Parketnummer: 24-002606-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-480680-08
Arrest van 17 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij vonnis vrijgesproken van een misdrijf en wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van feit 1 en 3 zal veroordelen tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 augustus 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde 1], hoofdagent bij de Regiopolitie IJsselland, District Zuid, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen/op het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of die [benadeelde 1] heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 03 augustus 2008 in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Afwijzing verzoek van de raadsvrouw
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting verzocht om een reconstructie, in het geval het hof tijdens de beraadslaging tot een bewezenverklaring zou komen. Dit verzoek is onvoldoende onderbouwd. Het hof acht toewijzing van het verzoek op de daartoe aangevoerde gronden noch ambtshalve noodzakelijk en wijst het verzoek af.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 3 augustus 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde 1], hoofdagent bij de Regiopolitie IJsselland, District Zuid, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen het lichaam heeft geschopt en gestompt en die [benadeelde 1] ten val heeft gebracht, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 3 augustus 2008 in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en vast hadden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
Mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte was in gezelschap van zijn ex-vriendin toen die laatste, in het centrum van [plaats 1], naar passerende geüniformeerde politieambtenaren haar middelvinger meende te moeten opsteken. Door die ambtenaren op haar gedrag aangesproken, reageerde de ex-vriendin opstandig en bijdehand. Aan het verzoek om een identiteitsbewijs voldeed zij niet. Toen zij daarop door de politieambtenaren werd aangehouden, ging de verdachte zich metterdaad met het politieoptreden bemoeien. Hij begaf zich naar en in het dienstvoertuig van de verbalisanten en verrichtte handelingen met daarin aanwezige apparatuur. Aan sommaties om het voertuig te verlaten voldeed hij niet. Toen een verbalisant daarop trachtte de verdachte uit het voertuig te trekken, werd deze laatste agressief en ging hij over tot het mishandelen van de verbalisant. Ten gevolge van deze mishandeling liep de verbalisant een grote bloedende hoofdwond op.
Toen de verdachte daarop werd aangehouden heeft hij zich hevig verzet. Door zijn handelen heeft verdachte pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en diens lichamelijke integriteit aangetast. Hij heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de politieambtenaren en heeft het gezag van de politie ondermijnd. Daarnaast heeft hij de politieambtenaren belemmerd in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het optreden van de verdachte en zijn ex-vriendin vertoont alle symptomen van door alcoholmisbruik geïnspireerd gedrag. Van spijt is bij verdachte tot op de dag van vandaag weinig te bespeuren. Dat hij voorafgaand aan het incident "behoorlijk alcohol" had genuttigd kan hij erkennen, maar overigens is hij van mening dat hij onschuldig is aan hetgeen hem wordt verweten, presenteert hij zich als slachtoffer, bagatelliseert hij zijn interventie op het rechtmatige politieoptreden jegens zijn ex-vriendin, verwijt hij de escalatie aan de politieambtenaar en meent hij dat de politie de zaak maar enorm heeft opgeblazen. Het hof ziet dat alles anders. Het betoonde gebrek aan inzicht bij de verdachte geeft wel aanleiding om de verwerpelijkheid van zijn volstrekt misplaatste optreden nog eens te onderstrepen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 november 2010, waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het hof is gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat de door politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van 60 uren in het geval van de verdachte geen recht doet aan de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Met name het feit dat de verdachte heeft gemeend door fysiek optreden de politie in haar taakuitoefening te moeten belemmeren, rekent het hof hem zwaar aan. Het hof zal, uit een oogpunt van normhandhaving, een werkstraf van 120 uren opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2008 tot aan de dag van voldoening.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 500,- toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het onder 1. bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 449,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2008 tot aan de dag van voldoening.
Nu de vordering betrekking heeft op een feit dat niet aan verdachte is ten laste gelegd en derhalve geen betrekking heeft op schade, die rechtstreeks is toegebracht door de hiervoor bewezen verklaarde feiten, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 180, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], te [plaats 2], Regiopolitie IJsselland (t.a.v. [naam]), tot een bedrag van vijfhonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2008 tot aan de dag van voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderd euro vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2008 tot aan de dag van voldoening ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], te [plaats 2], Regiopolitie IJsselland (t.a.v. [naam]);
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van
mr. M. Zevenhuizen als griffier.