Parketnummer: 24-003180-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-620490-08
Arrest van 15 december 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Flevoland, gevangenis Lelystad te Lelystad,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en beslist op de vordering van de benadeelde partij en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het onder
1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 20.125,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - met inachtneming van de door de eerste rechter toegelaten wijzigingen in de tenlastelegging - ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2008 tot en met 24 september 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- (op/tegen) de voordeur van de woning van die [benadeelde], waarachter die [benadeelde] zich bevond, (open)geduwd en/of
- op/tegen/in het gezicht en/of op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde] geslagen en/of gestompt (waardoor die [benadeelde] ten val kwam en/of terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of
- bovenop die [benadeelde] gaan zitten (terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of
- een doek, in ieder geval een stuk stof, in de mond en/of over (een deel van) het gezicht van die [benadeelde] geduwd/gestopt (terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond (en/of)
- een/de hand(en) / pols(en) en/of een/de voet(en) / enkel(s) van die [benadeelde] vastgebonden met (een) tie-rip(s) (terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of
- die [benadeelde] (zwaar) gewond vastgebonden en/of met een doek, in ieder geval een stuk stof, in de mond en/of over (een deel van) het gezicht achtergelaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2008 tot en met 24 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een onbekend gebleven geldbedrag in oud Nederlands geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of haar mededader(s) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- (op/tegen) de voordeur van de woning van die [benadeelde], waarachter die [benadeelde] zich bevond, heeft/hebben (open)geduwd en/of
- op/tegen/in het gezicht en/of op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of gestompt (waardoor die [benadeelde] ten val kwam en/of terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of
- bovenop die [benadeelde] is/zijn gaan zitten (terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of - een doek, in ieder geval een stuk stof, in de mond en/of over (een deel van) het gezicht van die [benadeelde] heeft/hebben geduwd/gestopt (terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of
- een/de hand(en) / pols(en) en/of een/ de voet(en)/enkel(s) van die [benadeelde] heeft/hebben vastgebonden met (een) tie-rip(s) (terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond) en/of
- die [benadeelde] (Zwaar) gewond vastgebonden en/of met een doek, in ieder geval een stuk stof, in de mond en/of over (een deel van) het gezicht heeft/hebben achtergelaten, tengevolge waarvan die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel
* (een) botbreuk(en)/fractu(u)r(en) in het gezicht en/of
* een (deels) losgelegen oogbol en/of
* (een) ontbrekende en/of afgebroken tand(en) en/of
* (een) doorligplek(ken) op een/de bil(len) en/of
* (een) schaafwond(en) aan het (linker)been en/of
* (een) insnoeringswond(en) bij de enkel(s) (van 5 mm breed) en/of
* (een) bloeduitstorting(en) en/of (een) blauwe plek(ken) in het gezicht en/of in de hals en/of op linkerborsthelft tot aan de ribbenboog (onderkant)) heeft bekomen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of de periode 8 juli 2008 tot en met 24 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 3500,- euro, in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (een) tuinman(nen), in ieder geval (een) perso(o)n(en), die de tuin aan de [adres], van die [benadeelde], zou(den) opknappen/veranderen/aanpassen naar de wensen van die [benadeelde], waardoor die [benadeelde] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of de periode 8 juli 2008 tot en met 24 september 2008 in de gemeente [gemeente], in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van 3500,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geldbedrag verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als tuinman(nen)/klusjesman(nen)/betaalde kracht(en), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op de avond van 19 september 2008 wordt een 76-jarige, alleenstaande vrouw, mevrouw [benadeelde] (hierna: [benadeelde]), in haar woning aan de [straat] in [plaats 1] overvallen. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat zij beiden - als enigen - bij deze overval betrokken zijn geweest. Beiden kenden [benadeelde] en waren reeds eerder in haar woning geweest. Verdachte had [benadeelde] begin juli 2008 via zijn vriend, [getuige 1], leren kennen en zou voor [benadeelde] werkzaamheden in de tuin verrichten.
