ECLI:NL:GHARN:2010:BO0114

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001512-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met geweld op parkeerplaats bij evenement met vuurwapengebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, geboren in Vlore (Albanië), werd beschuldigd van een gewapende overval op een medewerker van een bedrijf dat parkeergelden inde tijdens een evenement. De overval vond plaats op 25 november 2007 op de parkeerplaats van de Rijnhal in Arnhem. De verdachte en twee medeverdachten hebben de medewerker, [slachtoffer 2], met geweld bedreigd en een tas met geld van hem afgenomen. Tijdens de overval werd een vuurwapen gebruikt, waarbij op de grond werd geschoten om angst te zaaien. Ook werd er geschoten in de richting van een collega van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], die de achtervolging inzette. Het hof sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat niet kon worden bewezen dat de schutter opzet had om [slachtoffer 1] te doden. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf op van 3 jaren en 6 maanden. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die angstige momenten hebben doorgemaakt. Het hof oordeelde dat de straf passend was, ondanks dat deze lager was dan de eis van de advocaat-generaal, die vier jaar had gevorderd voor het primair tenlastegelegde feit. De toepasselijke wettelijke voorschriften waren de artikelen 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001512-10
Uitspraak d.d.: 11 oktober 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 14 april 2010 in de strafzaak tegen
[naam verdachte
geboren te Vlore (Albanië) op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in P.I. [naam instelling] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 september 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. H. Oldenhof, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 25 november 2007 in de gemeente Arnhem, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen, althans met een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerma(a)l(en) op/in de richting van
die [slachtoffer 1] heeft geschoten en/of (nadat voornoemd vuurwapen/voorwerp dienst
weigerde) met dat vuurwapen/voorwerp een of meerma(a)l(en) (met kracht)
op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld, en
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid
en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2007 in de gemeente Arnhem, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [naam bedrijf] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (zijnde
medewerkers van de firma [naam bedrijf] ), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een of meer van voornoemde perso(o)n(en) heeft opgewacht op/bij de
parkeerplaats van de Rijnhal en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer 2] met voornoemde tas in zijn handen bij zijn auto
stond, plotseling naast/vlakbij die [slachtoffer 2] is gaan staan en/of
- opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd 'geef hier', althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] een (zogenaamde) stroomstoot heeft gegeven en/of
- aan die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp heeft getoond en/of
- de jas van die [slachtoffer 2] over diens hoofd heeft getrokken en/of (vervolgens)
is weggerend en/of (nadat die [slachtoffer 1] de achtervolging had ingezet)
- een of meerma(a)l(en) op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en/of (nadat het wapen dienst weigerde)
- met voornoemd wapen een of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd
van die [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De beslissingen inzake het bewijs en de motivering daarvan.
Op grond van het dossier blijken de volgende feiten en omstandigheden.
Op 25 november 2007 omstreeks 21:15 uur liep [slachtoffer 2] werknemer van de firma [naam bedrijf] B.V., vanuit de hoofdingang van de Rijnhal in de gemeente Arnhem met een tas met inhoud naar zijn auto, die op de parkeerplaats van de Rijnhal stond geparkeerd. Terwijl [slachtoffer 2] met de tas in zijn handen bij zijn auto stond, zag hij dat er links van hem twee mannen stonden en dat er rechts van hem een derde man stond. [slachtoffer 2] die de mannen niet had zien aankomen, zag dat de mannen steeds dichter om hem heen kwamen staan. [slachtoffer 2] hoorde één van de mannen zeggen: “geef hier”. [slachtoffer 2] zag dat één van de andere mannen een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand had. Die man hield dit voorwerp naar de grond gericht en haalde de trekker over. Hierop voelde [slachtoffer 2] dat zijn jas aan de achterkant over zijn hoofd werd getrokken. [slachtoffer 2] zag de mannen vervolgens met de tas, die door de mannen uit zijn handen was getrokken en weggenomen, wegrennen en zag dat zijn collega [voornamen slachtoffer 1] [naar het hof begrijpt: [slachtoffer 1] achter de mannen aanrende.
[slachtoffer 1] zag, terwijl hij achter de mannen aanrende, dat één van de mannen schuin omkeek en met een vuurwapen dan wel met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn richting wees en meerdere keren de trekker overhaalde. Kort hierop zag [slachtoffer 1] dat die man opnieuw een aantal keer de trekker van het voorwerp overhaalde, waarbij hij niet op [slachtoffer 1] richtte. Het voorwerp weigerde dienst. Hierop keek de man naar het voorwerp en bleef hij stil staan. Op het moment dat [slachtoffer 1] de man met het vuurwapen dan wel het op een vuurwapen gelijkend voorwerp tot op een armlengte afstand was genaderd, zag [slachtoffer 1] dat de man met zijn rechterarm een zwaai in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] maakte. [slachtoffer 1] zag en voelde dat de man, die het voorwerp op dat moment omgekeerd in zijn hand vasthad, hem met de kolf van dat voorwerp twee harde klappen tegen zijn hoofd gaf. Hierna zag [slachtoffer 1] de drie mannen wegrennen.
