ECLI:NL:GHARN:2010:BO0464

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002922-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens frontale aanrijding en overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het veroorzaken van een frontale aanrijding op 18 december 2007, waarbij hij met zijn personenauto op de verkeerde weghelft terechtkwam. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, maar het hof besloot het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en opnieuw recht te doen.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 had begaan. De verdachte had verklaard zich niets te herinneren van het ongeval, maar uit het dossier bleek dat hij verkeersregels had overtreden. Hij had hinderlijk dicht achter een ander voertuig gereden en onvoldoende opgelet bij het uitvoeren van een inhaalmanoeuvre. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoorzichtig had gehandeld, vooral gezien het feit dat hij pas drie maanden in het bezit was van een rijbewijs.

De straf die het hof oplegde bestond uit een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof motiveerde de straf op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De uitspraak benadrukte de noodzaak van een substantiële straf om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen, vooral omdat de verdachte in de toekomst als koerier of chauffeur wilde werken.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002922-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-570317-08
Arrest van 14 oktober 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, zittinghoudende te Deventer, van
26 november 2008, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden en een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 december 2007 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat], een inhaalmanoeuvre heeft uitgevoerd waarbij hij met het door hem bestuurde voertuig op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen, en (vervolgens) is hij (frontaal) tegen een tegemoetkomend voertuig (personenauto) aangereden/gebotst; door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 december 2007 in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de weg, de [straat], een inhaalmanoeuvre heeft uitgevoerd waarbij hij met het door hem bestuurde voertuig op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen, en vervolgens (frontaal) tegen een tegemoetkomend voertuig, personenauto, is aangereden/gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de ochtend van 18 december 2007 op de [straat] in de gemeente [gemeente], ten gevolge van een door hem ingezette inhaalmanoeuvre op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer nagenoeg frontaal tegen de door [slachtoffer 1] bestuurde auto gebotst. Verdachte, zijn passagier [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn ten gevolge van deze aanrijding met (ernstige) verwondingen overgebracht naar het ziekenhuis. Blijkens een zich in het dossier bevindende letselbeschrijving was met name [slachtoffer 1] er ernstig aan toe. Zij ondervindt nu nog dagelijks de gevolgen van het ongeval.
Verdachte heeft verklaard zich als gevolg van een hersenkneuzing niets te herinneren van het ongeval, noch van wat zich kort ervoor of erna heeft afgespeeld. Uit het procesdossier komt echter het beeld naar voren dat verdachte in de aanloop naar het ongeval niet steeds alle verkeersregels in acht heeft genomen. Zo heeft verdachte volgens getuige [getuige], kort voordat verdachte met zijn personenauto op de andere weghelft terecht kwam, hinderlijk dicht achter het voertuig van [getuige] gereden, terwijl [getuige] de cruisecontrol van zijn auto op 80 km/u, gelijk aan de toegestane maximumsnelheid ter plaatse, ingesteld had. Verdachte heeft bovendien onvoldoende opgelet op het moment dat hij zijn voertuig naar de linker weghelft heeft gestuurd.
Verdachte heeft hiermee onvoorzichtig gehandeld, zeker nu verdachte op het moment dat het ongeval plaatsvond (slechts) drie maanden in het bezit was van een rijbewijs.
Vorenomschreven omstandigheden maken dat er sprake is van een zodanig ernstig verwijt dat het opleggen van een werkstraf, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid, beide van een substantiële duur, gerechtvaardigd is. Het hof zal deze straf en bijkomende straf dan ook aan verdachte opleggen. Een gedeelte van de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid zal voorwaardelijk worden opgelegd. Vorenbedoelde voorwaardelijk straf heeft mede ten doel om te voorkomen dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten pleegt. Dit geldt temeer nu verdachte ter terechtzitting van het hof heeft aangegeven in de toekomst te willen werken als koerier of chauffeur. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justiti?le documentatieregister d.d. 7 juli 2010.
Het hof ziet in vorenstaande - anders dan de kantonrechter en de advocaat-generaal - geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke hechtenis op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vijftien maanden;
beveelt, dat van de bijkomende straf een gedeelte van zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.