Parketnummer: 24-001500-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-686047-10
Arrest van 27 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 juni 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P. van Dijk, advocaat te Demensvaart.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 50 uren en een leerstraf van 25 uren in de vorm van het leerproject Tools4You. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (dubbele kaakbreuk), heeft toegebracht, door deze opzettelijk krachtig met gebalde vuist op/tegen de kaak te stompen en/of te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), krachtig met gebalde vuist op/tegen diens kaak heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (dubbele kaakbreuk), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt onder het primair ten laste gelegde verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling door [benadeelde] opzettelijk met gebalde vuist tegen de kaak te slaan.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en hij derhalve vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Naar aanleiding van een woordenwisseling die in de vroege ochtenduren van 6 februari 2010 plaatsvindt, geeft verdachte met zijn rechtervuist [benadeelde] een klap tegen zijn kaak. Ten gevolge van deze klap loopt [benadeelde] een dubbele kaakbreuk op en staan diverse tanden en kiezen los.
In de letselverklaring, opgesteld door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, d.d. 18 maart 2010, wordt gesteld dat de kaak van het slachtoffer op twee plaatsen gebroken is en dat het herstel minimaal 2 tot 3 maanden zal vergen. Daarnaast spreekt Van Kuijk de verwachting uit dat enkele tanden blijvend beschadigd zijn en wellicht op termijn vervangen moeten worden door implantaten, bruggen of andere prothesen.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij ruim twee jaar kickboks-lessen heeft gevolgd en dat hij weet dat hij hard kan slaan en dat hij [benadeelde] op de bewuste avond ook hard heeft geslagen.
Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte, door [benadeelde] met zijn vuist tegen de kaak te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
Primair.
hij op 6 februari 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (dubbele kaakbreuk) heeft toegebracht, door deze opzettelijk krachtig met gebalde vuist tegen de kaak te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder het primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 6 februari 2010 schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [benadeelde]. Naar aanleiding van een woordenwisseling tussen twee groepen jongeren, loopt verdachte op [benadeelde] af en slaat hem vervolgens hard met zijn vuist tegen de kaak. Tengevolge van deze klap loopt [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel op.
Verdachte heeft door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 juli 2010, waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht en deze ook uit de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 9 maart 2010 en 11 mei 2010 blijken.
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Het hof ziet echter in de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is geweest en onderhavig feit tegen die achtergrond beschouwt als een incident, aanleiding om hiervan af te zien.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof - zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd - een leerstraf en een werkstraf van na te melden duur opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend.
Met betrekking tot de gevorderde reiskosten heeft de raadsman aangevoerd dat ten onrechte een kilometervergoeding wordt gevraagd in plaats van de reiskosten op basis van gebruik van het openbaar vervoer. Het hof overweegt in dit verband dat het gebruikelijk is om dit type kosten te waarderen op basis van door De Letselschade Raad vastgestelde normbedragen. Bij gebruik van eigen vervoer bedraagt het normbedrag € 0,24 per gereden kilometer. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de reiskosten af te wijzen.
Het hof zal de vordering ook voor het overige toewijzen nu deze niet inhoudelijk door de raadsman is bestreden, deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt en verdachte ter terechtzitting heeft verklaard het schadebedrag te willen betalen. De vordering van € 2335,85 vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, zal derhalve worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 2335,85 die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder het primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een combinatie van:
een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
een leerstraf, Tools4You, voor de duur van vijfentwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend driehonderdvijfendertig euro en vijfentachtig cent, vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend driehonderdvijfendertig euro en vijfentachtig cent,vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van drieëndertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mrs. Deuring en Van Zant zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.