhoudersgesprekken waren, niet ten grondslag hebben gelegen aan tactische beslissingen. De getuige meent van degenen die de zoekslagen naar geheimhoudersgesprekken hebben uitgevoerd gehoord te hebben dat de BOB-aanvragen niet gebaseerd zijn op gesprekken, waarvan achteraf kwam vast te staan dat het geheimhoudersgesprekken waren.
- Op 22 februari 2010 heeft bij de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Almelo in de zaak van onder meer verdachte een verhoor plaats gevonden van de getuige [verbalisant 5], gepensioneerd politieambtenaar en voormalig leider van meergenoemd Caravan-onderzoek. Hij heeft, voor zover in deze relevant, verklaard dat het tappen onder zijn verantwoordelijkheid heeft plaats gevonden in de periode dat hij onderzoeksleider was. Hij zegt geen weet te hebben van vernietiging van getapte gesprekken. Er werden volgens hem geen gesprekken vernietigd. De getuige verklaart verder dat de teamleden geen geheimhoudersgesprekken uitluisterden. De procedure bij geheimhoudersgesprekken was dat men die niet uitluisterde. De getuige was niet bekend met een instructie Vernietiging Geïntercepteerde Geheimhoudersgesprekken van 12 maart 2002, in werking getreden 1 april 2002. De getuige weet niet wat er destijds in het gebruikte systeem precies werd vastgelegd. Hij kan zich niet herinneren kennis genomen te hebben van de inhoud van geheimhoudersgesprekken. Die gesprekken werden, zodra men in de gaten had dat het om een geheimhoudersgesprek ging, niet verder beluisterd. De opname zelf kon niet worden gestopt. Op een vraag van de verdediging waarom de 125 op audiobestanden van het Caravan-onderzoek aangetroffen geheimhoudersgesprekken niet zijn vernietigd, antwoordt de getuige dat hij niet wist dat die gesprekken vernietigd moesten worden. Hij herinnert zich niet een bevel tot vernietiging van geheimhoudersgesprekken te hebben ontvangen.
- Inmiddels zijn alle aangetroffen geheimhoudersgesprekken vernietigd.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat in het Sneep-onderzoek en de daarvan deel uitmakende of daarin geïncorporeerde deelonderzoeken in elk geval ten aanzien van 106 geheimhoudersgesprekken in strijd met de wettelijke regelingen is gehandeld, door geheimhoudersgesprekken op te nemen en geheimhoudersgesprekken niet terstond te vernietigen. Op grond hiervan staat vast dat er sprake is van vormverzuimen die niet meer kunnen worden hersteld. Het hof acht het een zeer ernstig verzuim dat het belang, gelegen in het kunnen onderhouden door bijvoorbeeld een patiënt of verdachte van vertrouwelijke communicatie met een arts of advocaat, zoveel malen en zo langdurig is geschonden.
Anders dan de verdediging heeft bepleit is het hof van oordeel dat dit ernstige verzuim in de onderhavige zaak niet dient te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte. Daarbij is allereerst van belang dat niet aannemelijk is geworden dat het schenden van de regels ten aanzien van het opnemen en de vernietiging van de geheimhoudersgesprekken doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is gebeurd. De verklaring van de getuige [verbalisant 5] wijst er veeleer op dat men in een aantal gevallen door een (zeer te betreuren en afkeurenswaardig) gebrek aan kennis van de procedures foutief heeft gehandeld. Dat dit niet mag voorkomen en bestreden moet worden is duidelijk, maar het is iets anders dan het met opzet/doelbewust schenden van de regels en van het belang van verdachte.
Verder is van belang dat het hof niet heeft kunnen vaststellen en het, mede gelet op de verklaring van [verbalisant 4] en bij gebrek aan concrete informatie of feiten daaromtrent, ook niet aannemelijk acht, dat in de gevallen dat een geheimhoudersgesprek ook daadwerkelijk inhoud had (hetgeen blijkens de bijlage bij het proces-verbaal van 4 februari 2010 lang niet bij alle geheimhoudersgesprekken het geval was omdat veel gesprekken alleen maar het maken van een afspraak inhielden), die inhoud voor de sturing van het onderzoek of een BOB-aanvraag is gebruikt. Het gegeven dat het voor het hof door het alsnog vernietigen van de gevonden geheimhoudersgesprekken niet meer mogelijk was te controleren of inderdaad deze gesprekken niet voor de sturing van het onderzoek of een BOB-aanvraag zijn gebruikt, maakt dit, hoewel het hof de gang van zaken wel betreurt en ook in de wijze/mate van compensatie van het verzuim betrekt, niet anders. Hierbij overweegt het hof dat in elk geval enige controle op het beweerde gebruik van geheimhoudersgesprekken mogelijk is geweest door het horen van de beide hiervoor genoemde teamleiders.
Het hof betrekt bij zijn beoordeling bovendien het gegeven dat niet telkens meteen duidelijk is/kan zijn geweest dat een getapt gesprek betrekking had op een gesprek met een geheimhouder (bijvoorbeeld omdat de gespreksdeelnemers zich niet als geheimhouder presenteerden in het gesprek en niet aanstonds uit namen of andere gegevens duidelijk kon/moest worden dat een van de gespreksdeelnemers de hoedanigheid van geheimhouder had, zeker als de geheimhouder in het gesprek enkel zijn/haar voornaam noemt en/of daarmee aangesproken wordt). Aannemelijk is dat die hoedanigheid in een aantal gevallen pas op een later tijdstip helder werd.
Ten slotte neemt het hof in ogenschouw dat er in dit dossier sprake is van een bijzonder groot aantal getapte gesprekken. Het dossier spreekt van 85.000 getapte gesprekken. Ook bij een dergelijk grootschalig onderzoek waarbij telefoongesprekken worden getapt mag het niet voorkomen dat geheimhoudersgesprekken niet meteen worden vernietigd en zijn 106 van dergelijke gesprekken er 106 teveel. Er kan echter dan niet gesproken worden van het grootschalig en stelselmatig inbreuk maken op het recht om vertrouwelijk met een geheimhouder te kunnen communiceren, althans een dergelijke (relatief beperkte) inbreuk kan naar het oordeel van het hof dan niet de door de verdediging bepleite gevolgtrekkingen rechtvaardigen.
De conclusie luidt daarom dat het hof van oordeel is dat er geen sprake van is dat de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren, door te handelen met betrekking tot de afgeluisterde geheimhoudersgesprekken zoals weergegeven in de stukken, ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak te kort is gedaan. Evenmin is er, gelet op het voorgaande, sprake van dat het openbaar ministerie zodanig heeft gehandeld, dat daarmee het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt en dat om die reden niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte dient te volgen.
Het hof is daarentegen, zoals hierboven weergegeven, wel van oordeel dat de vormverzuimen zo ernstig zijn dat zij gecompenseerd kunnen en dienen te worden door verlaging van de op te leggen en hierna te vermelden straf in verhouding tot die ernst van het verzuim.
Enkele algemene bewijsoverwegingen
Samenvattingen
De verdediging heeft verzocht met betrekking tot samenvattingen van taps dezelfde maatstaf te hanteren als de rechtbank heeft gedaan. Door het openbaar ministerie is daartegenover gesteld dat het gebruik voor het bewijs van een schriftelijke uitwerking van afgeluisterde en opgenomen gesprekken niet in strijd is met het recht, ook als het gaat om samenvattingen en ook als de opnames niet meer beschikbaar zijn.
Het hof stelt voorop dat geen rechtsregel zich verzet tegen het gebruik van een verklaring waarin een samenvatting van waarnemingen van feiten of omstandigheden is gegeven. Dat betekent evenwel niet dat samenvattingen in alle gevallen gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Een en ander is afhankelijk van het oordeel van het hof over de betrouwbaarheid van de weergave, al dan niet in samengevatte vorm. De verdediging heeft op een aantal punten de juistheid van de weergave betwist. Het hof heeft zich hiervan rekenschap gegeven.
Waar bandopnamen van relevante gesprekken die schriftelijk zijn uitgewerkt ontbreken - kennelijk omdat zij per abuis gewist zijn -, heeft het hof - afgezien van de beoordeling van de betrouwbaarheid op basis van andere factoren - een schriftelijke uitwerking niet voor het bewijs gebruikt als het niet aannemelijk acht dat de in het proces-verbaal vermelde persoon inderdaad aan het gesprek heeft deelgenomen. Voor het overige geldt dat de bewezenverklaring in belangrijke mate dient te steunen op ander bewijsmateriaal (vgl. HR 8 maart 1994, NJ 1994, 418).
Verklaringen [getuige 1]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt, omdat de raadsvrouw bij het afgebroken verhoor op 31 maart 2010 noch later in de gelegenheid is geweest haar vragen te (doen) stellen.
