ECLI:NL:GHARN:2010:BO3733

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.408
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning van alleenstaand gezag aan de moeder in het belang van het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 28 oktober 2010, gaat het om een hoger beroep van de man tegen de afwijzing van zijn verzoek tot wijziging van een eerdere beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De man had verzocht om de beëindiging van het gezamenlijk gezag en om alleenstaand gezag voor de moeder, wat volgens hem in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank had eerder, op 7 juli 2010, zijn verzoek afgewezen. De man voerde aan dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag en dat hij in een financiële noodtoestand zou komen door de tenuitvoerlegging van de eerdere beschikking. Het hof heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2010, waarbij de man werd bijgestaan door zijn advocaat en de vrouw niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar advocaat.

Het hof heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking van 7 juli 2010 niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, waardoor er geen mogelijkheid was om deze te schorsen. Ook het verzoek om schorsing van de beschikking van 15 oktober 2008 werd afgewezen, omdat deze in kracht van gewijsde was gegaan. Het hof concludeert dat het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikkingen van 7 juli 2010 en 15 oktober 2008 niet toewijsbaar is. De beslissing van het hof is dat het verzoek van de man wordt afgewezen, en de beschikking is gegeven door de rechters A.H. Garos, M.P. den Hollander en K.R. Kuiken.

Uitspraak

Beschikking d.d. 28 oktober 2010
Zaaknummer 200.074.408
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. K. ter Haar-Benchaïb, kantoorhoudende te Emmeloord,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E. Uijt de Boogaardt, kantoorhoudende te Emmeloord.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 7 juli 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 15 oktober 2008 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 september 2010, heeft de man bij wege van incident verzocht de beschikkingen van 15 oktober 2008 en 7 juli 2010 voorlopig te schorsen totdat een nieuwe beslissing is gegeven.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 11 oktober 2010, heeft de vrouw het verzoek in het incident bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, althans het door de man ingestelde verzoek om schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 14 oktober 2010 is de zaak behandeld. Verschenen is de man, bijgestaan door mr. J.M.M. Pater, een kantoorgenoot van mr. Ter Haar-Benchaïb. De vrouw is niet verschenen. Haar advocaat heeft namens haar het woord gevoerd.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Het huwelijk tussen partijen is op 15 oktober 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 oktober 2008 in de registers van de burgerlijke stand.
2. Bij diezelfde beschikking van 15 oktober 2008 is bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient te voldoen van
€ 3.300,-- per maand.
3. In zijn inleidend verzoekschrift heeft de man verzocht die beschikking te wijzigen en te bepalen dat de man een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw dient te voldoen van € 981,-- per maand. Bij bestreden beschikking van
7 juli 2010 heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
4. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen die beschikking. Die zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.074.405. De man heeft tevens verzocht die beschikking en de beschikking van 15 oktober 2008 voorlopig te schorsen totdat een nieuwe beslissing is gegeven. Die zaak ligt thans aan het hof ter beoordeling voor.
De overwegingen
5. De man heeft verzocht om de werking van zowel de bestreden beschikking van
7 juli 2010 als de beschikking van 15 oktober 2008 - waarvan de man in de hoofdzaak wijziging verzoekt - te schorsen. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank op grond van een juridische of feitelijke misslag zijn wijzigingsverzoek heeft afgewezen en voorts dat er een financiële noodtoestand bij hem ontstaat door de tenuitvoerlegging van de beschikking van 15 oktober 2008 door de vrouw.
6. Artikel 360 Rv bepaalt in het tweede lid dat, indien een beschikking in eerste aanleg uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, de hogere rechter de schorsing van de werking van die beschikking kan bevelen. Voor schorsing is slechts plaats indien aannemelijk is dat de te executeren beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of dat de tenuitvoerlegging, op grond van na het geven van de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, zodat een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
7. Het hof stelt vast dat de bestreden beschikking van 7 juli 2010 niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard door de rechtbank. Deze beschikking houdt immers de afwijzing van het wijzigingsverzoek van de man in. Er bestaat derhalve geen mogelijkheid om de uitvoerbaarheid bij voorraad van die beschikking te schorsen. Het verzoek van de man om deze beschikking te schorsen dient dan ook te worden afgewezen.
8. Ook ten aanzien van de beschikking van 15 oktober 2008 is het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad niet toewijsbaar. Weliswaar is die beschikking destijds uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar doordat niet binnen de gestelde termijn hoger beroep is ingesteld tegen die uitspraak, is de beschikking in kracht van gewijsde gegaan. De uitvoerbaarheid daarvan kan derhalve thans niet meer worden geschorst. Ook overigens zou van deze beschikking niet de uitvoerbaarverklaring bij voorraad kunnen worden geschorst, nu deze beschikking niet als bestreden beschikking in het principale hoger beroep is betrokken.
9. Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het schorsingsverzoek van de man.
Slotsom
10. Het hof zal beslissen zoals hierna is aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
in het incident
wijst af het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikkingen van 7 juli 2010 en 15 oktober 2008.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, M.P. den Hollander en
K.R. Kuiken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.