ECLI:NL:GHARN:2010:BN9438

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002443-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van vrijspraak in hoger beroep wegens gewelddadige wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, maar de officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en zelf recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor het medeplegen van gewelddadige wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer, [benadeelde]. De feiten vonden plaats op 14 februari 2008, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben ontvoerd, mishandeld en bedreigd. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door objectief bewijs, zoals bloedsporen en het aantreffen van bewijsmateriaal in de loods waar het slachtoffer werd vastgehouden. De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in het hoger beroep, maar dit verweer werd door het hof verworpen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 7.870,52, met wettelijke rente, en heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, wat heeft geleid tot een aanzienlijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002443-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-607067-08
Arrest van 5 oktober 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] 58,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 12 maart 2010 en 21 september 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg op 14 augustus 2008, 30 september 2008, 20 november 2008, 20 maart 2009 en 1 september 2009.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep
Ter zitting heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. In eerste aanleg is verdachte vrijgesproken. Hiertegen is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld. Ter zitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hieruit blijkt dat het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij het door de officier van justitie ingestelde beroep. Derhalve dient een niet-ontvankelijkheid te volgen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt, dat de hiervoor weergegeven stelling van de raadsman geen steun vindt in het recht. Het verweer wordt verworpen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - zoals gewijzigd ter zitting in eerste aanleg - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2008 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [benadeelde] achter in de auto van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) laten plaatsnemen en/of
- het kinderslot van die auto geactiveerd waarin die [benadeelde] zat, zodat die [benadeelde] niet meer weg kon komen en/of
- (vervolgens) elders die auto tot stilstand gebracht en/of
- de benen/enkels van die [benadeelde] vastgemaakt met tie-rips en/of de handen/polsen achter de rug van die [benadeelde] vastgemaakt met tie-rips en/of de mond van die [benadeelde] af of dichtgetaped en/of
- (hierbij) die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens lichaam en/of diens hoofd, gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
- (vervolgens) die [benadeelde] in de kofferbak van die auto gegooid of gelegd en/of
- met die [benadeelde] in de kofferbak, weggereden en/of elders weer gestopt en/of
- die [benadeelde] weer uit de kofferbak gehaald en/of getrokken en/of
- die [benadeelde] (wederom) meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens lichaam en/of diens hoofd, gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
- (nog meer of nogmaals) tape om de handen/polsen en/of de benen/enkels en/of het hoofd van die [benadeelde] aangebracht en/of
- die [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "We maken hem dood, we hakken zijn vingers eraf" althans woorden van dergelijk dreigende aard en/of strekking en/of
- (hierbij) een tang, althans een dergelijk scherp voorwerp, op een pink van die [benadeelde] gezet en/of die tang op die pink vastgezet of aangetrokken en/of
- een vuurwapen, althans een hard voorwerp, tegen of in de zij, althans het lichaam, van die [benadeelde] gezet/geduwd en/of hierbij dreigend de woorden toegevoegd: "Nee, we moeten hem meteen doodmaken", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Je graf wordt nu gegraven", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een krik op een been van die [benadeelde] gelegd en/of die krik met het been van die [benadeelde] erop onder een auto geschoven en/of (vervolgens) die krik opgekrikt, waardoor het been van die [benadeelde] tussen de auto en de krik kwam en/of
- het gezicht van die [benadeelde] afgeveegd met thinner en/of
- (vervolgens) die [benadeelde] in een (blauw) zeil gewikkeld en/of die [benadeelde] weer in de kofferbak gegooid en/of gelegd;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2008 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [benadeelde]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een wond aan het linker oog en/of een indruk en/of verwonding(en) in/aan het (linker)been en/of diverse kneuzingen op het lichaam) heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk - de benen/enkels van die [benadeelde] vast te maken met tie-rips en/of de handen/polsen achter de rug van die [benadeelde] vast te maken met tie-rips en/of de mond van die [benadeelde] af- of dicht te tapen en/of
- (hierbij) die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens lichaam en/of diens hoofd, te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen en/of
- (vervolgens) nog meer tape om de handen/polsen en/of de benen/enkels en/of het hoofd van die [benadeelde] aan te brengen en/of
- (hierbij) een tang op een pink van die [benadeelde] te zetten en/of die tang op die pink vast te zetten of aan te trekken en/of
- een krik op een been van die [benadeelde] te leggen en/of die krik met het been van die [benadeelde] erop onder een auto te schuiven en/of (vervolgens) die krik op te krikken, waardoor het been van die [benadeelde] tussen de auto en de krik kwam en/of
- het gezicht van die [benadeelde] af te vegen met thinner;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 februari 2008 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
- de benen/enkels van die [benadeelde] heeft/hebben vastgemaakt met tie-rips en/of de handen/polsen achter de rug van die [benadeelde] heeft/hebben vastgemaakt met tie-rips en/of de mond van die [benadeelde] af- of dicht hebben getaped en/of
- (hierbij) die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens lichaam en/of diens hoofd, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
- (vervolgens) nog meer tape om de handen/polsen en/of de benen/enkels en/of het hoofd van die [benadeelde] heeft/hebben aangebracht en/of
- (hierbij) een tang op een pink van die [benadeelde] heeft/hebben gezet en/of die tang op die pink heeft/hebben vastgezet of heeft/hebben aangetrokken en/of
- een krik op een been van die [benadeelde] heeft/hebben gelegd en/of die krik met het been van die [benadeelde] erop onder een auto heeft/hebben geschoven en/of (vervolgens) die krik heeft/hebben opgekrikt, waardoor het been van die [benadeelde] tussen de auto en de krik kwam en/of
- het gezicht van die [benadeelde] heeft/hebben afgeveegd met thinner.
