Van één werknemer is wel een kopie van een identiteitsbewijs getoond. Dit was echter een kopie van een document dat is afgegeven in september 2005. Het is dus duidelijk dat de identiteit van de werknemer bij de aanvang van de dienstbetrekking niet is vastgesteld aan de hand van dit document. De mogelijkheden voor inhoudingsplichtigen om zaken te herstellen waren volgens de mededeling bij de aangifte loonbelasting van juni 2005 met ingang van 1 7 2005 afgelopen. Inhoudingsplichtige heeft deze mogelijkheid ongebruikt gelaten. De conclusie is dat de identiteit van de medewerker niet op de juiste wijze is vastgesteld en dat dus het tarief voor anonieme werknemers van toepassing is.
Correctie:
2000 meer verschuldigde loonheffing € 23.896
2001 meer verschuldigde loonheffing € 17.260
2002 meer verschuldigde loonheffing € 17.594
2003 meer verschuldigde loonheffing € 18.005
2004 meer verschuldigde loonheffing € 17.615 ”
2.9. Over een deel van de uit het boekenonderzoek voortvloeiende correcties hebben belanghebbende en de Inspecteur in juni 2006 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de overeenkomst is vastgelegd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de na te heffen enkelvoudige loonbelasting/premie volksverzekeringen ad € 74.034, exclusief heffingsrente en boete. Daarbij is vermeld dat de correcties in verband met de identificatieplicht van werknemers en met betrekking tot de betaling aan C niet in het compromis zijn begrepen.
2.10. In een door de Belastingdienst uitgegeven “Mededeling Loonbelasting/premie volksverzekeringen” van juni 2005 staat onder meer:
“ 5 Geen mogelijkheid meer om gebreken te herstellen bij het vaststellen van identiteit of uitreiken loonbelastingverklaring
In paragraaf 2.1 en in paragraaf 2.2 van het Handboek 2005 vindt u informatie over de regels die gelden voor het vaststellen van de identiteit van uw werknemer en voor het uitreiken van en loonbelastingverklaring.
Tot op heden kwam het voor dat de Belastingdienst de mogelijkheid bood om gebreken te herstellen die waren geconstateerd bij de vaststelling van de identiteit van een werknemer of bij het uitreiken van een loonbelastingverklaring. De Belastingdienst biedt vanaf 1 juli 2005 die mogelijkheid niet meer. ”
2.11. De naheffingsaanslag en boete (na ambtshalve vermindering) over het tijdvak 2000 kunnen als volgt worden gespecificeerd:
loonbelasting/premie volksverzekeringen boete
ontbreken identiteitsbewijzen € 33.675 € 8.419
te laat aangeleverd identiteitsbewijs € 23.896 € 5.974
niet in geschil € 14.017 € 4.882
totaal € 71.588 € 19.275
De correctie ‘ontbreken identiteitsbewijzen’ heeft betrekking op de werknemers G, H en I. Van G is slechts een kopie van een rijbewijs overgelegd. Van H en I zijn bij brief van 1 november 2006 (bijlage 10 bij het verweerschrift in eerste aanleg) alsnog kopieën overgelegd van paspoorten afgegeven in augustus 2001, onderscheidenlijk maart 2002.
De correctie ‘te laat aangeleverd identiteitsbewijs’ betreft de werknemer J, die in 1998 in dienst is gekomen en waarvan een op 28 september 2005 ingevulde en ondertekende loonbelastingverklaring is verstrekt. Het identiteitsbewijs waarvan een afschrift in de loonadministratie is opgenomen is afgegeven op 14 september 2005.
2.12. Op 25 augustus 2006 heeft de Inspecteur de boete ter zake van de nageheven loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 ambtshalve verminderd tot € 17.069. Als gevolg van een vergissing is de boete verder verminderd dan hiervoor onder 2.11 is vermeld.
2.13. De naheffingsaanslag en boete over het tijdvak 2001 tot en met 2004 kunnen als volgt worden gespecificeerd:
loonbelasting/premie volksverzekeringen boete
ontbreken identiteitsbewijzen € 286 € 72
te laat aangeleverd identiteitsbewijs € 70.474 € 17.619
afkoopsom C € 108.333 € 54.167
niet in geschil € 60.017 € 22.387
totaal € 239.110 € 94.245
Abusievelijk is een boete opgelegd van € 40.545.
De correctie ‘ontbreken identiteitsbewijzen’ heeft betrekking op de werknemer K, van wie slechts een kopie van een rijbewijs is overgelegd.
De correctie ‘te laat aangeleverd identiteitsbewijs’ betreft de werknemer J, die in 1998 in dienst is gekomen en waarvan een op 28 september 2005 ingevulde en ondertekende loonbelastingverklaring is verstrekt. Het identiteitsbewijs waarvan een afschrift in de loonadministratie is opgenomen is afgegeven op 14 september 2005.
