ECLI:NL:GHARN:2010:BO2005
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- W.M. van Schuijlenburg
- A.J. Rietveld
- H.J. de Ruijter
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring verzoeker in schadevergoeding na detentie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door verzoeker tegen de beschikking van de rechtbank, waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding ten laste van de Staat voor de schade die hij heeft geleden door ondergane detentie. De rechtbank had geoordeeld dat het verzoek niet tijdig was ingediend, omdat het verzoekschrift pas na de wettelijke termijn was ingediend. De relevante wetgeving, artikel 89, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt dat een verzoek binnen drie maanden na beëindiging van de zaak moet worden ingediend. De zaak werd beëindigd op 28 oktober 2008, toen de officier van justitie besloot tot sepot. Verzoeker stelde dat hij pas op 16 januari 2009 op de hoogte was van deze beslissing en dat hij daarom niet eerder een verzoekschrift kon indienen. Het hof oordeelde echter dat de termijn voor het indienen van het verzoek al was verstreken op het moment dat verzoeker kennis nam van de sepotbeslissing. Het hof concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om het verzoekschrift tijdig in te dienen. Daarom was er geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het hoger beroep af.