Wat er zij van het verweer, het hof zal de verklaringen van [getuige 1] in ieder geval niet gebruiken omdat zij op de punten waarvoor zij in de onderhavige zaak van belang zouden kunnen zijn veelal in te algemene en te kwalificatieve termen zijn gesteld.
Toetsingskader
Het hof acht het van belang aan te geven welk toetsingskader wordt gehanteerd ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandel.
Het hof zal de in de tenlastelegging gebruikte, aan de delictsomschrijving ontleende termen zo uitleggen als zij door de wetgever zijn bedoeld. Van belang in verband met de stellingen van de verdediging is hetgeen hieromtrent - met citaten en verwijzingen naar andere bronnen – wordt overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2009 (NJ 2010, 598 m.nt. Y. Buruma). De overwegingen zijn toegespitst op art. 273a (oud) Sr. Met Advocaat-Generaal Knigge gaat het hof ervan uit dat een en ander niet anders is na vernummering van die bepaling tot art. 273f Sr.
“2.3.2. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 2004, Stb. 645, waarbij art. 273a Sr is ingevoerd, houdt onder meer in:
"ALGEMEEN
1. Inleiding
Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot uitvoering van aantal mondiale en regionale rechtsinstrumenten ter bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel, uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
Dat zijn:
(1) het op 25 mei 2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, prostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 2001, 63),
(2) het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 68),
(3) het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 69),
(4) het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 70),
(5) het op 19 juli 2002 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel (PbEG L 203),
(6) de op 28 november 2002 te Brussel totstandgekomen richtlijn van de Raad tot omschrijving van de hulp bij illegale binnenkomst, illegale doorreis en illegaal verblijf (PbEG L 328),
(7) het op 28 november 2002 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van de hulp bij illegale binnenkomst, illegale doorreis en illegaal verblijf (PbEG L 328),
(8) en het op ...... . 2003 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (......).
(...)
Mensenhandel is kort gezegd het dwingen - in ruime zin - van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen.
(...)
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid.
(...)
Mensenhandel is vaak grensoverschrijdend van karakter, maar behoeft dat niet te zijn. Ook binnen de landsgrenzen kunnen mensen worden verhandeld. Slachtoffers van mensenhandel in Europa zijn meestal vreemdeling, vaak illegaal. Mensensmokkel en mensenhandel zijn meestal vormen van georganiseerde criminaliteit. Maar mensensmokkelaars en mensenhandelaren kunnen ook buiten het verband van een criminele organisatie opereren. Zowel met mensensmokkel als met mensenhandel wordt veel geld verdiend.
(...)
De belangrijkste wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel zijn uitbreiding van het toepassingsbereik van de strafbaarstelling van mensensmokkel en mensenhandel. Door deze wijzigingen zal de wetgeving op het terrein van mensensmokkel en mensenhandel zijn geactualiseerd en aangescherpt. Met deze wijzigingen in onze strafwetgeving en in de wetgeving van de landen die partij zijn of worden bij deze instrumenten, zal een belangrijk fundament zijn gelegd voor een effectieve strafrechtelijke aanpak - nationaal en internationaal - van deze ernstige vormen van (grensoverschrijdende) (en) (georganiseerde) criminaliteit.
(...)
4. Mensenhandel
4.1. Nationaal
In onze wetgeving is de strafbaarstelling van mensenhandel neergelegd in artikel 250a Sr. Was de strafbaarstelling van mensenhandel in artikel 250ter (oud) Sr. vóór 1994 nog beperkt tot vrouwenhandel en handel in minderjarigen van het mannelijk geslacht zonder een nadere delictsomschrijving en bestraft met een gevangenisstraf van vijf jaar, in 1994 is deze strafbepaling gemoderniseerd, voorzien van een delictsomschrijving en aangescherpt. Het begrip mensenhandel is als kwalificatie in de wettekst geïntroduceerd en de maximum gevangenisstraf is verhoogd tot zes jaar; onder strafverzwarende omstandigheden geldt een maximum van acht resp. tien jaar (artikel 250ter Sr.).
Sinds 1 oktober 2000 is bij gelegenheid van de wetgeving inzake de opheffing van het algemeen bordeelverbod artikel 250ter Sr. omgezet in artikel 250a Sr. De term mensenhandel is uit het artikel geschrapt. Artikel 250a beoogt alle vormen van uitbuiting voor prostitutie en - sinds 1 oktober 2002 - andere vormen van seksuele uitbuiting strafbaar te stellen.
Kenmerkend voor uitbuiting is de aanwezigheid van dwang in ruime zin of misleiding, in de uitgebreide formulering in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 1°: een persoon door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging daarmee dwingen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, dan wel onder deze omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die persoon zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt.
(...)
4.2. Internationaal
(...)
Het belangrijkste onderdeel van het reeds genoemde VN Protocol inzake mensenhandel is de definitie van mensenhandel in artikel 3. Deze luidt als volgt: het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen - door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, van afpersing, fraude, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of ontvangen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon - met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting omvat ten minste de uitbuiting van een ander in de prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij of dienstbaarheid of de verwijdering van organen. Voor de vervulling van de delictsomschrijving is niet nodig dat de verhandelde persoon daadwerkelijk wordt uitgebuit of diens orgaan wordt verwijderd.
Het meest in het oog springende punt is de uitbreiding van het bereik van mensenhandel. Het oogmerk van mensenhandel omvat niet slechts alle vormen van seksuele uitbuiting, maar ook alle andere vormen van moderne slavernij en op de verwijdering van organen. Daarnaast worden een groot aantal handelingen (werven etc.) en een groot aantal middelen (dwang etc.) uitgeschreven.
(...)
ARTIKELSGEWIJS
In het algemeen gedeelte van deze memorie is reeds ingegaan op de belangrijkste voorgestelde wijzigingen. Daarom kan deze artikelsgewijze toelichting beknopt zijn.
(...)
Onderdelen H en J
Artikel 250a Sr. ziet op alle vormen van uitbuiting van een ander in de prostitutie, waaronder hetgeen in artikel 250ter (oud) expliciet werd aangemerkt als mensenhandel. Reeds is vermeld dat de partiele herziening van de zedelijkheidswetgeving artikel 250a Sr. heeft uitgebreid tot andere vormen van seksuele dienstverlening.
Het protocol en het kaderbesluit inzake de bestrijding van mensenhandel hebben betrekking op de bestrijding van mensenhandel met het oogmerk personen uit te buiten. Vanwege deze wijde en algemene strekking wordt voorgesteld om de ingevolge deze instrumenten strafbaar te stellen gedragingen te vatten in één nieuwe bepaling in titel XVIII van het Tweede Boek, gewijd aan misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Voorgesteld wordt om alle strafbaar te stellen gedragingen op te nemen in de nieuwe bepaling, en deze gedragingen - op advies van de NRM, de NVvR en de RvdR - te kwalificeren als mensenhandel. Nu deze nieuwe bepaling ook mensenhandel, gericht op seksuele uitbuiting, omvat, heeft artikel 250a geen zelfstandige betekenis meer.
Het OM heeft gewezen op de grote voordelen van een dergelijke samenvoeging.
Het voorgestelde artikel 273a, eerste lid, ziet op mensenhandel in het algemeen, daaraan gerelateerde vormen van uitbuiting en het trekken van profijt daaruit. Deze bepaling geeft binnen de strafmaxima van 6 jaar en geldboete van de vijfde categorie voldoende ruimte om rekening te houden met de in aard en ernst verschillende strafbaar gestelde gedragingen. Tot de meest ernstige vormen van uitbuiting behoort uitbuiting waarbij de lichamelijke integriteit in het geding is, zoals bij seksuele uitbuiting en de verwijdering van organen.
De omschrijving van mensenhandel in het protocol en het kaderbesluit is anders opgebouwd dan de omschrijving van seksuele uitbuiting in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 1°. Dit onderdeel ziet op het met bepaalde middelen dwingen of bewegen van een persoon tot het zich beschikbaar stellen tot seksuele dienstverlening. De redactie van deze bepaling heeft primair het oog op de uitbuiting. De omschrijving van mensenhandel in de beide instrumenten heeft primair betrekking op de activiteit van de mensenhandel. Deze activiteiten zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel, de uitbuiting of de verwijdering van organen. Het gaat om een aantal gedragingen - werven, vervoeren etc. - , gepaard met middelen - dwang, geweld etc. - en gericht op uitbuiting. Uitbuiting bestaat ten minste uit een aantal met name genoemde vormen van uitbuiting: de uitbuiting van een ander in de prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld kan worden genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. In dit verband verdient vermelding dat het WODC onderzoek zal doen naar de omvang en de verschijningsvormen van moderne vormen van slavernij in Nederland.
Voorgesteld wordt om in artikel 273a, eerste lid, onderdeel 1°, de systematiek die in de beide instrumenten is gehanteerd, over te nemen.
(...)
In het tweede lid is uitbuiting nader omschreven. Daaronder vallen in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of op slavernij of dienstbaarheid gelijkende praktijken.
