ECLI:NL:GHARN:2010:BN9322

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002002-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onrechtmatige staandehouding en onvoldoende bewijs in verkeerszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in Deventer, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J. Vlug. De verdachte was eerder veroordeeld voor een overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de staandehouding van de verdachte onrechtmatig was. Dit vormverzuim was niet meer te herstellen, waardoor alles wat volgde op deze staandehouding uitgesloten moest worden van het bewijs. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De raadsman had betoogd dat de staandehouding onrechtmatig was en dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Dit arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het hof, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De uitspraak benadrukt het belang van een rechtmatige staandehouding en de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002002-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-490093-09
Arrest van 1 oktober 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2009 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Vrijspraak
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Als gevolg hiervan dient alles wat volgt na de (onrechtmatige) staandehouding te worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Volgens de raadsman moet verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal misdrijf d.d. 10 februari 2009 leidt het hof de navolgende gang van zaken af. Verbalisant [verbalisant], hoofdagent van politie, zag op 31 januari 2009 een bedrijfsauto van het merk Mercedes-benz, met kenteken [kenteken], op de [straat] te Deventer. Uit het proces-verbaal volgt dat verbalisant op basis van deze gegevens zag/constateerde dat een persoon een feit pleegde, te weten overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW '94). Verdachte werd staande gehouden en verstrekte vervolgens zijn personalia.
Uit de CRB Vorderingsgegevens blijkt dat het rijbewijs van verdachte op 28 november 2007 volledig ongeldig is verklaard.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven gang van zaken overweegt het hof het navolgende. Uit het dossier volgt dat verdachte is staande gehouden wegens overtreding van artikel 9 lid 2 van de WVW '94, doch dit is eerst vastgesteld (kunnen worden) nadat verdachte was staandegehouden en zijn personalia had verstrekt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de staandehouding onrechtmatig was. Daarmee is sprake van een in artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bedoeld vormverzuim, dat niet meer kan worden hersteld. Een belangrijk strafvorderlijk beginsel is hier in aanzienlijke mate geschonden, omdat zonder genoegzaam blijkende grond een dwangmiddel is toegepast jegens verdachte.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat hetgeen is gevolgd op de als onrechtmatig te beschouwen staandehouding moet worden uitgesloten van het bewijs. Dit brengt mede dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat het hof hem daarvan zal vrijspreken.
Het door de raadsman subsidiair gevoerde verweer behoeft om die reden geen verdere bespreking.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. H.J. de Ruijter, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. H.J. de Ruijter buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.