Parketnummer: 21-002320-10
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van
14 juni 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte 5],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 oktober en 7 oktober 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr L. de Leon, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in eerste aanleg is gewijzigd, en waarbij het hof het onder 4 tenlastegelegde feit als feit 3 nummert, dat:
zij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2009 tot en met 22 juni 2009 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd heeft/hebben gehouden,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- nadat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), die [slachtoffer] in de/een (zee)container heeft/hebben aangetroffen, opnieuw (op 21 juni 2009 tussen ongeveer 16.30 uur en 17.00 uur) de deur(en) van die (zee)container afgesloten en/of vergrendeld, (eveneens) toen zich een (grote) hoeveelheid rook en/of open vuur/brand in die container bevond en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in die (zee)container achtergelaten,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
zij op meerdere, althans een tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 21 juni 2009 tot en met 23 juni 2009 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of nalatig,
- die [slachtoffer] heeft/hebben opgesloten en/of opgesloten gehouden in de/een (donkere) (zee)container, met daarin meerdere (brandbare) goederen wetende dat deze [slachtoffer] doof was en/of claustrofobisch was en/of een aansteker bij zich had en/of geen mobiele telefoon bij zich had, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in het ongewisse heeft/hebben gelaten over hoe lang deze opsluiting zou duren, en/of
- voor een langere periode, althans meerdere althans een dag(en) en/of u(u)r(en) meermalen, althans eenmaal de deur(en) van die (zee)container gesloten/vergrendeld heeft/hebben gelaten, eveneens toen zich een (grote) hoeveelheid rook en/of open vuur/brand in die container bevond, en/of
- bij het aantreffen van die [slachtoffer] liggend op de vloer/grond van die container geen (medische) hulp heeft/hebben verleend en/of geen (tijdige) (medische) hulp en/of (medische) verzorging heeft/hebben ingeroepen,
waardoor het aan haar/hun schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten koolmonoxidevergiftiging, althans een te hoog koolmonoxidegehalte in het bloed, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
ALTHANS, dat
zij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2009 tot en met 23 juni 2009 in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
getuige is geweest van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon, te weten [slachtoffer] verkeerde,
waarbij zij, verdachte, en/of haar mededader(s) heeft/hebben nagelaten [slachtoffer] die hulp te verlenen of te verschaffen, die zij [slachtoffer] had(den) kunnen verlenen of verschaffen zonder dat daarbij redelijkerwijs gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar medader(s) de (slechthorende en/of claustrofobische) [slachtoffer] in een (zee)container aangetroffen en/of die [slachtoffer] nadat zijn lichamelijke conditie (sterk) was aangetast/afgenomen in deze (zee)container laten liggen en/of geen (tijdige) medische en/of andere hulp en/of (medische) verzorging in geroepen en/of (opnieuw) die (zee)container (hermetisch) afgesloten en/of die [slachtoffer]
alleen in de (zee)container achter gelaten,
terwijl de dood van [slachtoffer] is gevolgd;
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2009 tot en met
23 juli 2009 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (een Samsung) en/of een SIM-kaart (uit deze mobiele telefoon) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf (311 en/of 321 Wetboek van Strafrecht) verkregen goed(eren) betrof.
Het hof heeft, met de advocaat-generaal en de verdediging, uit het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte de haar tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving en het van de vrijheid beroofd houden geldt dat niet gebleken is dat verdachte daarbij enige betrokkenheid heeft gehad. Verdachte is slechts met de vier medeverdachten mee teruggereden naar de container nadat die [slachtoffer] daar hadden opgesloten. Toen zij bij de container aankwamen, was [slachtoffer] reeds overleden en behoefde zij geen hulp te verlenen of te verschaffen.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof dat verdachte onderweg in de auto op enig moment de telefoon van [slachtoffer] heeft gebruikt, maar dat niet is komen vast te staan dat op dat moment sprake was van een door misdrijf verkregen goed. Verdachte dient derhalve ook van de tenlastegelegde heling te worden vrijgesproken.
De vordering van de [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.200,86. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr R.H. Koning, voorzitter,
mr J.H.C. van Ginhoven en mr A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K. van Laarhoven, griffier,
en op 21 oktober 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.