Verdachte heeft verklaard dat hij kort voor de overval door medeverdachte R. [naam medeverdachte] is gebeld, die hem vroeg mee te doen aan de overval waarbij een tas met geld zou worden weggenomen. Verdachte heeft hierin toegestemd en is vervolgens door die [naam medeverdachte] opgehaald in een rode auto. Deze auto is in de buurt van de Rijnhal geparkeerd waarna men naar de plaats van de overval is gelopen. Verdachte heeft tijdens de overval [slachtoffer 2] een duw gegeven en diens jas over het hoofd getrokken. Verdachte is daarna weggelopen. Verdachte heeft voorts verklaard tijdens de schermutseling met [slachtoffer 2] een knal te hebben gehoord, maar die knal niet geassocieerd te hebben met een vuurwapen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. De advocaat-generaal stelt hiertoe dat verdachte bij de rechtbank heeft verklaard dat hij op of rond het moment dat hij [slachtoffer 2] een duw heeft gegeven schoten heeft gehoord. Verdachte wist dus uiterlijk op het moment dat de tas van [slachtoffer 2] werd gepakt, dat er gebruik gemaakt werd van een wapen. Zelf heeft verdachte meegewerkt aan het geweld op het slachtoffer [slachtoffer 2] door hem een duw te geven en een jas over zijn hoofd te trekken en vervolgens te vluchten. Door deze handelingen breidt de opzet van verdachte zich uit van het medeplegen van diefstal met geweld naar het afschudden van de achtervolgers. De bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders ziet dus ook op het impliciet instemmen op het gebruik van het pistool jegens Van Wolde.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de opzet van verdachte niet gericht is geweest op doodslag. Niet is komen vast te staan dat degene die op [slachtoffer 1] heeft geschoten de opzet had om hem dood te schieten. De verdediging heeft voorts betoogd dat een nauwe en bewuste samenwerking inzake de doodslag niet bewezen kan worden.
De beoordeling
Uit de hiervoor weergegeven onbetwiste feiten en omstandigheden leidt het hof af dat door één van de overvallers meermalen met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp in de richting van [slachtoffer 1] is geschoten. Van het wapen waarmee Ribberink is bedreigd zijn hulzen aangetroffen en ook mogelijk sporen van een kogel inslag.
Uit het dossier valt niet met voldoende zekerheid af te leiden wie er tijdens de vlucht geschoten heeft en waarmee geschoten is. Er zijn op de desbetreffende plaats geen hulzen aangetroffen en evenmin zijn sporen aangetroffen die duiden op schieten met scherpe patronen.[slachtoffer 1] werd niet getroffen terwijl er toch van betrekkelijk korte afstand op hem werd gevuurd. De mogelijkheid kan derhalve bepaald niet worden uitgesloten dat er met een ander wapen op [slachtoffer 1] is geschoten dan het wapen waarmee [slachtoffer 2] is bedreigd. . Nu er onvoldoende duidelijkheid omtrent de gang van zaken bij het schieten in de richting van [slachtoffer 1] is, is het hof oordeel dat niet kan worden bewezen dat het opzet (voorwaardelijk opzet daaronder begrepen) van de schutter gericht was op het doden van Van Wolde. Verdachte moet derhalve van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Op basis van de vaststaande feiten acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 25 november 2007 in de gemeente Arnhem, tezamen en in
vereniging met anderen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan de firma [naam bedrijf]
welke diefstal werd voorafgegaan envergezeld engevolgd van geweld
en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (zijnde
medewerkers van de firma [naam bedrijf] ), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden engemakkelijk te maken en om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in
vereniging met een anderen,
- opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd 'geef hier', en
- die [slachtoffer 2] een (zogenaamde) stroomstoot heeft gegeven en
- aan die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp heeft getoond en
- de jas van die [slachtoffer 2] over diens hoofd heeft getrokken en (vervolgens)
is weggerend en (nadat die [slachtoffer 1] de achtervolging had ingezet)
- meermalen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten
en
- meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft conform de eis van de officier van justitie het primair tenlastegelegde bewezenverklaard en daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opgelegd.
De vordering van de advocaat-generaal is hiervoor vermeld.
Verdachte heeft samen met twee anderen met (bedreiging met) geweld op een parkeerplaats bij een evenement een overval gepleegd op [slachtoffer 2], een medewerker van een bedrijf dat bij een evenement parkeergelden had geïnd. Bij deze overval is eerst gebruik gemaakt van een vuurwapen waarmee kennelijk om angst in te boezemen naar de grond is geschoten. Tijdens de achtervolging na de beroving door [slachtoffer 1, een collega van Ribbink, is door één van de overvallers, mogelijk met een alarmrevolver, geschoten in de richting van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] werd tijdens zijn achtervolging door één van de overvallers tweemaal hard tegen het hoofd geslagen.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben angstige momenten doorgemaakt waarvan zij mogelijk nog lang de psychische gevolgen zullen ondervinden. Een dergelijke, in het openbaar, uitgevoerde overval is schokkend voor degenen die daarvan getuigen zijn en draagt bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid.
Voor een dergelijke overval behoort een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur te worden opgelegd. Niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan de hierna vermelde gevangenisstraf. Die straf is passend en geboden. Het hof tekent hierbij aan dat deze straf lager is dan de door de advocaat-generaal geëiste straf maar die eis is gebaseerd op bewezenverklaring van het primair ten lastegelegde waarvoor een hogere maximum straf geldt dan voor het thans bewezenverklaarde feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht alsmede de tijd die verdachte in België op grond van het door Nederland gedane verzoek om overlevering in detentie heeft doorgebracht.
Aldus gewezen door
mr C.G. Nunnikhoven, voorzitter,
mr J.H.C. van Ginhoven en mr M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van, griffier,
en op 11 oktober 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr M.C.J. Groothuizen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.