Parketnummer: 24-000824-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-035602-09
Arrest van 16 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft beslist op een vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot 28 april 2009 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer 7893 euro), in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf te weten als penningmeester en/of voorzitter van genoemde stichting, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege?igend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot 28 april 2009 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, geldbedragen toebehorende aan [benadeelde], welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als penningmeester en voorzitter van genoemde stichting onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Verduistering, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan verduistering.
Verdachte heeft zich als voorzitter en penningmeester van [benadeelde] meerdere geldbedragen van die vereniging wederrechtelijk zich toegeëigend.
Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de gedupeerde stichting en haar belanghebbenden en het in hem als voorzitter en penningmeester gestelde vertrouwen ernstig beschaamd.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 augustus 2010, waaruit blijkt dat verdachte vaker voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover deze uit het dossier naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft bij brief, binnengekomen bij de rechtbank Zwolle d.d. 24 maart 2010, aangegeven dat hij vanwege diverse operaties aan zijn heupen geen werkstraf kan uitvoeren.
Aangezien werkstraffen op diverse aan lichamelijke omstandigheden aangepaste plaatsen kunnen worden uitgevoerd, is het hof van oordeel dat de door de verdachte genoemde omstandigheden niet aan oplegging van een werkstraf in de weg staan.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde en de door de rechter in eerste aanleg opgelegde straf, een passende bestraffing is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof zal de vordering van € 6973,55 toewijzen nu deze niet inhoudelijk van de zijde van verdachte is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 6973,55 die door het bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], tav mw [vertegenwoordiger], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zesduizend negenhonderddrieënzeventig euro en vijfenvijftig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zesduizend negenhonderddrieënzeventig euro en vijfenvijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] tav mw [vertegenwoordiger], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdnegenendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. F. Vellinga-Schootstra, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. F. Vellinga-Schootstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.