ECLI:NL:GHARN:2010:BO8226
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J.I.M.W. Bartelds
- G. Mintjes
- G.C. Gillissen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vordering tot vervroegde invrijheidstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 december 2010 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde had zich onttrokken aan de tenuitvoerlegging van zijn straf, die was opgelegd door het gerechtshof 's-Gravenhage. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat deze niet onverwijld was ingediend, zoals vereist door de wet. De vordering was pas 973 dagen na de onttrekking van de veroordeelde ontvangen, terwijl de indiening binnen een bepaalde termijn had moeten plaatsvinden. Het hof benadrukte dat de reden voor de late indiening, namelijk de aanhouding van de veroordeelde, niet voldoende was om de vertraging te rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigden. De advocaat-generaal had de vordering ingediend in afwijking van de Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling, die voorschrijft dat bij onttrekking aan de tenuitvoerlegging in principe geen vordering tot uitstel of achterwege laten van vervroegde invrijheidstelling wordt ingediend. Het hof verklaarde de advocaat-generaal niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de vordering niet tijdig was ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.