ECLI:NL:GHARN:2010:BO4325

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000261-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet voldoen aan vereisten volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was bij verstek veroordeeld voor een misdrijf en had op 14 januari 2010 een mededeling van de uitspraak ontvangen, vergezeld van een bijsluiter waarin de procedure voor het aanwenden van rechtsmiddelen werd uitgelegd. De verdachte heeft vervolgens op 19 januari 2010 een brief gestuurd om aan te geven dat hij in hoger beroep wilde gaan. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de door de verdachte verleende schriftelijke bijzondere volmacht aan de griffie niet voldeed aan de eisen van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte had niet ingestemd met het namens hem in ontvangst nemen van de oproeping en had ook niet aangegeven naar welk adres een afschrift van de oproeping moest worden gezonden.

Het hof heeft in zijn overwegingen verwezen naar de Memorie van Toelichting op de Wet Stroomlijning hoger beroep, waarin wordt benadrukt dat het noodzakelijk is dat de verdachte instemt met de wijze van oproeping om te voorkomen dat hij zich onbereikbaar houdt voor gerechtelijke mededelingen. Ondanks dat de verdachte tijdig in hoger beroep was gekomen, heeft het hof geoordeeld dat het beroep niet op de voorgeschreven wijze was ingesteld. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het correct volgen van de procedure bij het aanwenden van rechtsmiddelen, en dat het niet voldoen aan de vereisten kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, zelfs als het beroep tijdig is ingediend.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000261-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-490224-09
Arrest van 16 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep, nu dit niet op de voorgeschreven wijze is ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis van 20 november 2009 door de politierechter in de rechtbank Zwolle bij verstek veroordeeld. Op 14 januari 2010 is de mededeling uitspraak aan verdachte in persoon uitgereikt. Aan de mededeling uitspraak is een zgn. Bijsluiter Aanwenden rechtsmiddelen gehecht, waarin onder meer staat dat verdachte bij het verlenen van een schriftelijke bijzondere volmacht tot het aanwenden van een rechtsmiddel aan de griffier dient in te stemmen met het namens hem in ontvangst nemen van de oproeping voor de zitting. Het verlenen van instemming heeft, aldus de bijsluiter, tot gevolg dat de uitspraak van de rechter op de veertiende dag na de uitspraak onherroepelijk wordt.
Verdachte heeft vervolgens een brief geschreven waarin hij kenbaar heeft gemaakt in hoger beroep te willen gaan. Deze brief is op 19 januari 2010 bij het parket in Zwolle ingekomen.
Het hof stelt vast dat de inhoud van de door verdachte verleende schriftelijke bijzondere volmacht aan de medewerker ter griffie niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte hierin niet heeft ingestemd met het namens hem in ontvangst nemen van de oproeping door de medewerker van de griffie en niet aangeeft naar welk adres een afschrift van de oproeping moet worden gezonden.
Met betrekking tot deze eis bevat de Memorie van Toelichting op de Wet Stroomlijning hoger beroep (Kamerstukken II, 2005-2006, 30 320, nr. 3, pagina 28 en pagina 53) de navolgende passages:
"Thans acht de regering het wenselijk, in het licht van de aan procespartijen redelijkerwijs te stellen eisen, te bepalen dat de verdachte die door middel van een brief een bijzondere volmacht verleent aan de griffier van een gerecht om een rechtsmiddel aan te wenden, dat slechts op deze wijze kan doen indien hij er mee instemt dat de oproeping voor de zitting aanstonds aan de griffie van dat gerecht kan worden uitgereikt en de verdachte een afschrift van de dagvaarding per post krijgt toegezonden op het door hem aangegeven adres, in welk geval de oproeping geldt als ware zij in persoon betekend. Op deze wijze wordt ondervangen, dat de verdachte door niet in persoon ter griffie te verschijnen zich onttrekt aan de uitreiking van een oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep."
"Het is de nadrukkelijke bedoeling van het nieuwe derde lid om de praktijk van het aanwenden van hoger beroep door middel van een bijzondere schriftelijke volmacht zodanig te formaliseren dat wordt voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen geschiedt in combinatie met het zich onbereikbaar houden voor gerechtelijke mededelingen ".
Vanuit de griffie wordt verdachte driemaal een brief gestuurd naar het adres waar hij ingevolge de GBA is ingeschreven, waarin verdachte op genoemd verzuim wordt gewezen. Verdachte reageert niet op deze brieven.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door verdachte ingestelde beroep weliswaar tijdig, doch niet op de in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven wijze is ingesteld. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. F. Vellinga-Schootstra, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. F. Vellinga-Schootstra buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.