Parketnummer: 24-000311-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-480427-09
Arrest van 29 oktober 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen terzake het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken en dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2009 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Peugeot 106, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 27 september 2009 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Corsa, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 27 september 2009 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Astra, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen komt onvoldoende naar voren dat de volgens aangever beschadigde linkerspiegel van de auto genoemd onder 1 door verdachte is beschadigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 27 september 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Corsa, [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde 2], heeft
beschadigd.
3.
hij op 27 september 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Astra, [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde 1], heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van andermans goederen door auto's die geparkeerd stonden aan de openbare weg te beschadigen.
Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van deze auto's. Daarnaast geeft het maatschappelijke overlast en ergernis.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 21 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van - onder meer soortgelijke - strafbare feiten.
Bij schrijven van 23 juli 2010 heeft verdachte laten weten dat het hoger beroep gericht is tegen de aard van de straf zoals opgelegd door de politierechter. Gelet op dit schrijven en de ernst van de feiten acht het hof de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf en door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen passende bestraffing. Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het dossier blijkt dat verdachte - ten tijde van het plegen van het delict - een schuld had van € 60.000,-. Het hof ziet, gelet op de ernst van de feiten en alle van belang zijnde omstandigheden, reden om te volstaan met een korte voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte en daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uur. Deze straftoemeting strekt er mede toe om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partijen
[benadeelde 2], wonende te [woonplaats] en [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd en dat deze vorderingen in eerste aanleg geheel zijn toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van deze gehele vorderingen tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële schade als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 484,93, -.
Tevens heeft benadeelde partij [benadeelde 1] een schadevergoeding gevorderd wegens materi?le schade als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op
€ 380, -.
De vorderingen zijn van de zijde van verdachte niet weersproken. Nu de vorderingen het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, kunnen deze beide in hun geheel worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte [verdachte] tevens tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdvierentachtig euro en drieënnegentig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdvierentachtig euro en drie?nnegentig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negen dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van driehonderdtachtig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van driehonderdtachtig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.