2.14 Tijdens het hoorgesprek heeft belanghebbende alsnog kopieën overgelegd van de identeitsbewijzen van onder meer G (paspoort afgegeven op 25 augustus 2008) en K (identiteitskaart afgegeven op 9 februari 2005).
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of terecht loonbelasting/premie volksverzekeringen is nageheven omdat belanghebbende het anoniementarief niet heeft toegepast en in verband met de betalingen aan C. Voorts is in geschil of terecht boeten ter zake van deze correcties zijn opgelegd.
3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vermindering van de naheffingsaanslag voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 tot € 14.017, vermindering van de naheffingsaanslag voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 tot € 60.017 en vermindering van de boeten.
3.4. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Toepassing anoniementarief
4.1. Belanghebbende betoogt dat de Inspecteur ten onrechte het anoniementarief heeft toegepast. Zij stelt dat zij wel geldige legitimatiebewijzen en ingevulde en ondertekende loonbelastingverklaringen heeft gehad, maar dat deze bij haar voormalige accountant zijn zoekgeraakt, wat haar niet kan worden aangerekend. Voorts heeft de Inspecteur – aldus belanghebbende – verschillende malen toegezegd alsnog rekening te zullen houden met kopieën van geldige legitimatiebewijzen die tijdens en na het onderzoek zouden worden aangeleverd. Belanghebbende wijst in dit verband op de hiervoor onder 2.10 aangehaalde Mededeling loonbelasting/premie volksverzekeringen. Zij stelt dat zij erop mocht vertrouwen dat ook haar deze mogelijkheid nog zou worden geboden.
4.2. De Inspecteur betwist dat hij het beleid voerde steeds de gelegenheid te geven gebreken te herstellen. Wel werd in voorkomende gevallen soms de gelegenheid gegeven binnen een te stellen termijn die gebreken te herstellen, maar met ingang van 1 juli 2005 gebeurt ook dat niet meer. Ook belanghebbende heeft tot 1 juli 2005 de gelegenheid gekregen gebreken te herstellen. Voor zover de gebreken zijn hersteld door overlegging van een identiteitsbewijs dat is afgegeven na het naheffingstijdvak heeft belanghebbende daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de identiteit van de werknemer tijdig op de juiste wijze is vastgesteld. De Inspecteur trekt daaruit de conclusie dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig aan haar administratieve verplichtingen heeft voldaan. De Inspecteur stelt dat het tot de verantwoordelijkheid van belanghebbende behoort om ervoor te zorgen dat de administratieve verplichtingen worden nagekomen. Voor zover de niet-nakoming zou worden veroorzaakt door de handelingen van belanghebbendes professionele adviseur, komt dat voor rekening van belanghebbende, aldus nog steeds de Inspecteur.
4.3. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij de identiteit van alle werknemers overeenkomstig de wettelijke bepalingen heeft vastgesteld voor de eerste loonbetaling, met name niet van de werknemers waarop de desbetreffende naheffing betrekking heeft. Belanghebbende heeft tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de desbetreffende documenten zijn zoekgeraakt bij haar voormalige adviseur. Voorts heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur het beleid voerde steeds en ongelimiteerd zonder sanctie toe te staan dat gebreken in de vaststelling van de identiteit en het uitreiken en inleveren van loonbelastingverklaringen achteraf zouden kunnen worden hersteld. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat de Inspecteur in strijd heeft gehandeld met enig door hem gevoerd beleid door niet toe te staan dat belanghebbende na 1 juli 2005 nog gebreken zou herstellen. Ook heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat zij ook na 1 juli 2005 nog gebreken in de vaststelling van de identiteit en de uitreiking en inlevering van loonbelastingverklaringen mocht herstellen.
Afkoopsom C
4.4. Belanghebbende stelt dat zij met C een afkoopsom van € 100.000 was overeengekomen, waarvan € 23.000 loon was over de periode van 1 oktober 2002 tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en € 77.000 een suppletie op een eventuele uitkering krachtens de sociale verzekeringswetten dan wel een elders te verdienen lager salaris. Belanghebbende heeft de accountant verzocht het bedrag van € 23.000 te ‘verlonen’. Voorts vertrouwde belanghebbende erop dat, indien en voor zover de toenmalige accountant het bedrag niet zou ‘verlonen’, C het ontvangen bedrag zou opnemen in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
4.5. De Inspecteur stelt dat sprake is van nettoloon en dat belanghebbende opzettelijk geen loonheffing heeft ingehouden en afgedragen. De Inspecteur wijst erop dat – naar blijkt uit de hiervoor onder 2.3 aangehaalde brief van 17 mei 2002 – B persoonlijk nauw betrokken was bij het ontslag van en de ontslagvergoeding voor C en dat daarbij uitdrukkelijk aandacht is besteed aan de fiscale gevolgen van die uitkering.