Opmerking verdient dat in artikel 3, onderdeel b, van het Protocol en artikel 1, tweede lid, van het Kaderbesluit - ten overvloede - is bepaald dat de instemming van het slachtoffer van mensenhandel met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant is, indien een van de dwangmiddelen is gebruikt. Deze bepalingen behoeven niet tot uitdrukkelijke wetgeving te leiden.
Voorts verdient vermelding dat het Protocol spreekt van "gedwongen arbeid of diensten", terwijl het Kaderbesluit spreekt van "gedwongen of verplichte arbeid of diensten". In de Engelse versie wordt gesproken van "forced or compulsory". "Compulsory" betekent onder meer verplicht, (af)gedwongen of opgelegd, en zit dus dicht tegen "forced" aan. Nu het kaderbesluit beide begrippen naast elkaar gebruikt, verdient het aanbeveling beide begrippen op te nemen in de omschrijving van uitbuiting."
(Kamerstukken II, 2003-2004, 29 291, nr. 3)
2.4.1. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetshistorie volgt, heeft de wetgever ervoor gekozen art. 250a (oud) Sr te incorporeren in art. 273a (oud) Sr. Daarom hebben de totstandkomingsgeschiedenis van en de rechtspraak met betrekking tot die bepaling en art. 250ter (oud) Sr, waarin de strafbaarstelling van art. 250a (oud) Sr was opgenomen voordat deze bij wet van 28 oktober 1999, Stb. 264, werd vernummerd tot art. 250a (oud) Sr, niet hun belang verloren.
2.4.2. Wat betreft die totstandkomingsgeschiedenis moet worden gewezen op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 1993, Stb. 679:
"misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen" kan worden verondersteld: "indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Met deze objectivering van het bestanddeel inzake misbruik wordt in artikel 250bis Sr (nieuw) bescherming geboden aan personen die in een seksinrichting in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn en wordt zowel bestuurlijk als justitieel optreden mogelijk gemaakt tegen personen die iemand in een dergelijke situatie houden. Voorts wordt door deze objectivering van het bestanddeel misbruik justitieel optreden in het geldend recht mogelijk gemaakt tegen personen die, gebruik makend van een uitbuitingssituatie, iemand in de prostitutie brengen dan wel gebruik makend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen met het oogmerk iemand in de prostitutie te brengen. Onder de toepassing van het nu voorgestelde artikel 250ter Sr zullen bovendien ook diegenen vallen die gebruik makend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen waarvan zij weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat de ander daardoor in de prostitutie belandt. De hier bedoelde uitbuitingssituaties zullen zich onder meer nogal eens voordoen ten aanzien van personen, die uit het buitenland komen, personen die verslaafd zijn aan verdovende middelen en zeer jonge personen."
en:
"De in dit verband verboden gedragingen, bestaande in het aanwenden van dwang door geweld of een andere feitelijkheid, het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, beïnvloeden de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. De omstandigheid dat het slachtoffer reeds eerder bij prostitutie betrokken was, vormt op zich geen aanwijzing inzake vrijwilligheid."
(Kamerstukken II, 1988-1989, 21 207, nr. 3, p. 3 e.v.)
alsmede de memorie van antwoord:
"Het woord 'uitbuitingssituatie' (...) wordt in de memorie van toelichting gebruikt ter verduidelijking van het begrip 'misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht' (...). In die memorie wordt gesteld dat van een zodanige uitbuitingssituatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de zich prostituerende gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de prostitué(e) niet kan beschikken over haar paspoort of dat haar visum is verlopen, brengt de betrokkene eveneens in de hier bedoelde afhankelijke situatie.
Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. Een uit een ontwikkelingsland afkomstig persoon of een aan verdovende middelen verslaafde verkeert meestal niet in een situatie waarin een onafhankelijke zelfstandige opstelling mogelijk is, vergelijkbaar met de opstelling van een mondige Nederlandse prostitué(e)."
en:
"Ten aanzien van meerderjarigen geldt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant. Dit is niet anders indien de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan (...)."
(Kamerstukken II, 1988-1989, 21 027, nr. 5, p. 3 en 7)
2.4.3. Wat betreft de rechtspraak moet worden gewezen op HR 5 februari 2002, LJN AD5235, NJ 2002, 546 met betrekking tot art. 250ter (oud) Sr, waarin ook de hiervoor weergegeven onderdelen van de totstandkomingsgeschiedenis grotendeels zijn geciteerd.
In dat arrest heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
"5.5. Uit deze wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat, indien zich een situatie voordoet - door de wetgever als uitbuitingssituatie aangeduid - waarin de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het al dan niet aangaan of voortzetten van zijn of haar relatie tot de exploitant - waarbij als een geval waarin een uitbuitingssituatie kan worden verondersteld onder meer wordt genoemd dat de prostitué(e) illegaal in Nederland verblijft - degene die de betrokkene tot prostitutie heeft gebracht niet een beroep erop kan doen dat zijn opzet niet erop gericht was dat de betrokkene zich heeft overgegeven aan prostitutie als gevolg van (het gebruik van) het overwicht dat uit de desbetreffende feitelijke verhoudingen voortvloeide.
5.6. Anderzijds zal, naar moet worden aangenomen, de dader zich wel bewust moeten zijn van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Anders zouden ook de verdachte niet bekende en ook niet kenbare hoogstpersoonlijke omstandigheden van de betrokkene in het kader van dit misdrijf relevant zijn. Anders dan in art. 250ter, eerste lid onder 3°, Sr, waarin het bestanddeel van de minderjarigheid geheel is geobjectiveerd, gaat de dader hier dus niet slechts vrijuit indien afwezigheid van alle schuld ten aanzien van zodanige omstandigheden moet worden aangenomen, doch zal het bovenbedoelde opzet uit de bewijsmiddelen moeten kunnen worden afgeleid."
Voorts is in dat arrest geoordeeld dat uit de omstandigheid dat het slachtoffer illegaal in Nederland verbleef, volgt dat een afhankelijke positie - door de wetgever als een uitbuitingssituatie aangemerkt - mag worden verondersteld en dat niet van belang is of het juist die situatie is geweest die de poging van de verdachte om de betrokkene tot prostitutie te brengen succesvol heeft doen zijn en of deze zich daarvan bewust is geweest. Evenmin is van belang dat wellicht ook andere, de verdachte niet bekende factoren aan die afhankelijkheid van de betrokkene hebben bijgedragen.
(…)
2.6.1. De vraag of –en zo ja, wanneer- sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in het geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.”
Bij de beoordeling van de aan verdachte en zijn medeverdachten ten laste gelegde feiten zal het hof telkens de in de hiervoor aangehaalde uitspraak vermelde wetsgeschiedenis en jurisprudentie als uitgangspunt nemen.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de afzonderlijke feiten
Feiten 1A en 1B: mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 1]
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] en wel in de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 en de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije.
De rechtbank heeft het ten laste gelegde feit bewezen verklaard. Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
[slachtoffer 1] is zowel door de politie als de rechter-commissaris als de raadsheer-commissaris als getuige gehoord. Haar verklaringen houden – kort gezegd – in dat verdachte haar een “mooi leven” had beloofd, dat zij ongeveer van oktober 2004 tot mei 2005 in de prostitutie in Utrecht heeft gewerkt, dat verdachte haar werktijden bepaalde, dat zij dagelijks minimaal met een bepaald bedrag naar verdachte ging, dat zij door vrienden van verdachte naar haar werkplek werd gebracht, dat zij in de gaten werd gehouden door bodyguards, dat zij door verdachte bedreigd werd, dat hij haar vaker heeft geslagen en dat zij met hulp van een schoonmaakster gevlucht is.
Het hof hecht – anders dan de verdediging – geloof aan de verklaringen van [slachtoffer 1].
- Voor zover zich gebreken in de wijze van verhoren door de politie hebben voorgedaan en in de weergave in een proces-verbaal, acht het hof die – met het openbaar ministerie – niet van zodanige aard of van zodanig gewicht dat daardoor de verklaringen van [slachtoffer 1] in hun geheel onbetrouwbaar zouden zijn. De getuige is bovendien daarna nog zowel door de rechter-commissaris als de raadsheer-commissaris als getuige gehoord, zodat bij die gelegenheden eventuele onjuistheden in haar eerdere verklaringen aan de orde gesteld zijn kunnen worden. Voorts heeft het hof de opmerkingen van de raadsvrouwe in aanmerking genomen bij de waardering van de processen-verbaal.
- Met de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op essentiële punten consistent zijn en authentiek en betrouwbaar overkomen. Het hof is het eens met de volgende motivering van de rechtbank en maakt die tot de zijne:
“De omstandigheid dat [slachtoffer 1] in de opeenvolgende verklaringen haar levensverhaal met nieuwe gegevens heeft aangevuld maakt haar verklaring niet ongeloofwaardig. Daarnaast is er sprake van (schijnbare) inconsistenties op ondergeschikte punten, die de verklaring in zijn geheel niet zonder meer ongeloofwaardig maken.