Het hof beschouwt 'een krik op een been van die [benadeelde] gelegd' (feit 1: na gedachtenstreepje 15), 'een krik op een been van die [benadeelde] te leggen' (feit 2 primair: na gedachtenstreepje 5) en 'een krik op een been van die [benadeelde] heeft/hebben gelegd' (feit 2 subsidiair: na gedachtenstreepje 5) als kennelijke misslagen en leest deze zinsneden verbeterd als 'een been van die [benadeelde] op een krik gelegd', 'een been van die [benadeelde] op een krik te leggen' en 'een been van die [benadeelde] op een krik heeft/hebben gelegd'. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Aan verdachte en zijn medeverdachten, zijn broers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], is ten laste gelegd het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde]. De verdachte heeft de beschuldigingen bloot ontkend en zich in overwegende mate op zijn zwijgrecht beroepen. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde] betwist en zich tevens op het standpunt gesteld dat die verklaringen (uit één bron) onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, zodat vrijspraak moet volgen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
De verklaringen van [benadeelde] vinden op veel onderdelen steun in ander bewijsmateriaal, waarover hierna meer. Het meest overtuigend objectief steunbewijs levert het aantreffen van [benadeelde] bloed daags na de ontvoering in de loods aan de [adres] te [plaats]. De objectiviteit wordt onderstreept door het feit dat [benadeelde] er op geen enkel moment blijk van heeft gegeven te hebben geweten in welke loods zijn ontvoerders met hem 'bezig' zijn geweest. Het vinden van die locatie, zo blijkt immers uit het proces-verbaal van inspecteur [verbalisant] (p. 05 121), is te danken aan het - naar moet worden aangenomen - voor [benadeelde] onbekende feit dat de politie bij een routinecontrole eind januari 2008 [medeverdachte 1] in die loods had aangetroffen en aangesproken. Opmerking verdient nog dat gesteld noch gebleken is dat [benadeelde] ooit in de loods is geweest voordat zijn ontvoerders hem daar naartoe brachten.
De verklaringen van [benadeelde] vinden ook overigens op essentiële punten veel bevestiging in de resultaten van het politieonderzoek. Te noemen zijn de door hem vanuit de kofferbak gevoerde gesprekken met 112 en met zijn vriendin, de wijze waarop hij is aangetroffen op/nabij de golfbaan, de door hem beschreven mishandeling met de krik, het vastgestelde letsel aan het been, het aantreffen van een daarmee (qua vorm en formaat) corresponderende krik in de loods aan de [adres], het aantreffen van (gebruikte) tie-wraps en tape in die loods, de contacten met/tussen aan de verdachten te linken telefoonnummers, het aantreffen van een ontmantelde hennepplantage op het adres [adres] te [plaats].
Belangrijker nog dan de vele verifiërende, de juistheid van de verklaring van [benadeelde] bevestigende aspecten, is de vaststelling dat het relaas van [benadeelde] op geen enkel punt overtuigend is gefalsifieerd. De verdediging heeft bij diverse onderdelen van [benadeelde] relaas kritische kanttekeningen geplaatst ten einde haar betoog aangaande de onbetrouwbaarheid van dat relaas en de onbruikbaarheid ervan voor het bewijs te onderbouwen, maar heeft ten aanzien van hetgeen er met het oog op de tenlastelegging toe doet geen rechtens relevante twijfel weten te bewerkstelligen.
