ECLI:NL:GHARN:2010:BO4800
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in het kader van reclasseringstoezicht en huisrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 november 2010 uitspraak gedaan over de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee maanden. Deze vordering was gebaseerd op de weigering van de veroordeelde om een nieuwe toezichtsovereenkomst te ondertekenen, waarin onaangekondigde huisbezoeken door de reclassering waren opgenomen. De veroordeelde, die een langdurige verslavingsgeschiedenis had en onder toezicht stond van de Stichting Reclassering Nederland, had eerder ingestemd met toezicht, maar verzet zich tegen de nieuwe voorwaarden die een inbreuk op zijn huisrecht zouden kunnen vormen.
Het hof heeft vastgesteld dat de bijzondere voorwaarde van instemming met onaangekondigde huisbezoeken niet was opgenomen in de eerdere voorwaarden die aan de veroordeelde waren opgelegd. Het hof oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor de reclassering om zonder instemming van de veroordeelde een huisbezoek af te dwingen. De reclassering had weliswaar de intentie om toezicht te standaardiseren, maar dit mocht niet ten koste gaan van de rechten van de veroordeelde, zoals het huisrecht dat is beschermd onder zowel de Grondwet als het EVRM.
De advocaat-generaal had zijn vordering ter zitting gewijzigd naar gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van een maand, maar het hof heeft deze vordering afgewezen. Het hof benadrukte dat de instemming van de veroordeelde met huisbezoeken essentieel is en dat zonder deze instemming geen huisbezoek kan plaatsvinden. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak van een wettelijke basis voor inbreuken op het huisrecht en de bescherming van de privacy van de veroordeelde.