Parketnummer: 24-001058-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-460086-09
Arrest van 17 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot 20 uren werkstraf subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 december 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht en/of tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of voornoemd persoon heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 18 december 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Verdachte en zijn raadsman hebben ter zitting een beroep gedaan op noodweer, dan wel noodweerexces.
Het hof gaat omtrent de feitelijke gang van zaken uit van het volgende.
Verdachte was als introducé met een vriend mee naar een schoolfeest. Nadat zich buiten reeds een incident had voorgedaan waarbij onder meer verdachte en aangever [slachtoffer] waren betrokken, kwam [slachtoffer] eenmaal binnen weer naar verdachte toe. [slachtoffer] sloeg verdachte en verdachte heeft [slachtoffer] teruggeslagen. Door een duw van verdachte kwam [slachtoffer] op de grond terecht. Toen [slachtoffer] op de grond lag schopte verdachte, die zelf op dat moment rechtop stond, [slachtoffer] in zijn gezicht.
Uit deze gang van zaken blijkt, dat op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag, geen sprake meer was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich diende te verdedigen. Reeds hierdoor faalt het beroep op noodweer.
Subsidiair heeft de verdediging een beroep op noodweerexces gedaan.
Op het moment dat [slachtoffer] naar verdachte toe kwam en hem begon te slaan, was er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf. Niet aannemelijk is echter geworden dat daardoor bij verdachte op enig moment, dus tijdens de aanval door [slachtoffer] of daarna, een hevige gemoedsbeweging is veroorzaakt. Ook dit beroep wordt verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte was op 18 december 2008 op een schoolfeest. Daar heeft hij [slachtoffer] mishandeld door hem, [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, in zijn gezicht te schoppen. Het hof merkt dit aan als een laffe en gevaarlijke daad. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en hem pijn en letsel toegebracht. Verdachte heeft ter terechtzitting getoond geen inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 12 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf van 40 uren dient te worden opgelegd. Daarnaast acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende bestraffing.
Hier staat het volgende tegenover. Verdachte, die zes jaren geleden in het kader van een gezinshereniging naar Nederland is gekomen en inmiddels een HBO-studie doet, is na dit feit niet meer in aanraking gekomen met justitie. Hij heeft zijn leven - met uitzondering van deze strafzaak - goed op de rails. Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De op te leggen straffen zijn (tezamen) hoger dan de straf zoals deze was gevorderd door de advocaat-generaal en opgelegd door de eerste rechter, nu die straf geen recht doet aan de ernst van het feit.
De raadsman heeft erop gewezen dat strafoplegging die een geldboete van € 450,- te boven gaat, verdachtes naturalisatie ernstig zal vertragen. Het hof heeft dit aspect in zijn beraadslaging betrokken en meent dat niettemin niet met een lichtere afdoening kan worden volstaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. G. Dam en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.