De rechtbank merkt nog op dat de meest in het oog springende tegenstrijdigheid inmiddels is opgehelderd. Daar waar [slachtoffer 1] in haar oorspronkelijke aangifte gedetailleerd verklaart over het in de haast ophalen van haar spullen in Vinkeveen (waarbij zij zegt bijna van de trap te zijn gevallen) leek deze verklaring lijnrecht in strijd met het proces-verbaal van de politie van 18 september 2007. Daarin wordt gerelateerd dat [getuige 2] zou hebben verklaard dat niet [slachtoffer 1] maar [getuige 2] de spullen uit Vinkeveen heeft opgehaald. Uit de onder ede afgelegde verklaring van [getuige 2] bij de rechter-commissaris moet worden afgeleid dat de politie dit kennelijk verkeerd heeft begrepen en dit in dit proces-verbaal (dat niet door [getuige 2] is ondertekend) onjuist heeft opgetekend. [getuige 2] heeft onder ede verklaard dat [slachtoffer 1] is meegereden naar Vinkeveen en de spullen zelf uit het huisje heeft opgehaald. Daarbij heeft zij een verklaring gegeven waaruit volgt dat het relaas van de verbalisanten niet kan kloppen, namelijk omdat zij immers zelf niet wist hoe ze bij het huisje moest komen.
De rechtbank volgt de raadsvrouwe niet in haar bewering dat, daar waar [slachtoffer 1] in haar oorspronkelijke aangifte spreekt over het verscheuren van documenten, deze verklaring onjuist moet zijn. De enkele omstandigheid dat een advocaat uit Duitsland in zijn algemeenheid verklaart dat een verblijfsvergunning wordt verstrekt in de vorm van een stempel in een paspoort kan die conclusie niet dragen. In de verklaring spreekt [slachtoffer 1] slechts over documenten die kennelijk verband hielden met haar verblijfsvergunning. De verklaring is op dit punt niet erg duidelijk maar dit wekt bij de rechtbank geen twijfel op omtrent het waarheidsgehalte. (…) In het oog springen enige tegenstrijdigheden in de verklaringen van 2005 en 2007. [slachtoffer 1] verklaart in haar oorspronkelijke aangifte na de eerste keer dat zij gevlucht is in december 2004 niet te zijn geslagen door verdachte, terwijl zij in haar latere verhoor op 14 augustus 2007 verklaart dat dit wel is gebeurd. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] hierover onder ede verklaard dat zij in het tweede verhoor op dit punt gelogen heeft omdat zij boos was, maar dat dit niet wil zeggen dat zij op andere punten waar zij ook spreekt over op haar uitgeoefend geweld ook heeft gelogen .
Daarnaast verklaart zij in 2005, na haar (tweede) vlucht, samen met [getuige 3] weer terug te zijn gekeerd naar Nederland, terwijl zij in 2007 zegt dat [getuige 3] toen in Duitsland is gebleven. Daarnaar gevraagd bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] gezegd dat [getuige 3] op dat moment inderdaad nog in Duitsland is gebleven. De rechtbank is van oordeel dat de oorzaak voor deze tegenstrijdigheid is gelegen in de te algemene bewoordingen waarin de eerste aangifte op dit punt is opgesteld. Voorts is een tegenstrijdigheid gelegen in de omstandigheid dat [slachtoffer 1] in de oorspronkelijke aangifte heeft verklaard dat zij, toen zij naar Nederland is gekomen rechtstreeks door [betrokkene 1] naar het Zandpad is gebracht. Bij de rechter-commissaris heeft zij onder ede verklaard dat zij op dit punt gelogen heeft, omdat zij aanvankelijk dacht dat de politie niet zou geloven dat zij uiteindelijk gedwongen werd te werken, indien zij zou hebben verklaard dat zij aanvankelijk vrijwillig naar Nederland was gekomen om in de prostitutie te werken.
De rechtbank is van oordeel dat vorenbedoelde afwijkingen in de verklaringen als tegenstrijdigheden geduid moeten worden, maar dat, gelet op de uitleg die daaraan gegeven is, geen sprake is van zodanige inconsistenties dat de verklaring van de getuige in haar geheel als ongeloofwaardig terzijde gesteld moet worden.”
- [slachtoffer 1] is op 29 maart 2010 door de raadsheer-commissaris gehoord. Van dat verhoor zijn, zoals met de verdediging ook was afgesproken, beeld- en geluidsopnamen gemaakt. Daarbij heeft zij haar eerdere verklaringen op essentiële onderdelen herhaald en bevestigd. Kennisname van de dvd van het verhoor van 29 maart 2010 geeft het hof voorts voldoende aanleiding voor het oordeel dat de getuige haar verklaring naar waarheid heeft afgelegd.
De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden voorts voldoende steun in bewijsmiddelen die (mede) uit andere bron afkomstig zijn. Het hof wijst – naast op de verklaringen van verdachte over contacten met [slachtoffer 1] - in het bijzonder op het volgende:
- De verklaringen van [getuige 4], die erop neerkomen dat zij [slachtoffer 1] van een foto herkende als [slachtoffer 1], een Italiaans meisje dat wel eens bij haar was geweest voor een kamer, dat ze een erg ongelukkige indruk op haar maakte, dat [getuige 4] haar vaak zag huilen en dat ze bijna alle dagen per week werkte, dat ze erg onrustig was en veel en lang werkte, dat ze wel eens zei dat ze niet genoegd verdiende en dat ze heel af en toe iets liet vallen van "Hij heeft net het geld opgehaald".
- De verklaring van [getuige 5], die erop neerkomt dat [slachtoffer 1] haar bekend is als Slachtoffer 1], dat [slachtoffer 1] een vrouw is van Abu, dat zij per dag voor hem 1000 euro moest verdienen met werken als prostituee, dat ze haar verdiende 1000 euro per dag moest afgeven aan verdachte, wat [slachtoffer 1] haar zelf had verteld, dat ze haar kende van het Zandpad, dat ze ook in Vinkenveen heeft gewoond, dat ze haar kende omdat ze een werkkamer gedeeld hebben. Hieraan doet niet af dat [slachtoffer 1] in haar verhoor bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard “[getuige 5]” niet te kennen.
- Het hof heeft verder acht geslagen op de verklaringen van de getuige [getuige 2], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris (op 7 januari 2008 en 27 januari 2010). De verklaringen zijn op essentiële punten eensluidend en naar het oordeel van het hof betrouwbaar. De getuige, die schoonmaakster was op “Het Zandpad” in Utrecht, het prostitutiegebied aldaar, kende [slachtoffer 1] van het werk. Ze heeft verklaard over de manier waarop [slachtoffer 1] is gevlucht en hoe zij haar op haar verzoek daarbij geholpen heeft. [slachtoffer 1] had tegen haar gezegd dat ze bang was voor haar vriend en daarom weg wilde.
Het hof acht bewezen dat verdachte de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 1] haar verblijfspapieren / paspoort / identiteitsdocumenten laten verscheuren en
- die [slachtoffer 1] gedwongen om vele uren achter elkaar en bij ongesteldheid en bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- die [slachtoffer 1] naar / van haar werkplek gebracht
- die [slachtoffer 1] gedwongen om (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 1] meermalen geslagen en
- die [slachtoffer 1] gedreigd te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd in het (koude) (buiten)water te springen / te gaan staan / te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] enige minuten in het (koude) (buiten)water laten liggen / laten staan (omdat ze meer moest verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en
- die [slachtoffer 1] mishandeld en
- die [slachtoffer 1] anale sex met klanten liet hebben (omdat dat meer zou verdienen) en
- die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 1] als prostituee te laten werken.
Het hof verklaart de gedraging van verkrachting niet bewezen op dezelfde grond waarop het verdachte van het onder feit 3 afzonderlijke ten laste gelegde vrijspreekt.
Het hof acht wat betreft het onder 1A ten laste gelegde bewezen dat er met betrekking tot [slachtoffer 1] sprake is van geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling; aanwerven met het oogmerk haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling; opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist dat die ander door geweld en/of een andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld werd gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht werd bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van die handelingen; het door geweld en andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld dwingen van een ander dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen van een ander verdachte te bevoordelen.
Het hof acht wat betreft het onder 1B ten laste gelegde bewezen dat er met betrekking tot [slachtoffer 1] sprake is van door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht vervoeren met het oogmerk van uitbuiting; door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht een ander dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten; opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander; door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dwingen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen met een derde.
Het hof wijst het bij pleidooi gedane subsidiaire verzoek om een deskundigenonderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] af, omdat dit niet noodzakelijk is. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te kunnen beoordelen. Door de verdediging is ook eerder om een dergelijk verzoek verzocht, welk verzoek door het hof gemotiveerd was afgewezen. Door de verdediging zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld die tot een dergelijk onderzoek noodzaken.
