ECLI:NL:GHARN:2010:BO2118
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om tussentijds hoger beroep open te stellen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem van 18 maart 2010, waarin zijn verzoek om tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van 24 februari 2010 werd afgewezen. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.A.M.P. Keijser, heeft op 11 maart 2010 de rechtbank verzocht om toestemming voor het instellen van tussentijds hoger beroep. De rechtbank heeft dit verzoek echter afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem.
De mondelinge behandeling vond plaats op 25 mei 2010, waarbij de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.F.Th.M. Heutink, de zaak toelichtte. De man en zijn advocaat waren niet aanwezig. De vrouw heeft verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de man in het hoger beroep, met veroordeling van de man in de kosten. Het hof heeft de processtukken en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in overweging genomen.
Het hof oordeelt dat de bestreden beslissing niet kan worden aangemerkt als een eindvonnis of eindbeschikking, en dat deze zich niet leent voor tussentijds hoger beroep. De man wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Tevens oordeelt het hof dat de man in de kosten van het hoger beroep moet worden veroordeeld, omdat het hoger beroep een zuiver juridische kwestie betreft. De kosten worden begroot op € 894,-, te voldoen aan de griffier van het gerechtshof.
Deze beslissing is genomen door de vierde civiele kamer van het Gerechtshof Arnhem op 7 september 2010, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.