Zo is er op gewezen dat [benadeelde] op 15 februari 2008 bij de politie heeft verklaard dat hij zag dat zijn ontvoerders zijn been op de krik legden, terwijl hij op 22 juni 2009 bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat niet te hebben kunnen zien omdat zijn gezicht was ingetapet. (Het hof merkt op dat [benadeelde] ook op 19 maart 2008 bij de politie heeft verklaard dat hij 'de krik' niet heeft gezien.) Dat hier sprake is van een inconsistentie stelt de verdediging terecht vast. Een falsificatie levert dit echter niet op. Daarvoor is van belang dat er objectieve aanwijzingen zijn dat de door [benadeelde] beschreven mishandeling feitelijk wel degelijk heeft plaatsgevonden. Bovendien kan uit de tekening die als bijlage bij de door [benadeelde] op 15 februari 2008 afgelegde verklaring is gevoegd worden afgeleid dat hij de door hem vermoedelijk bedoelde krik op enig moment wel degelijk heeft gezien. Op die tekening, die - naar het hof begrijpt - is vervaardigd vóórdat hem foto's van de loods aan de [adres] zijn getoond, heeft [benadeelde] immers een krik getekend die grote overeenkomsten vertoont met de krik die op de foto's te zien is en waarvan de politie (op goede gronden) veronderstelt dat die voor de mishandeling is gebruikt. De inconsistentie in de afgelegde verklaringen moet dan ook als een wellicht door het tijdsverloop teweeggebrachte vergissing worden aangemerkt. Tot weerlegging of enige relevante twijfel leidt zij niet.
Daarnaast is van de zijde van de verdediging [benadeelde] verklaring omtrent zijn ontsnapping uit de kofferbak van een rijdende auto als een ongeloofwaardige 'Houdini-act' naar het rijk der fabelen verwezen. Ook dit verweer overtuigt niet.
In de eerste plaats is daarvoor van belang dat [benadeelde] verklaring omtrent die ontsnapping deel uitmaakt van een, als vermeld, op meerdere onderdelen door objectieve bewijsmiddelen te staven uitgebreidere verklaring. Niet valt in te zien waarom hij met betrekking tot dit onderdeel een onware toedracht te berde zou brengen.
Daarnaast acht het hof de door [benadeelde] beschreven gang van zaken feitelijk niet onmogelijk. Daarbij kan in het midden blijven of het opengaan van de kofferbak het gevolg is geweest van het trekken aan 'iets' zoals [benadeelde] heeft verklaard of dat dit veroorzaakt is door een andere (toevallige) omstandigheid zoals een defect afsluitmechanisme, het onbedoeld beroeren van de bediening door één van de inzittenden of het feit dat de kofferdeksel vanaf het begin niet goed afgesloten is geweest. Dit palet aan denkbare technische opties, dat zeker nog kan worden uitgebreid, relativeert het belang van de juistheid van [benadeelde] (veronder)stelling dat hij de kofferbak wist te openen door ergens aan te trekken. Het navolgen van de door de verdediging geopperde suggestie om hiernaar technisch onderzoek te doen, acht het hof dan ook niet noodzakelijk. Dit te minder nu de betrokken auto spoorloos is en dus niet kan worden onderworpen aan enig onderzoek. Tot slot kent het hof in dit verband betekenis toe aan de wijze waarop [benadeelde] door getuigen en - kort daarna - de politie bij het golfpark is aangetroffen. Doorweekt, bebloed, om hulp schreeuwend, vallend, hinkend, beide handen vastgebonden met tape, tape om het gelaat, verward en erg bang - dit zijn de kenmerken aan de hand waarvan de toestand van [benadeelde] door de getuigen en verbalisanten bij diens aantreffen wordt beschreven. [benadeelde] verklaart dan meteen ter hoogte van de rotonde [straat 1]/[straat 2] uit de kofferbak van een auto te zijn gerold. Nabij de door hem aangeduide plek worden ook bloedsporen aangetroffen. Bewijsredeneringen komen vaak neer op het al dan niet expliciet beredeneerd inschatten van de waarschijnlijkheid van verschillende scenario's. In dit geval acht het hof de waarschijnlijkheid van de door de verdediging verworpen 'Houdini-act' veel groter dan het alternatief - [benadeelde] die om in redelijkheid niet te bedenken redenen (- zelfs de verdediging waagt zich niet aan een hypothese -) een zeer overtuigende 'acteer-act' compleet met rekwisieten weet op te voeren.