Feiten 1A en 1B: mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 2] (werknaam: Sacha)
Aan verdachte is onder feiten 1A en 1B ten laste gelegd, zakelijk weergegeven, dat hij zich tezamen met een ander of anderen, althans alleen, heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel in de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 en in de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Den Haag en/of Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije.
De rechtbank heeft verdachte van dit feit vrijgesproken.
Verdachte heeft het feit ontkend en de verdediging heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit. Het openbaar ministerie heeft tot bewezenverklaring gerequireerd.
Het hof zal, net als de rechtbank heeft gedaan, verdachte vrijspreken van dit feit, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich met betrekking tot [slachtoffer 2] aan mensenhandel als ten laste gelegd heeft schuldig gemaakt. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
[slachtoffer 2], gehoord door de rechter-commissaris op 19 mei 2008, heeft verklaard dat er niets van de verwijten aan het adres van verdachte klopt. Zij had een relatie met verdachte. Zij heeft in de prostitutie gewerkt, maar is daartoe naar eigen zeggen niet gedwongen. Zij kon, zo verklaarde zij, zelf haar werktijden bepalen en haar geld beheren. Er is geen sprake van gedwongen borstvergroting of gedwongen plaatsen van tatoeages. Verdachte, aldus nog steeds [slachtoffer 2], heeft haar niet geslagen.
Het hof is zich er van bewust dat het mogelijk is dat de vrouwen, waaronder [slachtoffer 2], die in dit dossier voorkomen en die zich als het ware in het prostitutiesysteem/-milieu bevonden waarvan verdachte ook deel uitmaakte, uit angst of om andere redenen (bijvoorbeeld omdat zij een op het moment van verklaren een relatie met een van de verdachten hadden) in strijd met de waarheid gunstig hebben verklaard over de rol van verdachte en zijn medeverdachten. Dit kan echter niet op voorhand worden aangenomen en zal moeten blijken uit andere zich in dit dossier bevindende bewijsmiddelen, die voldoende duidelijkheid bieden over de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de ten laste gelegde uitbuiting aangenomen zou kunnen worden.
De getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij van [getuige 3] heeft gehoord dat verdachte [slachtoffer 2] zo hard had geschopt, dat haar hairextensions op de grond lagen. Deze verklaring wordt echter door geen andere bewijsmiddel ondersteund ([slachtoffer 2] en [getuige 3] bevestigen deze verklaring van [slachtoffer 1] niet), nog afgezien van het feit dat uit niets blijkt dat dat beweerde schoppen op de een of andere manier in relatie stond met de ten laste gelegde mensenhandel.
Uit de zich in het dossier bevindende tapgesprekken kan afgeleid worden dat [slachtoffer 2] tijdens en in verband met haar werkzaamheden werd gecontroleerd door verdachte, dat verdachte zich bemoeide met de manier waarop [slachtoffer 2] haar werkzaamheden verrichtte en dat verdachte en [slachtoffer 2] het vaker hadden over het geld dat [slachtoffer 2] verdiende in de prostitutie. Zonder voldoende ondersteunend bewijs (dat aannemelijk zou kunnen maken dat de lezing die [slachtoffer 2] aan de diverse gesprekken heeft gegeven in strijd met de waarheid zou zijn), dat ontbreekt, kan echter uit die enkele telefoongesprekken in weerwil van de verklaring van [slachtoffer 2] zelf nog niet worden vastgesteld dat er sprake was van (de/het ten laste gelegde) geweld, dwang, bedreiging of misbruik van feitelijkheid of van het meenemen vanuit een ander land of werven in een ander land om te werken in de prostitutie. Anders gezegd: de uitbuitingssituatie kan zonder voldoende ondersteunend bewijs, dat zoals gezegd ontbreekt, niet gegrond worden op de inhoud van de tapgesprekken.
Feit 1B: mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 8], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3]
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van de hiervoor genoemde vrouwen.
De verdediging heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit van de met betrekking tot voormelde vrouwen ten laste gelegde feiten.
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep tot vrijspraak van verdachte van de mensenhandel met betrekking tot deze vier vrouwen gerequireerd.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich ten opzicht van [slachtoffer 8], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde en zal hem van die feiten vrijspreken.
Feit 1B: mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 6] (werknaam: Maria)
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 6] en wel in de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije.
De rechtbank heeft verdachte van het ten laste gelegde feit vrijgesproken. Het OM heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
[slachtoffer 6] is in hoger beroep opnieuw als getuige gehoord. Bij die gelegenheid heeft zij – anders dan eerder tegenover de rechter-commissaris - een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Op 10 september 2007 heeft zij tegenover de rechter-commissaris – kort samengevat – verklaard dat alles wat zij deed vrijwillig was, dat zij één keer door verdachte geslagen was en dat zij niet het door haar verdiende gelegd behoefde af te dragen aan verdachte. In haar op 3 september 2010 in München afgelegde verklaring heeft zij evenwel verklaard – kort gezegd – dat haar bijnaam “Maria” was, dat het meestal verdachte was die bepaalde hoe het door haar verdiende geld werd verdeeld, dat hij over het meeste geld beschikte, dat het verdachte was die bepaalde dat zij geld aan zijn familieleden moest schenken en dat verdachte haar vaker had geslagen en bedreigd als zij weg wilde gaan. Van dit verhoor is een dvd-opname gemaakt waarvan door het hof kennis is genomen.
Anders dan de verdediging acht het hof de op 3 september 2010 afgelegde verklaring geloofwaardig en niet haar verklaring van 10 september 2007. Het hof acht die verklaring van 3 september 2010 onder meer authentiek vanwege de volgende omstandigheden:
- De door [slachtoffer 6] gegeven verklaring voor de reden waarom zij eerder als getuige onder ede anders had verklaard, namelijk dat zij toen nog in het “systeem” van verdachte zat. Dat hield – kort gezegd - in dat hij haar isoleerde van anderen en haar van hem afhankelijk maakte.
- [slachtoffer 6] verklaarde in de zomer van 2009 naar Turkije gegaan te zijn, kennelijk omdat zij bepaalde gevoelens had ten opzichte van verdachte. Er heeft toen een informeel huwelijk plaatsgevonden. De getuige heeft verklaard dat aanvankelijk alles koek en ei was, maar dat verdachte daarna weer agressief werd.
- [slachtoffer 6] verklaarde dat het haar niet zwaar viel om een voor verdachte belastende verklaring af te leggen, omdat het tijd was dat de waarheid uitkwam en dat verdachte zich ten onrechte altijd als slachtoffer beschouwde, terwijl hij dat volgens haar niet was.
- Toen haar telefoongesprekken werden voorgehouden waaruit naar voren kwam dat zij niet naar “huis” wilde gaan maar verder wilde werken, verklaarde [slachtoffer 6] dat zulks klopte en dat zij dat deed om zoveel mogelijk uit de nabijheid van verdachte te blijven.
- Veronique van Es heeft ter terechtzitting als getuige gehoord onder meer verklaard dat zij indertijd – dat was in de periode na aanhouding van verdachte - van [slachtoffer 6] gehoord had dat het geld bij de ouders van verdachte thuis was, dat zij dagelijks gesmeekt werd om niet meer te gaan werken, hetgeen zij hoorde omdat zij aanwezig was bij die telefoontjes en dat zij probeerde om haar geld terug te krijgen. Het hof ziet hierin mede een bevestiging van de verklaring van [slachtoffer 6] over de tenlastegelegde periode in verband met de opmerking van [slachtoffer 6] dat zij in september 2007 opgesloten zat in het “systeem” van verdachte.
Kennisname van de DVD van het verhoor van 3 september 2010 geeft het hof voorts voldoende aanleiding voor het oordeel dat de getuige haar verklaring naar waarheid heeft afgelegd.
De verklaring van [slachtoffer 6] die zij op 3 september 2010 heeft afgelegd vindt in voldoende mate steun in bewijsmiddelen uit andere bron. Het hof wijst – naast op de verklaringen van verdachte over contacten met [slachtoffer 6] - in het bijzonder op het volgende:
Uit opgenomen telefoongesprekken tussen [slachtoffer 6] en verdachte leidt het hof onder meer af dat [slachtoffer 6] in de prostitutie werkte, dat verdachte haar regelmatig belde in verband met haar werkzaamheden en er over geld werd gesproken.
In een opgenomen telefoongesprek op 28 oktober 2006 tussen verdachte en [medeverdachte 1] wordt – kort gezegd – het volgende gezegd: [medeverdachte 1] vraagt welk meisje nu voor [verdachte] in Amsterdam werkt. [verdachte] antwoordt Maria, Maria. [verdachte] vraagt of zij het geld heeft gestuurd aan Fadime.