Ter voorbereiding op de overval zijn twee bivakmutsen en twee paar handschoenen aangeschaft. Deze voorwerpen, alsmede een tas met daarin tie-rips en een stuk handdoek worden meegenomen naar de woning van [benadeelde].
Daar aangekomen, wordt de verlichting bij de voordeur onklaar gemaakt en wordt vervolgens aangebeld en/of op de deur geklopt.
Als [benadeelde] de deur open doet, wordt zij met kracht in haar gezicht gestompt. Ten gevolge van deze stomp komt [benadeelde] in de hal te vallen. Zij wordt, terwijl ze op de grond ligt, nogmaals gestompt en vervolgens vastgebonden met tie-rips.
Vijf dagen later, op 24 september 2008, wordt [benadeelde] ernstig gewond, vastgebonden, niet aanspreekbaar en sterk uitgedroogd door vochttekort, aangetroffen in haar woning.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2008, met als bijlagen stukken uit het medische dossier van [benadeelde], en de geneeskundige verklaring d.d. 14 oktober 2008 blijkt ondermeer dat bij [benadeelde] sprake was van een botfractuur aan de linkeroogkas, een sterk opgezwollen linkergezichtshelft, ernstige bloeduitstortingen rond de ogen, bloeduitstortingen rond de hals, kin, bovenlip, linkermondhoek en op de linkerborsthelft tot aan de ribbenboog, schaafwonden aan het linkerbeen en doorligplekken op haar billen. Uit het NFI rapport, opgesteld door D. Botter, d.d.
5 maart 2009, blijkt dat sprake is geweest van minimaal twee geweldsinwerkingen op het gelaat, één in de nabijheid van het linkeroog, een andere ter hoogte van de onderkaak. De fracturen van het aangezicht impliceren dat sprake moet zijn geweest van forse krachtsuitoefening.
Op 24 september 2008 is [benadeelde] overgebracht naar het ziekenhuis in [plaats 1]. Nadien is zij opgenomen in een verpleeghuis te [plaats 2], alwaar zij tot op heden verblijft.
Medeplegen poging doodslag
Met betrekking tot de onderlinge rolverdeling voorafgaand en tijdens de overval beschuldigen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] elkaar over en weer.
Nu technisch bewijs nagenoeg ontbreekt en [benadeelde] medisch gezien niet in staat is om een verklaring omtrent de gebeurtenissen af te leggen, is het met het oog op de bewijs- en kwalificatievragen van belang dat de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de door betrokkenen afgelegde verklaringen zorgvuldig worden getoetst. Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft aanvankelijk tegenover de politie zijn eigen betrokkenheid bij de overval ontkend en verschillende namen genoemd van personen die de overval gepleegd zouden hebben. Nadien heeft verdachte bij de politie verklaard dat niet alleen hijzelf, maar ook zijn (toenmalige) vriendin - medeverdachte [medeverdachte] - de overval hebben gepleegd. Samengevat komt zijn verklaring erop neer dat de medeverdachte meer spanning in hun relatie wilde en voorstelde om [benadeelde] te overvallen. Verdachte stemde hiermee in, omdat hij bang was om zijn vriendin (opnieuw) kwijt te raken. Volgens verdachte zijn ze op de avond van 19 september 2008 samen naar de woning van [benadeelde] gelopen en was [medeverdachte] degene die een tas met daarin de tie-rips en een stuk van een handdoek meenam. Aangekomen bij de woning van [benadeelde] heeft verdachte eerst in de tuin gekeken of er iemand thuis was en vervolgens, conform de afspraak met [medeverdachte], op de deur geklopt / aangebeld en [benadeelde], toen zij de deur opende, een harde vuistslag in het gezicht gegeven. Toen [benadeelde] in de hal op de grond lag heeft [medeverdachte] de polsen en enkels van [benadeelde] met tie-rips vastgebonden, haar vervolgens met gebalde vuist meermalen in het gezicht gestompt en een doekje over haar gezicht gelegd. Verdachte heeft daarna de gordijnen in de woonkamer dichtgedaan en heeft samen met [medeverdachte] de woning doorzocht. Omdat hij in paniek raakte heeft hij [medeverdachte] aangespoord om de woning te verlaten, waarbij zij hem uitschold voor 'pussy'.
