Parketnummer: 24-000638-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-490332-09
Arrest van 16 december 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen. Dit vonnis houdt in veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 31 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en een geldboete van € 380,- subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2009 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Bewijsoverweging
Bij besluit van 14 april 2009 is het rijbewijs van verdachte per 21 april 2009 door het CBR ongeldig verklaard. Dit besluit is per aangetekende brief naar verdachte verzonden en is niet retour gekomen naar het CBR. Behoudens in het geval van een ontkenning van verdachte dat hij op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, moet het ervoor worden gehouden dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van voornoemde aangetekende brief.
Verdachte is ter terechtzitting van de politierechter Zwolle-Lelystad d.d. 26 februari 2010 verschenen. De politierechter heeft verdachte onder meer de korte inhoud van het voornoemde CBR-besluit voorgehouden. Verdachte heeft op die terechtzitting een verklaring afgelegd. Verdachte heeft bij die gelegenheid niet ontkend ten tijde van het ten laste gelegde feit op de hoogte te zijn geweest van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Het hof acht op grond van voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 augustus 2009 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 26 augustus 2009 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor alle categorieën ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft zich niets aangetrokken van de jegens hem genomen maatregel van ongeldigverklaring.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 september 2010 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van het rijden onder invloed onherroepelijk tot geldboetes is veroordeeld en transacties heeft betaald. Ook heeft de politierechter Zwolle-Lelystad hem bij onherroepelijk vonnis van 30 maart 2009 een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd. Verdachte heeft het bewezen verklaarde feit tijdens de bij dat vonnis bepaalde proeftijd gepleegd. De opgelegde geldboetes en de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een bepaling van de Wegenverkeerswet te overtreden.
Gezien de landelijk geldende oriëntatiepunten, zou een gevangenisstraf van twee weken, eventueel te vervangen door een werkstraf van 28 uren, voor het bewezen verklaarde feit een passende bestraffing zijn. Die oriëntatiepunten zijn echter bedoeld voor verdachten zonder recidive. Het hof zal in deze zaak nog niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel is gezien hetgeen het hof hiervoor over verdachtes strafrechtelijke verleden heeft vastgesteld, een werkstraf van aanmerkelijk meer uren aangewezen, dan wanneer verdachte first offender zou zijn geweest. Het hof zal een werkstraf van 56 uren opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zesenvijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van achtentwintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.