Voor zijn overtuiging acht het hof in dit verband voorts onder meer een opgenomen telefoongesprek van 28 november 2006 tussen verdachte en “Ali” van belang. Kort gezegd houdt dat in: [verdachte] wil dat Ali hier iets aan doet. [verdachte] vindt dat Ali te goed is voor zijn meisje. Het meisje is telkens vrij. [verdachte] vindt dat het meisje moet werken. Ali gaat zorgen dat het meisje de voeten kust van [verdachte].
Aan het voorgaande doet niet af de omstandigheid dat er telefoongesprekken zijn geweest waarin [slachtoffer 6] en verdachte op vriendelijke en gezellige toon met elkaar hebben gesproken, zoals door de raadsvrouwe aangevoerd.
Het hof acht bewezen dat verdachte de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 6] (voortdurend) gecontroleerd en
- die [slachtoffer 6] één of meermalen geslagen en
- die [slachtoffer 6] één of meermalen bedreigd die [slachtoffer 6] iets aan te doen en
- die [slachtoffer 6] verboden, (althans bewogen, geen, althans weinig,) contact te hebben met haar vriendin(nen) en/of familie.
Het hof acht bewezen dat er met betrekking tot [slachtoffer 6] sprake is van door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten; het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting; door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid dwingen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen.
Feit 1B: mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 7] (werknaam “Eve”)
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 7] en wel in de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije.
De rechtbank heeft verdachte van het ten laste gelegde feit vrijgesproken. Het OM heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
[slachtoffer 7] is in hoger beroep voor het eerst als getuige gehoord. Bij die gelegenheid heeft zij een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. In haar op 29 maart 2010 in Borna tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring heeft zij – kort gezegd en zakelijk weergegeven – verklaard dat verdachte haar in Leipzig in de club waar ze werkte heeft gezegd dat ze eens in Nederland moest komen kijken, dat ze enkele dagen daarna naar Nederland zijn gereden, dat ze ongeveer 14 dagen in Nederland als prostituee met als werknaam “Eve” heeft gewerkt in Utrecht en daarna nog een keer in een club in de buurt van Breda, dat verdachte in Utrecht aangaf dat zij kon werken op de werkplek van een andere vrouw die zij verving, dat haar kort na aanvang van haar werk duidelijk werd dat ze niet voor zichzelf mocht werken, dat ze toen voor verdachte moest werken, dat ze het door haar verdiende geld aan hem moest afgeven, dat hij haar heeft geslagen omdat hij niet geloofde wat ze vertelde over hetgeen ze verdiend had, dat het gevaarlijk voor haar zou worden in Nederland toen zij zei dat ze niet meer voor hem wilde werken, dat ze twee meisjes in vertrouwen heeft genomen aan wie ze heeft verteld wat er gebeurd was, dat ze na twee weken van het door haar verdiende geld een bedrag heeft gepakt voor de trein naar Duitsland en dat ze nog een bedrag van haar loon in [naam club] aan hem heeft afgestaan om hem rustig te houden.
Het hof hecht geloof aan de verklaring van [slachtoffer 7]. Zij vindt voldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen welke mede uit andere bron afkomstig zijn.
- De verklaringen van [getuige 6] over hetgeen [slachtoffer 7] haar in [naam club] heeft verteld en haar eigen ervaringen met verdachte in dit verband. Zij verklaart onder meer dat zij wist dat [slachtoffer 7] bang voor Abu was, omdat hij haar bedreigd had en dat in een telefoongesprek met haar sprake was van een bedreiging aan ons in de club, dat hij het meisje wilde hebben.
- De verklaringen van [getugie 7] waaruit het hof afleidt dat [slachtoffer 7] haar verteld had dat zij bang was voor verdachte en dat zij voor hem gewerkt had en dat verdachte in haar aanwezigheid tegen [slachtoffer 7] had gezegd dat ze een leugenaarster was en dat hij haar toch terug zou halen.
- Ook uit de opgenomen telefoongesprekken en uitgelezen sms-berichten die zich in het dossier bevinden leidt het hof af dat zij niet alleen de verklaring van [slachtoffer 7] bevestigen over de periode waarin zij in [naam club] werkte maar ook de periode daarvoor. Zo zijn er gesprekken waarin verdachte onder meer heeft gezegd: “en dan zullen we eens zien wie je beschermt”, en “dan kom ik met mijn groep en dan zien we wie er achter je staat” en en gesprek waarin [slachtoffer 7] zegt “Geef me mijn geld, ik heb de laatste dagen genoeg verdiend”.
Het hof acht bewezen dat verdachte de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- die [slachtoffer 7] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer 7] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- die [slachtoffer 7] naar / van haar werkplek gebracht en/of laten brengen
- die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 7] een maal geslagen en
- die [slachtoffer 7] meegenomen vanuit Duitsland naar Nederland en
- die [slachtoffer 7] bedreigd heeft haar iets aan te doen.
Het hof acht bewezen dat er met betrekking tot [slachtoffer 7] sprake is van medenemen en aanwerven met het oogmerk haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling; door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid haar hebben dwingen en/of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten; opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting; door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid dwingen dan wel bewegen hem te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen.
Feit 1B: mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 9] (werknaam Melek of Melissa)
Aan verdachte wordt – kort gezegd – ten laste gelegd mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 9] en wel in de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 met betrekking tot [slachtoffer 9] schuldig zou hebben gemaakt aan mensenhandel.
De rechtbank heeft verdachte van dit feit vrijgesproken. In hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor dit feit, terwijl het openbaar ministerie tot bewezenverklaring heeft gerequireerd.
Het hof zal, net als de rechtbank, verdachte van dit feit vrijspreken omdat het niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 9] heeft uitgebuit als ten laste gelegd. De zich in het dossier bevindende weergave van enkele telefoongesprekken is te weinig concludent om op te kunnen baseren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer 9] zoals ten laste gelegd.
De voor verdachte belastende verklaringen van [getuige 1] worden niet door ander bewijsmateriaal in voldoende mate ondersteund, terwijl [slachtoffer 9] zelf ter terechtzitting van de rechtbank op 6 juni 2008 heeft verklaard, kort gezegd, dat er van dwang, geweld en dergelijke geen sprake was en dat zij al als prostituee werkte toen zij verdachte leerde kennen. Verdachte zou ook nooit bij haar in Keulen geweest zijn.
Feit 2 gedwongen borstvergroting, abortus en plaatsen van tatoeages met betrekking tot [slachtoffer 1]
Aan verdachte wordt – kort gezegd - verweten dat hij samen met anderen Slachtoffer 1] di
[slachtoffer 1] met voorbedachten rade zwaar heeft mishandeld door haar te dwingen tot het ondergaan van borstvergroting, abortus en tatoeages in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 31 mei 2005.
[slachtoffer 1] heeft – kort gezegd – verklaard dat zij een borstvergrotende operatie, een abortus en het zetten van een tatoeage heeft ondergaan waartoe zij gedwongen is door verdachte.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat haar verklaring niet voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
In zijn arrest van 26 januari 2010 heeft de Hoge Raad als volgt overwogen:
“Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen.”
In zijn arrest van 13 juli 2010 wordt hieraan toegevoegd :
“Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.”
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad tot nu toe lijkt in ieder geval te moeten worden afgeleid dat onvoldoende is als er naast de verklaring van de getuige slechts verklaringen zijn van anderen aan wie de desbetreffende getuige hetzelfde heeft verklaard als tegenover politie en rechter-commissaris of raadsheer-commissaris. Hetzelfde zal als regel gelden met betrekking tot verklaringen van de verdachte die niet méér inhouden dan dat hij de getuige kent. Het hof begrijpt de rechtspraak van de Hoge Raad aldus dat niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen uit verschillende bron zijn en dat het voldoende kan zijn dat de ondersteuning betrekking heeft op andere onderdelen dan de “kern” van het ten laste gelegde.
Weliswaar heeft [getuige 8] verklaard dat [slachtoffer 1] van verdachte een abortus en een borstvergrotende operatie moest ondergaan, maar verdere bijzonderheden over de gang van zaken ontbreken in deze verklaring. Bewijsmiddelen uit andere bron dan [slachtoffer 1] zelf die als voldoende ondersteuning voor het ten laste gelegde – waaronder voor de dwang en (het medeplegen van) de uitvoering door verdachte van de borstvergrotende operatie en de abortus – dient te worden aangemerkt, zijn er niet.
Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 3: verkrachting van [slachtoffer 1]
Aan verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij [slachtoffer 1] heeft verkracht in de periode 1 oktober 2004 tot en met 31 mei 2005.
Het hof zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 1], omdat haar verklaring niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Het hof verwijst naar hetgeen het hierboven bij de bespreking van feit 2 heeft overwogen met betrekking tot het voorschrift van art. 342 Sv.
Feit 5 vals reisdocument
Aan verdachte is, zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat hij in of omstreeks de periode augustus 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of elders in Nederland in het bezit was van een Duits paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die vervalst of vals waren, en waarbij de valsheid/vervalsing hierin bestond het paspoort ten naam was gesteld van [valse naam] en was voorzien van een (goedgelijkende) foto van verdachte en dat verdachte een niet op zijn naam gesteld paspoort in bezit heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt in voormelde periode en op voormelde plaatsen.