Verdachte heeft deze door hem geschetste gang van zaken ter terechtzitting van het hof van 1 december 2010 in grote lijnen herhaald.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in haar laatste verklaringen tegenover de politie (vanaf 16 december 2008) verklaard - kort samengevat - dat zij onder druk van verdachte [verdachte] op 19 september 2008 de woning van [benadeelde] is binnengegaan. Kort daarvoor was ze door verdachte bedreigd en mishandeld. Zij heeft gezien hoe verdachte geweld gebruikte tegen [benadeelde], haar vervolgens vastbond met tie-rips en de woning doorzocht. [medeverdachte] heeft naar eigen zeggen aan zowel de voorbereiding als de uitvoering van de overval geen bijdrage van betekenis geleverd.
Het hof gaat op grond van de verklaringen van verdachte, die op essentiële onderdelen worden bevestigd door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], uit van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de bekennende verklaringen van verdachte.
Het hof beoordeelt de verklaringen van verdachte tevens geloofwaardig en overtuigend bezien binnen de context van de (verbroken) relatie tussen verdachte en [medeverdachte]. Tussen beiden was korte tijd sprake geweest van een relatie. Kort voor 19 september 2008 heeft [medeverdachte] de relatie verbroken, terwijl zij voor verdachte 'alles' was. Direct voorafgaande aan de overval heeft [medeverdachte] ingestemd met voortzetting van de relatie op voorwaarde van meer spanning binnen de relatie.
Nu [medeverdachte] binnen de relatie een bepalende rol vervulde, is het hof de overtuiging toegedaan dat zij verdachte zover heeft gekregen hem mee te laten doen aan de ten laste gelegde overval.
Het hof acht op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat medeverdachte [medeverdachte] onder druk dan wel dreiging van verdachte de woning heeft betreden en slechts een passieve rol bij de overval heeft gehad.
Die stellingname van de medeverdachte vindt geen steun in de verklaringen van verdachte en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. In dit verband is een uitspraak van [medeverdachte], tijdens een door de politie afgeluisterde gesprek in de auto van [getuige 1], van belang waarin zij zegt: 'Luister [getuige 1], in principe... wat ze hebben op ons... helemaal geen kankermoer'.
Zowel verdachte, [getuige 1] als [getuige 2] verklaren dat het juist de medeverdachte is geweest die verdachte in de woning uitgescholden heeft toen hij in paniek raakte en aangaf de woning te willen verlaten. Voorts biedt het dossier geen aanknopingspunten voor de lezing van [medeverdachte] dat zij in haar relatie met verdachte bang voor hem was en niet tegen hem op kon. Het hof merkt ten aanzien hiervan op dat niet alleen uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], maar met name ook uit de verklaringen van een vriendin van [medeverdachte], [getuige 3], de huisbaas [getuige 4] en een huisgenoot [getuige 5], blijkt dat [medeverdachte] binnen de relatie juist de dominerende factor was en verdachte [verdachte] onder de duim had.
De omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] als de sturende kracht achter de overval moet worden aangemerkt, laat onverlet dat verdachte dusdanig actief betrokken is geweest bij zowel de voorbereidingshandelingen als de uitvoeringshandelingen dat het hof van oordeel is dat verdachte zo nauw en bewust met medeverdachte [medeverdachte] heeft samengewerkt, dat sprake is van medeplegen. Het hof houdt beide verdachten op grond daarvan, alsmede het in volstrekt hulpeloze toestand achterlaten van [benadeelde], verantwoordelijk voor het door hen gezamenlijk gepleegde geweld en veroorzaakte letsel.