Waar het de vraag van het daderschap van de verdachte betreft, heeft de verdediging met nadruk gewezen op de verwarring die bij [benadeelde] in het vooronderzoek en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep bestond aangaande de broers van [medeverdachte 2]: [medeverdachte 1] en [verdachte]. Het feit dat [benadeelde] de broers soms lijkt te verwisselen en niet op hun namen kan komen doet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] en dient tot vrijspraak te leiden, aldus de verdediging.
Het hof deelt dit standpunt niet.
[benadeelde] heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij de broers toentertijd goed genoeg kende om hen van elkaar en van eventuele vrienden van [medeverdachte 2] te kunnen onderscheiden. Hij heeft beiden meermalen meegemaakt, gezien en gesproken bij de perikelen rondom de hennepplantage. Ook nu nog heeft hij van beiden een duidelijk plaatje 'in zijn hoofd'. Het enige waarmee hij moeite heeft is - kortweg - het naamplaatje. Hij wijt dit aan zijn dyslexie. Wel heeft [benadeelde] zelf, zo blijkt uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris van 22 juni 2009, de namen van de broers weten te noemen. Omtrent het daderschap en de directe betrokkenheid van beiden bij de ontvoering heeft [benadeelde] geen enkele twijfel. Het hof acht de verklaringen van [benadeelde] ook in dit opzicht betrouwbaar. Daarvoor is van belang dat is gesteld noch gebleken dat [medeverdachte 2] meer broers heeft dan [medeverdachte 1] en [verdachte]. Daarnaast is gebleken dat [benadeelde] bekend was met enkele kenmerken van de levens van de broers. Over [medeverdachte 1] wist hij - terecht - te melden dat hij een vrouw met kind had en iets met autoschade deed, over [verdachte] wist hij - terecht - te melden dat het een bodybuilder betrof. Daarbij heeft hij beiden herkend bij een (enkelvoudige) fotoconfrontatie.
De advocaat-generaal heeft zich, onder verwijzing naar de (nieuwe) uitleg die de Hoge Raad sinds 30 juni 2009 geeft aan de zogenoemde unus testis nullus testis-regel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, op het standpunt gesteld dat onvoldoende steunbewijs voorhanden is om het daderschap van de verdachte te kunnen vaststellen. Het hof deelt dit standpunt niet. Zoals hiervoor is overwogen vindt de verklaring van [benadeelde], met name waar het het feit betreft dàt hem de dingen zijn aangedaan waarover hij heeft verklaard en die ten laste zijn gelegd, voldoende steun in ander, van [benadeelde] onafhankelijk bewijsmateriaal. (Ook) de huidige interpretatie van de hiervoor bedoelde bewijsminimumregel staat er niet aan in de weg dat het daderschap van de verdachte wordt aangenomen op basis van één bewijsmiddel, in dit geval de verklaring van [benadeelde]. Dat is wat het hof doet. Het hof acht de verdachte dan ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het medeplegen van de ten laste gelegde vrijheidsberoving van [benadeelde].
Alles afwegend is het hof van oordeel dat er geen gegronde redenen zijn aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde] te twijfelen. Die verklaringen voldoen qua consistentie, accuraatheid en volledigheid. Bovendien vinden die verklaringen voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Vrijspraak feit 2 primair
Primair is het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade ten laste gelegd. Uit de geneeskundige verklaring d.d. 22 februari 2008 blijkt dat het letsel van aangever [benadeelde] bestond uit een barstwond bij zijn linkeroog en kneusplekken over zijn gehele lichaam. Het hof acht op grond van voorgaande - met de raadsman en de advocaat-generaal - niet bewezen dat verdachte de onder 2 primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft begaan, nu, gelet op artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht en de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, niet is gebleken van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
Vrijspraak feit 2 subsidiair
Ter zitting heeft de advocaat-generaal betoogd, dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De advocaat-generaal heeft hiertoe aangevoerd dat [benadeelde] door verdachte en zijn medeverdachten is geslagen, gestompt, getrapt en geschopt tegen zijn lichaam en hoofd, en dat zij het been van [benadeelde] tussen een krik en een auto hebben geklemd en de auto vervolgens hebben opgekrikt.