De rechtbank heeft het alternatief tenlastegelegde bewezen verklaard. Het openbaar ministerie is in hoger beroep van oordeel dat er slechts bewijs is voor het bezit en gebruik van een niet op zijn naam gesteld paspoort en sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Bij zijn aanhouding op 7 februari 2007 in Amsterdam legitimeerde verdachte zich met een Duits paspoort ten name van [valse naam]. Verdachte verklaarde hieromtrent dat hij het paspoort waarmee hij zich identificeerde bij zijn aanhouding vijf of zes maanden in gebruik heeft gehad.
Het hof stelt vast dat de foto op het Duitse paspoort (blz. 041753) overeenkomt met foto 3 op blz. 8007 van het dossier. De foto op blz. 8007 is tijdens verhoren aan diverse getuigen getoond (bijvoorbeeld aan [slachtoffer 1], zie pagina 21296) en zij herkenden op die foto de persoon van verdachte. Nu vastgesteld wordt dat de foto op het ten naam van [valse naam] gestelde paspoort die van verdachte is, brengt dit met zich dat dat paspoort vals althans vervalst is. Gezien de evidentie van de valsheid (foto en tenaamstelling op bedoelde document horen zonder enige twijfel niet bij elkaar), kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte van de valsheid/vervalsing heeft geweten althans had hij redelijkerwijs moeten vermoeden dat het paspoort vals/vervalst was.
Feit 6a en 6B: deelname en leiding geven aan een criminele organisatie
Het hof acht bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een misdadige organisatie die gericht was op het plegen van misdrijven van samenhangende aard.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de organisatie tot oogmerk had:
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
De bewijsmiddelen bieden geen dan wel onvoldoende steun voor een bewezenverklaring van het oogmerk tot (zware) mishandeling in de vorm van het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages noch voor bewezenverklaring van het oogmerk tot handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
Wat het oogmerk van de organisatie betreft leidt het hof uit de bewijsmiddelen het volgende af. De organisatie waaraan verdachte deelnam, had tot doel zoveel mogelijk geld te verdienen aan vrouwen die in de prostitutie werkten. Het ten tijde van de feiten gebruikte systeem, waarvan ongestoorde voortzetting werd beoogd, zag er – kort gezegd – als volgt uit. Het geld moest worden verdiend met deels mensenhandel en deels met afpersing. Niet alle prostituees waren voorwerp van mensenhandel. Binnen het werkterrein van de organisatie moesten prostituees protectiegelden afdragen. Dat gebeurde rechtstreeks dan wel via de “pooiers” van de prostituees. Als ze dat niet deden, werd hun duidelijk gemaakt dat ze moesten vertrekken. Gecontroleerd werd of de regels werden nageleefd. Dit systeem werd met geweld gehandhaafd, zowel naar de prostituees en (andere) “pooiers” toe als naar klanten. De geleverde protectie zou eveneens kunnen bestaan in het gebruik van geweld in de vorm van (zware) mishandeling en bedreigingen daarmee of met de dood. Voor deze doelen werd gebruik gemaakt van zogenaamde “bodyguards” en “snorders”. Voor de communicatie werd veelvuldig telefonisch contact onderhouden.
Uit de bewijsmiddelen komt een en ander uitvoerig naar voren. Het hof wijst in de eerste plaats op de bewijsmiddelen voor de andere bewezen verklaarde feiten. Voor het overige licht het hof er een paar punten uit. In verband met het doel van de organisatie valt onder meer te wijzen op een aanzienlijk aantal telefoongesprekken en verklaringen waarin gesproken wordt over de inning van geld bij prostituees voor de bescherming door bodyguards. Daarmee hielden bodyguards zich bezig maar ook [getuige 8]. Dat er geen sprake was van een vrijwillige afdracht leidt het hof uit de omstandigheid dat er vaker sprake van is dat een persoon of meerdere personen nog “moeten betalen”. Dat de bescherming naast het doen van boodschappen voor en het vervoeren van prostituees ook bestond in de mishandeling van klanten blijkt uit instructies voor de bodyguards waarvan in verklaringen sprake is. De prostituees werden door hen ook gecontroleerd.
Dat er sprake was van een min of meer duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband leidt het hof onder meer af uit het volgende. Er was sprake van een duidelijke werkverdeling tussen personen met verschillende taken, onder wie verdachte, gedurende langere tijd. Er werd door personen die er zelf deel van uitmaakten gesproken over “bedrijf” en “groep” en soortgelijke termen. Er was sprake van een “weekloon” voor onder meer de bodyguards. Voor het overige blijkt uit de bewijsmiddelen van een systematische, bedrijfsmatige opzet van het exploiteren van de prostituees. Dat deze als handelswaar werden gezien blijkt niet alleen uit de manier waarop vaak over vrouwen werd gesproken maar ook uit het cadeau geven van een van een ander “afgepakte” vrouw door [medeverdachte 1] aan een nieuwe medewerker.
Dat dit alles plaats vond in een sfeer van geweldpleging die van de groep uitging komt onder meer naar voren in een aantal gewelddadige incidenten met een planmatig karakter. Het hof wijst op de mishandelingen van [getuige 9] en [slachtoffer 11], van een vriend van de broer van [getuige 10], van [getuige 11], een incident met vuurwapens waarover [getuige 8] heeft verklaard, uit het bedreigende bezoek aan de moeder van [getuige 12].
Dat verdachte, die zelf een aantal vrouwen voor hem in de prostitutie liet werken, deelnam aan de werkzaamheden van de organisatie en dat hij wetenschap had van het oogmerk van de organisatie leidt het hof af uit onder meer de volgende bewijsmiddelen. [getuige 8] heeft verklaard dat hij voor [medeverdachte 1] op het Zandpad rondreed om de voor deze werkende vrouwen in de gaten te houden. In telefoongesprekken heeft hij onder meer gesproken met [medeverdachte 1] over de plaatsing van prostituees in kamers, over een gesprek met een ander over dat onderwerp, over geldsbedragen in verband met prostituees en over het wegsturen van iemand in wiens sok 1000 euro zou zijn gevonden door “mijn meisje”.
Het hof heeft bij de beoordeling mede betrokken de bij de politie afgelegde verklaring van [getuige 13]. Het hof acht de verklaring die [getuige 13] heeft afgelegd tegenover de politie op 21 februari 2004 mede geloofwaardig, omdat een aanzienlijk aantal gegevens overeenkomt met hetgeen uit andere bronnen is gebleken. Aan [getuige 13]’s latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 28 november 2008 hecht het hof in zoverre geloof dat hij verklaart dat hij zijn verklaringen bij de politie naar waarheid heeft afgelegd. Voor het overige acht het hof aannemelijk dat zijn verklaring in belangrijke mate bepaald wordt door zijn wens over bepaalde personen niet (opnieuw) te verklaringen, mogelijk uit angst voor hen. Het hof acht niet aannemelijk dat de getuige op de hier relevante punten aan geheugenverlies leed. Zijn latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 13 oktober 2009 acht het hof eveneens ongeloofwaardig; het hof acht niet aannemelijk dat – voor zover hij zich niet op zijn verschoningsrecht heeft beroepen - zijn antwoord dat hij zich bepaalde gebeurtenissen, waaronder verhoren door de politie, niet meer kon herinneren, juist was.
Het hof heeft voorts bij de beoordeling betrokken de door [getuige 14] ten overstaan van de politie afgelegde verklaring. [getuige 14]s verklaring acht het hof betrouwbaar en bruikbaar, nu die verklaring op wezenlijke onderdelen ondersteund wordt door ander bewijsmateriaal.