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat geen sprake is van een poging tot doodslag nu de klappen die medeverdachte [medeverdachte] heeft toegebracht niet aan verdachte toegerekend kunnen worden, wordt derhalve verworpen.
Door [benadeelde], een tengere vrouw van 76 jaren oud, meermalen - na de eerste stomp liggend op de grond - in haar gezicht te stompen tengevolge waarvan zij ernstig letsel heeft opgelopen, haar vervolgens vast te binden aan haar polsen en enkels en haar (vermoedelijk buiten bewustzijn) in haar woning achter te laten, hebben verdachte en zijn medeverdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zou komen te overlijden. Dat verdachte deze kans heeft aanvaard blijkt ook uit de omstandigheid dat hij in de dagen volgend op 19 september 2008 geen enkele actie heeft ondernomen om voor de vastgebonden en gewonde [benadeelde] hulp in te schakelen.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte geen valse naam of valse hoedanigheid heeft aangenomen en dat evenmin sprake is van listige kunstgrepen of van een samenweefsel van verdichtselen. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van verduistering nu het betreffende geldbedrag na overhandiging door [benadeelde] niet meer aan haar toebehoorde.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende gang van zaken vast.
Begin juli 2008 heeft [getuige 1] verdachte bij [benadeelde] geïntroduceerd als tuinman die haar tuin kon opknappen. [benadeelde] en verdachte komen mondeling overeen dat verdachte werkzaamheden in de tuin zal verrichten tegen een vergoeding. [getuige 2] zal verdachte bij de werkzaamheden helpen.
Op 10 juli 2008 gaat verdachte met [getuige 2] en [benadeelde] naar de SNS bank te [plaats 1]. Verdachte ontvangt van [benadeelde] een geldbedrag van ongeveer € 3.000,00 als vergoeding voor de (nog) te verrichten werkzaamheden. Verdachte heeft nadien onder andere bielzen/bandjes bij [benadeelde] afgeleverd alsmede wat tuingereedschap. Verdachte is voor het overige in gebreke gebleven de overeengekomen diensten te leveren.
Het hof is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een tuinman dan wel als een persoon die de tuin voor [benadeelde] zou opknappen. Verdachte had al eens eerder een tuin van iemand opgeknapt en heeft bij [benadeelde] deels - hoewel niet in verhouding tot het door [benadeelde] betaalde bedrag - uitvoering gegeven aan de overeenkomst. Het hof stelt vast dat de overige in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen niet feitelijk zijn uitgewerkt. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het geldbedrag zich wederrechtelijk heeft toegeëigend nu het geldbedrag dat hij onder zich had niet meer aan [benadeelde] in eigendom toebehoorde. Het geldbedrag immers is verdachte bij vooruitbetaling voor de gesloten overeenkomst - het opknappen van de tuin - verstrekt. Verdachte dient derhalve ook vrijgesproken te worden van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair
hij in de periode van 19 september 2008 tot en met 24 september 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander [benadeelde] van het leven te beroven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot vorenomschreven doodslag werd vergezeld van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken, immers hebben zij, verdachte en haar mededader met dat opzet met kracht
- in het gezicht van die [benadeelde] gestompt waardoor die [benadeelde] ten val kwam en in het gezicht gestompt terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond en
- de polsen en enkels van die [benadeelde] vastgebonden met tie-rips terwijl die [benadeelde] zich op de grond bevond en
- die [benadeelde] (zwaar gewond) vastgebonden en met een doek over een deel van het gezicht achtergelaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1 primair
medeplegen van poging tot doodslag vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, op 12 mei 2009 naar aanleiding van het ten laste gelegde een psychiatrisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt:
Diagnostisch is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische maar ook antisociale trekken. Voorheen is er sprake geweest van een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stressstoornis tengevolge van het doormaken van het brandwondenongeluk in 2006, nu (vrijwel) geheel in remissie.
Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, leed betrokkene aan de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
Er bestaat enige relatie tussen het eerste ten laste gelegde feit en de psychopathologie. Vermoedelijk heeft onderzochte zich op basis van zijn forse insufficiëntiegevoelens, passend bij de zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en versterkt door het brandwondenongeluk in 2006 door zijn (voormalige) vriendin [medeverdachte] laten uitdagen en overhalen tot het plegen van het eerste ten laste gelegde feit. Tevens lijken opportunistische motieven, passend bij de zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken hierin een rol te hebben gespeeld.
Gerritsen adviseert verdachte als enigszins (het hof begrijpt: licht) verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het eerste ten laste gelegde feit.
Voorts is omtrent verdachte door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog, op 5 mei 2009 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychologisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt:
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis, grotendeels in remissie bij een man met een onderliggende persoonlijkheidsorganisatie met evident narcistische en antisociale trekken.
Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was bovengenoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig.
Betrokkene wordt op grond van zijn persoonlijkheidstoerusting gekenmerkt door opportunisme, eigenbelang, gebrek aan remming en een hoge lading van negatieve gevoelens. Een brandincident heeft deze kenmerken versterkt en tenslotte heeft een relatiebreuk betrokkene ertoe geleid om in combinatie met voorgaande factoren op onverschrokken wijze te tonen dat hij bereid is zijn 'mannetje te staan' waarbij de onderdrukte verbittering in de geweldsuitbarsting mede zijn ontlading heeft gevonden.
Van der Leeuw acht verdachte op grond van de beschreven problematiek ten aanzien van het tenlastegelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof verenigt zich met de voormelde conclusies nu deze op goede gronden bijeen zijn gebracht, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waardoor het feit hem in licht verminderde mate toegerekend kan worden.
Het hof acht verdachte overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 19 september 2008 heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de hun bekende, 76-jarige alleenstaande en alleenwonende mevrouw [benadeelde] overvallen in haar woning. [benadeelde] was gezien haar leeftijd en licht dementerende toestand een gemakkelijk slachtoffer en van die wetenschap hebben de beide verdachten op grove wijze misbruik gemaakt. Zij hebben [benadeelde] op zeer gewelddadige wijze mishandeld en ernstig gewond en vastgebonden in haar woning voor dood achter gelaten, zonder dat zeker te weten. Verdachte en medeverdachte hebben zich daarna niet meer om [benadeelde] bekommerd en zij is pas vijf dagen later in haar woning, vervuild en met ernstig letsel en uitdrogingsverschijnselen aangetroffen. Haar toestand was zelfs dusdanig ernstig dat in eerste instantie werd gedacht dat zij reeds was overleden. Het is aan omstandigheden buiten de wil van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te danken dat [benadeelde] niet aan haar verwondingen is overleden.
Als gevolg van het handelen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is de gezondheidstoestand van [benadeelde], met name haar geestelijke gezondheid, ingrijpend verslechterd. Zo kan zij niet meer zelfstandig wonen en is enige tijd geleden opgenomen in een verpleeghuis voor psychogeriatrische patiënten, [instelling] te [plaats 2]. Ze is onrustig en verkeert constant in een toestand van angst en wanhoop.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 6 augustus 2009 van [naam], de zoon van het slachtoffer, blijkt welke grote impact de overval op zijn moeder heeft gehad en nog steeds heeft en hoe ingrijpend haar leven is veranderd. [naam] heeft een indringend beeld geschetst van het leed en het verdriet dat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is toegebracht aan zijn moeder, alsmede aan degenen die haar dierbaar zijn. De zoon heeft het aldus samengevat: "Het omhulsel is er nog wel, maar ik ben mijn moeder gewoon kwijt". Treffender kan het hof het niet omschrijven.
