ECLI:NL:GHARN:2010:BO0976

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0207
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling na beoordeling recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 april 2010, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar wilde verlengen. Het hof heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, omdat het recidiverisico van de betrokkene als acceptabel laag werd ingeschat. De kliniek waar de betrokkene verbleef, had aanvankelijk geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, maar na nieuwe informatie en getuigenverklaringen kwam het hof tot de conclusie dat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging eiste.

De betrokkene, die in het verleden afhankelijk was van cannabis en ook alcohol- en cocaïneproblemen had, werd door de kliniek als niet-risicovol beoordeeld. Het hof oordeelde dat de betrokkene voldoende sociale en copingvaardigheden had om zich in de maatschappij te handhaven. De kliniek had aangegeven dat het resocialisatietraject van de betrokkene belemmerd werd door het zero-tolerance beleid ten aanzien van drugsgebruik, wat de kans op een succesvolle re-integratie in de weg stond. De betrokkene was bereid om na beëindiging van de terbeschikkingstelling op vrijwillige basis verdere behandeling en begeleiding te accepteren.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van het recidiverisico en de mogelijkheden voor resocialisatie van de betrokkene.

Uitspraak

TBS P10/0207
Beslissing d.d. 4 oktober 2010
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [TBS-kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 april 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
- Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken alsmede hetgeen de getuige-deskundige in hoger beroep heeft verklaard en omdat het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank komt.
- In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
- Uit het verlengingsadvies van 1 februari 2010 volgt dat er bij betrokkene sprake is van een aandachtstekortstoornis en afhankelijkheid van cannabis. In het verleden is tevens sprake geweest van alcohol- en cocaïnemisbruik. Toen is gebleken dat alcohol- en cocaïnegebruik door betrokkene het risico op agressieve impulsinbraken vergroot. Alvorens betrokkene opnieuw harddrugs zal gebruiken moet er veel gebeuren. De copingsvaardigheden van betrokkene kunnen tekortschieten bij langdurige stresserende omstandigheden. De verwachting is echter dat betrokkene over het geheel genomen over voldoende relationele-, sociale-, en copingsvaardigheden beschikt om zich te kunnen handhaven in de maatschappij. Het recidiverisico van betrokkene wordt als acceptabel laag ingeschat. Om het recidiverisico laag te houden acht de kliniek het wenselijk dat betrokkene verder wordt begeleid bij de overgang naar een zelfstandig bestaan. Daarom heeft de kliniek aanvankelijk geadviseerd de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Uit de brief van 3 september 2010 en de verklaring van de getuige-deskundige [naam] volgt dat de kliniek een verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer wenselijk acht. Het resocialisatietraject van betrokkene wordt belemmerd doordat de kliniek verplicht is een zero-tolerance beleid ten aanzien van drugsgebruik te voeren en betrokkene niet in staat is helemaal geen cannabis meer te gebruiken. Het cannabisgebruik van betrokkene wordt niet als een risicofactor beschouwd. Na beëindiging van de terbeschikkingstelling is betrokkene bereid de behandeling en begeleiding op vrijwillige basis voort te zetten.
- Op grond van het voorgaande is het hof met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat het recidivegevaar tot een zodanig laag niveau is verminderd dat de terbeschikkingstelling van betrokkene dient te worden beëindigd. De vordering van de officier van justitie zal derhalve worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 april 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr J.I.M.W. Bartelds als voorzitter,
mr G. Mintjes en mr J.H.M. Zwinkels als raadsheren,
en drs. M. van Weers en drs. T. van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van mr R. Hermans als griffier,
en op 4 oktober 2010 in het openbaar uitgesproken.
Mr J.H.M. Zwinkels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.