ECLI:NL:GHARN:2010:BO4252

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0292
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hervatting van de verpleging van terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van het openbaar ministerie tot hervatting van de verpleging van een terbeschikkinggestelde. De zaak betreft de beoordeling van de naleving van voorwaarden die zijn gesteld bij de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het hof overweegt dat, gelet op artikel 38k van het Wetboek van Strafrecht, de rechter moet nagaan of een aan de beëindiging van de dwangverpleging verbonden voorwaarde niet is nageleefd, of dat het belang van de veiligheid van anderen de hervatting van de verpleging eist. Het hof concludeert dat er geen sprake is van cumulatieve vereisten; het niet naleven van een voorwaarde kan leiden tot hervatting, maar dit is niet automatisch het geval. De rechter moet de gevolgen van de overtreding van de voorwaarden zorgvuldig overwegen.

Het hof heeft besloten dat het noodzakelijk is om een nadere rapportage van Reclassering Nederland te ontvangen, waarin wordt gerapporteerd over de mogelijkheid tot voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, eventueel onder gewijzigde voorwaarden. Het hof vraagt zich af of de terbeschikkinggestelde opnieuw een behandeling kan volgen bij de Waag of dat een klinische behandeling geïndiceerd is. Het hof verwacht dat de terbeschikkinggestelde meewerkt aan de rapportage, ook als dit een onderzoek door een psychiater of psycholoog inhoudt.

De behandeling van de zaak is heropend en het hof heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst. De advocaat-generaal is verzocht zorg te dragen voor de nadere rapportage en de rapporteur van de reclassering zal als getuige-deskundige worden gehoord op een volgende zitting. De terbeschikkinggestelde zal ook worden opgeroepen voor deze zitting, met tijdige kennisgeving aan de raadsman.

Uitspraak

TBS P10/0292
Tussenbeslissing d.d. 9 november 2010
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
verblijvende in [naam Huis van Bewaring].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 augustus 2010, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Overwegingen:
• Gelet op artikel 38k van het Wetboek van Strafrecht dient de rechter, in geval van een vordering van het openbaar ministerie tot het geven van een last tot hervatting van de verpleging, te bezien of:
- een aan de beëindiging van de dwangverpleging verbonden voorwaarde niet is nageleefd, of
- het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen (of goederen) de hervatting van de verpleging eist.
Gelet op de wijze van formulering van de hiervoor genoemde vereisten is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat geen sprake is van cumulatieve vereisten. Het enkel niet naleven van een gestelde voorwaarde kan tot hervatting leiden.
Overtreding van een gestelde voorwaarde zal echter niet in alle gevallen direct tot hervatting van de dwangverpleging leiden. Bezien dient te worden welk gevolg aan de overtreding dient te worden verbonden.
Bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging stelt de rechter op grond van artikel 38 g van het Wetboek van Strafrecht voorwaarden ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen. Bij de beoordeling van de vordering van het openbaar ministerie tot hervatting van de verpleging zal aan de orde zijn of de voorwaarden al dan niet in gewijzigde vorm alsmede de mate waarin de naleving van de voorwaarden toetsbaar is, toereikend zijn met het doel waarvoor deze zijn gegeven.
Voor de vorming van zijn eindoordeel acht het hof het daarom noodzakelijk te worden voorgelicht of en zo ja, de wijze waarop de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van betrokkene kan worden voortgezet, zonodig onder aanpassing van de in de beschikking van het hof van 23 december 2008 gestelde voorwaarden.
Het hof acht het noodzakelijk dat Reclassering Nederland een nadere rapportage opstelt waarin wordt gerapporteerd omtrent de mogelijkheid tot voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging, al dan niet onder gewijzigde voorwaarden, en de daarvoor benodigde praktische invulling van de voorwaarden. In het bijzonder dient te worden onderzocht of betrokkene opnieuw een behandeling kan volgen bij de Waag dan wel of een klinische behandeling van betrokkene geïndiceerd en mogelijk is. Het hof gaat er daarbij vanuit dat betrokkene meewerkt aan de totstandkoming van de rapportage van de reclassering, ook indien de reclassering een onderzoek door de bureaupsychiater of een psychiater/ psycholoog verbonden aan het NIFP wenselijk acht.
Het hof acht het voorts noodzakelijk dat op een volgende zitting de rapporteur van de reclassering die de rapportage opmaakt als getuige-deskundige wordt gehoord.
Tussenbeslissing
Het hof:
Heropent de behandeling van de zaak om vermelde redenen en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd.
Verzoekt de advocaat-generaal zorg te dragen voor de nadere rapportage, zoals hiervoor omschreven en stelt daartoe de stukken in handen van de advocaat-generaal.
Beveelt de oproeping van de rapporteur van de reclassering tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Beveelt voorts de oproeping van de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde] tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr G. Mintjes en mr J.D. den Hartog als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof als griffier,
en op 9 november 2010 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.