Het hof overweegt, dat het standpunt van de advocaat-generaal voor zover dit ziet op het klemmen van het been tussen een krik en een auto en het vervolgens opkrikken van de auto geen bespreking behoeft, nu deze handeling niet ten laste is gelegd. Ten aanzien van het standpunt voor zover dit ziet op het schoppen door verdachten van [benadeelde] tegen zijn hoofd overweegt het hof dat dit feitelijke grondslag mist: hier is geen wettig bewijs voor. Voor de overige handelingen geldt, dat ten minste moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachten zich door deze handelingen te verrichten, willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg, in casu zwaar lichamelijk letsel, zou intreden. Dit valt uit deze handelingen niet af te leiden. Voor wat betreft het opkrikken van het been onder een auto waardoor het been van [benadeelde] tussen de auto en de krik kwam, overweegt het hof nog het volgende. Een autokrik werkt niet volgens het alles-of-niets principe. De bedienaar van zo'n apparaat kan betrekkelijk geleidelijk de afstand tussen de boven- en onderzijde en daarmee de kracht op het op te heffen object vergroten. De maximale kracht die wordt uitgeoefend op een tussen de krik en een auto geplaatst been wordt bereikt indien de auto van de grond komt. Het is naar algemene ervaringsregels aannemelijk dat een dergelijke exercitie een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft. Het is evenwel evenzeer aannemelijk dat het opkrikken van een been tegen de onderzijde van een auto al in een veel eerder stadium (dan het liften van de auto) aanzienlijke pijn bij de eigenaar van het been zal opwekken. Ook al in de fase waarin van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel nog niet kan worden gesproken. Nu de uit te oefenen kracht betrekkelijk geleidelijk kon worden opgevoerd en slechts vast staat dat [benadeelde] (hevige) pijn heeft ondervonden terwijl omtrent de door [benadeelde] aangevoerde restverschijnselen onafhankelijke medische informatie ontbreekt, kan niet redelijkerwijs worden uitgesloten dat de mishandeling in de hiervoor bedoelde fase is blijven steken. Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen onder 2 subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 februari 2008 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
- die [benadeelde] achter in de auto van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) laten plaatsnemen en
- het kinderslot van die auto geactiveerd waarin die [benadeelde] zat, zodat die [benadeelde] niet meer weg kon komen en
- (vervolgens) elders die auto tot stilstand gebracht en
- de benen/enkels van die [benadeelde] vastgemaakt met tie-wraps en de handen/polsen achter de rug van die [benadeelde] vastgemaakt met tie-wraps en de mond van die [benadeelde] af- of dichtgetapet en
- (hierbij) die [benadeelde] meermalen tegen diens hoofd gestompt en/of geslagen en
- (vervolgens) die [benadeelde] in de kofferbak van die auto gegooid en
- met die [benadeelde] in de kofferbak, weggereden en elders weer gestopt en
- die [benadeelde] weer uit de kofferbak gehaald en
- die [benadeelde] (wederom) meermalen tegen of op diens lichaam of diens hoofd geslagen en/of geschopt en
- nog meer tape om de handen/polsen en het hoofd van die [benadeelde] aangebracht en
- die [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "We maken hem dood, we hakken zijn vingers eraf" en
- een tang op een pink van die [benadeelde] gezet en
- een hard voorwerp in de zij van die [benadeelde] gezet en hierbij dreigend de woorden toegevoegd: "Nee, we moeten hem meteen doodmaken" en
- die [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd: "Je graf wordt nu gegraven", en
- een been van die [benadeelde] op een krik gelegd en die krik met het been van die [benadeelde] erop onder een auto geschoven en (vervolgens) die krik opgekrikt, waardoor het been van die [benadeelde] tussen de auto en de krik kwam en
- het gezicht van die [benadeelde] afgeveegd met thinner en
- (vervolgens) die [benadeelde] in een (blauw) zeil gewikkeld en die [benadeelde] weer in de kofferbak gegooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1.
