ECLI:NL:GHARN:2010:BO4323

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002235-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, maar heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd, waarbij het hof de verklaringen van de betrokkenen en de beschikbare bewijsmiddelen heeft beoordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met een voorwaardelijk deel en een proeftijd van 2 jaar.

Echter, na zorgvuldige afweging van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van het slachtoffer en getuigen, heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen niet voldoende overtuigend waren om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang. De beslissing is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak gezamenlijk hebben beoordeeld. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier, waarbij één van de rechters buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002235-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-481037-08
Arrest van 16 november 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A. van der Lem, advocaat te Deventer.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 30 november 2008 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], geboren op [1995]), met een fles op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of met een kapotte fles in het hoofd heeft gesneden/geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof stelt vast dat er met de verklaring van [slachtoffer] die hij tegenover de politie heeft afgelegd, de verklaring van zijn zus, [getuige] en het proces-verbaal van aanhouding voldoende wettig bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Uit de inhoud van deze bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de verklaring die [slachtoffer] ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd, heeft het hof niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. F. Vellinga-Schootstra, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. F. Vellinga-Schootstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.