Anders dan het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte (mede) leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie. Het dossier biedt voor die conclusie geen althans onvoldoende aanknopingspunten.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1A, 1B, 5, 6A en 6B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
IA.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland,
- [slachtoffer 1] telkens) door geweld en andere feitelijkhed(en) en door bedreiging met geweld heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft ondernomen en/- [slachtoffer 1] heeftheeftaangeworven met het oogmerk die [slachtoffer 1]in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling
en-
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, genaamd [slachtoffer 1] met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist , althans redelijkerwijs moest) vermoeden dat die [slachtoffer 1] door geweld en een andere feitelijkhe)d) en/door bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) werd gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht - werd bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van die handelingen;
en
- [slachtoffer 1] telkens) door geweld en andere feitelijkhed) en/of door bedreiging met geweld heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen, uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met (of voor) een derde, verdachte te bevoordelen,
immers heeft/hebben hij, verdachte
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 1] haar verblijfspapieren /paspoort / identiteitsdocumenten laten verscheuren en/
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden endie [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 1] gedreigd te slaan en/ofdie [slachtoffer 1] gezegd in het (koude) (buiten)water te springen /te gaan staan /te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] 5 minuten, althans enige minuten, (in de maand maart) in het (koude) (buiten)water laten liggen / laten staan Lomdat ze meer moest verdienen) en/ofdie [slachtoffer 1] bedreigd en
- die [slachtoffer 1] mishandeld endie [slachtoffer 1] anale sex met klanten liet(en) hebben Lomdat dat meer zou verdienen) en/
- die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit Duitsland naar Nederland of die [slachtoffer 1] vanuit Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 1] als prostituee te laten werken;
1B.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Haarlem en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije,
- Slachtoffer 1] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht , vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 7];
en/of
- [slachtoffer 7] heeft mede genomen en/of heeft aangeworven met het oogmerk /die [slachtoffer 7] , in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
en
- [slachtoffer 1] en[slachtoffer 6] en/[slachtoffer 7] door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of ;
en
- ( opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en/[slachtoffer 7];
en
- ( die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en/[slachtoffer 7] door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht die [slachtoffer 1] [slachtoffer 6] en/ [slachtoffer 7]
heeft gedwongen dan wel bewogen hem, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 1] die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] , met of voor een derde; immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 1] haar verblijfspapieren /paspoort / identiteitsdocumenten laten verscheuren en/
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden / in de gaten laten houden endie [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 1] gedreigd te slaan en/ofdie [slachtoffer 1] gezegd in het (koude) (buiten)water te springen /te gaan staan /te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 1] 5 minuten, althans enige minuten, (in de maand maart) in het (koude) (buiten)water laten liggen / laten staan jomdat ze meer moest verdienen) en/ofdie [slachtoffer 1] bedreigd en
- die [slachtoffer 1] mishandeld endie [slachtoffer 1] anale sex met klanten liet(en) hebben Lomdat dat meer zou verdienen) en/
- die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 6]) (in voornoemde periode)
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en/die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar e werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 6] (voortdurend) gecontroleerd endie [slachtoffer 6] meermalen geslagen; endie [slachtoffer 6] één of meermalen bedreigd die [slachtoffer 6] iets aan te doen; en/
- die [slachtoffer 6] verboden, (althans bewogen, geen, althans weinig,) contact te hebben met haar vriendin(nen) en/of familie;
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 7]) (in voornoemde periode)
die [slachtoffer 7] als prostituee laten werken en/
- voor die [slachtoffer 7] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en-die [slachtoffer 7] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en
- die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/
- die [slachtoffer 7] één of meerdere malen geslagen en
- die [slachtoffer 7] meegenomen, vanuit Duitsland naar Nederland teneinde die [slachtoffer 7] als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 7] bedreigd die [slachtoffer 7] iets aan te doen;
5.
hij in of omstreeks de periode augustus 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of elders in Nederland in het bezit was van een reisdocument, te weten een (Duits) paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat het betreffende paspoort ten name was gesteld op [valse naam], geboren op 22 september 1971, welk paspoort was voorzien van een (goedgelijkende) foto van verdachte [verdachte] ;
6A.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met april 2006 te Amsterdam en/of te Utrecht en te Den Haag en te Alkmaar en Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en elders in Nederland en Duitsland,
tezamen en in vereniging met anderen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van - mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het sexueel uitbuiten van vrouwen (prostituees); en/
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan, stompen, schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en pooiers en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en klanten van prostituees); en
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
en
6B
hij in of omstreeks de periode van april 2006 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en te Utrecht en te Den Haag en te Alkmaar en Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en elders in Nederland en Duitsland,
tezamen en in vereniging anderen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het sexueel uitbuiten van vrouwen (prostituees); en
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan, stompen, schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en pooiersbedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en klanten van prostituees); en - afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In geval van cassatie zal dit arrest worden aangevuld met de bewijsmiddelen bedoeld in art. 359, derde lid Sv.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1A bewezenverklaarde:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, meermalen gepleegd
en
Een persoon aanwerven met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
Opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich door geweld of een andere
feitelijkheid en door bedreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht beschikbaar stelt tot het plegen van die
handelingen, meermalen gepleegd
en
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld
en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, meermalen gepleegd,
ten aanzien van het onder 1B bewezenverklaarde:
Mensenhandel, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 5, eerste plaats bewezenverklaarde:
In het bezit zijn van een reisdocument, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is
ten aanzien van het onder 6A en 6B bewezenverklaarde:
voortgezette handeling van: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het hof acht aannemelijk dat aan de feiten als ten laste gelegd onder 6A en 6B één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag heeft gelegen en beschouwt de feiten dan ook als voortgezette handeling van deelneming aan een criminele organisatie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gerequireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van tien jaar. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zowel verdachte als de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen van deze veroordeling. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek.
Het hof is van oordeel dat oplegging van de hierna te noemen straffen passend en geboden is in de onderhavige zaak, gelet op de ernst en het aantal van de bewezen verklaarde strafbare feiten, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals blijkend uit de stukken en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting en gelet op de specifieke, hierna nader te duiden strafmaatbeïnvloedende omstandigheden die een rol spelen in deze strafzaak.
Verdachte is behalve wegens een valsheidsdelict veroordeeld wegens – kort gezegd – (medeplegen van) mensenhandel met betrekking tot drie vrouwen en deelneming aan een criminele organisatie die in het bijzonder gericht was op de exploitatie van vrouwen in de vorm van mensenhandel en van afpersing welke organisatie gedurende enige jaren op een aantal plaatsen in Nederland zeer actief is geweest. Het gebruik van geweld werd daarbij niet geschuwd.
Verdachte heeft drie vrouwen uitgebuit. Daarbij heeft hij het gebruik van geweld, bedreigingen en methoden om vrouwen te isoleren niet geschuwd. In de criminele organisatie heeft verdachte een beperkte rol gespeeld.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat straffen in andere zaken voor mensenhandel en deelneming aan een criminele organisatie in aanmerking genomen.
De feiten zijn ernstig. Door mensenhandel wordt immers een flagrante inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid. Door deel te nemen aan de criminele organisatie heeft verdachte aan vele anderen schade berokkend.
Uit het voorgaande vloeit voort dat verdachte ten koste van de belangen van anderen persoonlijk financieel gewin heeft nagestreefd. Het hof acht uit een oogpunt van vergelding en preventie in verband met de feiten onder 1A en 1B en 6A en 6B daarom - en dus ongeacht een mogelijke veroordeling van verdachte tot betaling van een bedrag dat strekt tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel - met toepassing van art. 9, derde lid, Sr naast oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegging van een geldboete geboden. Bij de bepaling van de hoogte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat drie vrouwen slachtoffer zijn geworden van mensenhandel, de mate van uitbuiting, de duur van de uitbuiting en het aandeel van verdachte in de criminele organisatie. Het heeft voorts op de voet van art. 24 Sr rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte niet in staat is de boete te betalen.
Anders dan de rechtbank en het openbaar ministerie acht het hof op grond van het bovenstaande als uitgangspunt passend en geboden een gevangenisstraf van vijf jaar en – mede onder verwijzing naar art. 57 Sr - een geldboete van 100.000 euro (1 jaar vervangende hechtenis). Het hof legt mede een zwaardere straf op dan de rechtbank, omdat het méér feiten bewezen heeft verklaard dan de rechtbank heeft gedaan.
Zoals eerder overwogen, zal het hof de verzuimen die de geheimhoudersgesprekken betreffen verdisconteren in de strafmaat. Het hof is het niet eens met het standpunt van het openbaar ministerie dat volstaan zou moeten worden met de enkele constatering dat de vormverzuimen hebben plaatsgevonden. Het hof begrijpt het betoog van het openbaar ministerie aldus dat dit standpunt is ingegeven door de omstandigheid dat in feite geen processueel nadeel voor verdachte uit de – ook door het openbaar ministerie overigens “ernstig” genoemde – vormverzuimen is voortgevloeid.
Het hof heeft weliswaar eerder overwogen dat het niet aannemelijk acht dat de gesprekken gebruikt zijn tot sturing van het onderzoek. Maar er is wel sprake van méér dan incidentele verzuimen. Bovendien acht het hof het belang dat de overtreden voorschriften dienen groot. Uit de verklaring van de als getuigen gehoorde teamleiders leidt het hof af dat men binnen de politieteams hiervan onvoldoende doordrongen was. Het hof is al met al van oordeel dat de verzuimen daarom van zodanig gewicht zijn dat de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van de verzuimen met drie maanden zal worden verlaagd.
Per saldo wordt aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 4 jaar en 9 maanden alsmede een geldboete van 100.000 euro.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 25.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hierna te noemen bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 55, 56, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de feiten 2 en 3;
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1A, 1B, 5, 6A en 6B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 100.000,-- (éénhonderdduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) jaar hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 25.000,-- (vijfentwintigduizend euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 25.000,-- (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 160 (honderdzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr J.I.M.W. Bartelds en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 20 december 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.