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn beide broers hebben zich jegens [benadeelde] schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Niet alleen hebben zij [benadeelde] gedurende enkele uren van zijn vrijheid beroofd, zij hebben die vrijheidsberoving gepaard doen gaan met nare mishandelingen en ernstige, geloofwaardige (doods)bedreigingen. [benadeelde] is veelvuldig geslagen, tot bloedens toe, en zijn been is mishandeld door daarop met behulp van een autokrik druk uit te oefenen. De verdachten hebben [benadeelde] gedreigd de vingers af te hakken waarna een pink ook daadwerkelijk in een snoeischaar is geplaatst, en hebben gedreigd hem (levend) te begraven. Die mishandelingen en bedreigingen zijn aangedaan aan een [benadeelde] die zich volstrekt hulpeloos en machteloos wist doordat hij aan handen en voeten gekneveld was met behulp van tape en tie-wraps, terwijl hem bovendien het zicht goeddeels was ontnomen door om zijn hoofd gewikkeld tape. Daarnaast is hij als een object vervoerd in de kofferbak van de auto van de verdachten, waarbij hij tijdens de rit naar het hem in het vooruitzicht gestelde 'graf' bovendien omwikkeld was in een plastic zeil. Tijdens die laatste rit heeft [benadeelde] weten te ontsnappen. Over de vraag welke plannen [benadeelde] met zijn ontsnapping heeft doorkruist, kan slechts worden gespeculeerd. Het besef dat [benadeelde] de daders goed genoeg kende om hen te identificeren en hem bovendien zichtbaar letsel was toegebracht, werkt onheilspellende gedachten daaromtrent bepaald in de hand.
De hiervoor besproken kenmerken van deze vrijheidsberoving rechtvaardigen zonder meer de constatering dat [benadeelde] gruwelijke uren moet hebben beleefd die gedurende jaren zijn leven ingrijpend moeten hebben overschaduwd en - zoals hij ter terechtzitting van het hof heeft verklaard - nog steeds overschaduwen. De intense doodsangst die de verdachten bij hun weerloze slachtoffer hebben opgewekt, maakt het feit een misselijk feit waarvoor slechts een gevangenisstraf voor de duur van jaren als een passende bestraffing kan gelden.
Voor wat betreft het aantal jaren gevangenisstraf dat passend moet worden geacht, overweegt het hof het volgende. In de eerste plaats verdient opmerking dat het te maken onderscheid tussen de individuele bijdragen van de verschillende verdachten aan het delict, voor zover daarvan is kunnen blijken, niet zodanig is geweest dat deze een verschil in strafmaat rechtvaardigt. De verschillen in de strafrechtelijke voorgeschiedenis bieden zo'n rechtvaardiging evenmin - geen van drieën is eerder bij een dergelijk zwaar feit betrokken geweest. Verder is van belang dat de actuele persoonlijke omstandigheden van de verdachte en goede voornemens zoals deze tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, door de ernst van het feit aanmerkelijk worden gerelativeerd, in die zin dat daaraan minder gewicht toekomt. Tot slot dient het hof bij de bepaling van de strafmaat ook oog te hebben voor het wettelijk strafmaximum dat op het feit is gesteld (acht jaren gevangenisstraf) en op de straffen die in min of meer gelijksoortige gevallen eerder zijn opgelegd. Alles afwegend is een gevangenisstraf van vijf (5) jaren passend en geboden.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering, die bij wijze van voorschot is gevorderd, in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering opnieuw heeft gevoegd.
Het hof verstaat de vordering aldus dat deze slechts strekt tot vergoeding van een gedeelte van de rechtstreekse schade die door het bewezen verklaarde feit is geleden. Dit gedeelte van de schade is eenvoudig vast te stellen. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 7.870,52 toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast is de vordering van de zijde van verdachte voor zover het de hoogte betreft niet weersproken. Derhalve kan de vordering worden toegewezen tot voornoemd bedrag. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2008 tot aan de dag van voldoening. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor de post van de gederfde inkomsten (€ 2.305,53), deze wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2008 tot aan de dag van voldoening.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is voor voldoening van het aan [benadeelde] toegewezen bedrag met zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hoofdelijk aansprakelijk.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1. ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], woonplaats kiezende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenduizend achthonderdzeventig euro en tweeënvijftig cent (€ 7.870,52) waarvan voor het bedrag van € 5.564,99 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2008 tot aan de dag van voldoening en waarvan voor het bedrag van
€ 2.305,53 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2008 tot aan de dag van voldoening;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenduizend achthonderdzeventig euro en tweeënvijftig cent (€ 7.870,52) waarvan voor het bedrag van € 5.564,99 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2008 tot aan de dag van de voldoening en waarvan voor het bedrag van € 2.305,53 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2008 tot aan de dag van voldoening ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], woonplaats kiezende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vierenzeventig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.