Gelet op het hierboven omschrevene is de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte en zijn medeverdachte [benadeelde] onbeschrijflijk veel leed hebben toegebracht. Zij hebben de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Het algemeen en maatschappelijk gevoelen dat men in de eigen woning 'veilig' is, is ten aanzien van [benadeelde] op grove wijze geschonden. [benadeelde] is ook aan haar naasten, in het bijzonder haar zoon, ernstig blijvend leed toegebracht. Bovendien schokken gewelddadige feiten als de onderhavige de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg. Het hof rekent dit de verdachte en medeverdachte zwaar aan.
Voor een strafbaar feit als het onderhavige zijn voor wat betreft de straftoemeting geen oriëntatiepunten. De hierboven besproken ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigen zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf van lange duur.
Voor wat betreft het aantal jaren gevangenisstraf dat geboden moet worden geacht, overweegt het hof het volgende.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitieel documentatieregister d.d. 6 april 2010, waaruit - ten voordele - van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Verdachte is derhalve aan te merken als 'first offender'.
Bij het bepalen van de straf neemt het hof eveneens in aanmerking de relatief jonge leeftijd van verdachte alsmede de omstandigheid dat het ten laste gelegde feit verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof is tot slot met de raadsman van oordeel dat het verschil in de individuele bijdragen van de beide verdachten aan het delict, voor zover daarvan is kunnen blijken, zodanig is geweest dat deze een verschil in strafmaat rechtvaardigt. De omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] degene was die de sturende en bepalende kracht is geweest ten aanzien van de overval biedt naar het oordeel van het hof deze rechtvaardiging.
De rechtbank heeft verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 8 jaar. De advocaat-generaal heeft thans een gevangenisstraf van 12 jaar gevorderd. Voor een dergelijke straf acht het hof geen aanknopingspunten aanwezig.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft weliswaar een sturende rol vervuld bij de overval. Dit neemt echter niet weg dat verdachte zijn eigen verantwoordelijkheid in dezen in grote mate heeft veronachtzaamd. Bovendien heeft verdachte het eerste (ernstige) geweld op [benadeelde] uitgeoefend. Tot slot heeft verdachte [benadeelde] dagenlang aan haar lot overgelaten, terwijl hij er rekening mee hield dat ze nog leefde. Alle feiten en omstandigheden bezien in onderling verband en samenhang, acht het hof - hoewel verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde - de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaar geboden.
Het hof ziet in de proceshouding van verdachte, zoals door de raadsman is aangevoerd, geen aanleiding om ten gunste van verdachte van voornoemde strafduur af te zien.
Vordering benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [naam], de zoon van mevrouw [benadeelde], zich als gemachtigde in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd.
Hij vordert bij wijze van voorschot een bedrag van € 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding en een bedrag van
€ 5.625,00 aan materiële schadevergoeding. De materiële schade bestaat uit een bedrag van € 3.500,00, zijnde het bedrag dat in verband staat met de opdracht die [benadeelde] aan verdachte heeft verstrekt om haar tuin op te knappen en € 2.125,00 als vergoeding voor de ziekenhuisopname, vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is in eerste aanleg deels toegewezen en voor het overige afgewezen en de benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte vrijgesproken wordt van feit 2 waarop de vordering van de benadeelde partij deels betrekking heeft (€ 3.500,00), dient de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Nu de vordering het hof voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en van de zijde van de verdediging niet is bestreden, zal de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 17.125,00 toegewezen worden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2008 tot aan de dag van voldoening met dien verstande dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 17.125,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2008 tot aan de dag van voldoening, die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer, met dien verstande dat indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeventienduizend honderdvijfentwintig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2008 tot aan de dag van voldoening, met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeventienduizend honderdvijfentwintig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2008 tot aan de dag van voldoening ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Van der Wiel-Rammeloo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.