ECLI:NL:GHARN:2010:BN8661

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002505-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met voorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1953, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar werd in hoger beroep geconfronteerd met de beschuldiging van mishandeling. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk een persoon, [benadeelde], heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te stompen, wat letsel en pijn veroorzaakte. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en een voorwaardelijke geldboete van € 300,- opgelegd, met een subsidiaire gevangenisstraf van 6 dagen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard was dat deze zich leende voor behandeling in het strafgeding. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de medeschuld van de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van eigenrichting en de noodzaak van een proportionele straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002505-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-600647-09
Arrest van 29 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde en hem ter zake van het onder 1 ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover voor het hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandeld een persoon (te weten [benadeelde]), (met kracht) meermalen, in ieder geval éénmaal, in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 11 februari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandeld een persoon (te weten [benadeelde]) tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 1: mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte stak op 11 februari 2009 de weg over. Aangever [benadeelde] reed met zijn auto over die weg en verleende verdachte geen voorrang. Verdachte werd hierop boos. De bestuurder stapte uit zijn auto en er ontstond - over en weer - een woordenwisseling. Verdachte heeft [benadeelde] vervolgens tegen het hoofd gestompt. Het hof beoordeelt het optreden van verdachte als een geval van eigenrichting, hetgeen volstrekt onacceptabel is.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juni 2010 is gebleken dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof is, gelet op de ter zitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede het feit dat verdachte is geschrokken van het verkeersgedrag van aangever, van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke geldboete van na te melden duur dient te worden opgelegd. De door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke werkstraf acht het hof te hoog.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij, [benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat er sprake is geweest van medeschuld. Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is geweest van medeschuld van [benadeelde]. De vordering is als gevolg daarvan niet van zo eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.