Parketnummer: 24-000851-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-400330-09
Arrest van 27 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
zonder vaste woonplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van die tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 20 november 2009 te [plaats] omstreeks 23.30 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte:
- zich op of omstreeks voornoemd tijdstip voorgedaan als bezoeker en/of (daarbij) zich gemeld aan de balie van voornoemd [bedrijf] en/of (vervolgens)
- zich begeven aan de personeelszijde van de balie en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] krachtig bij haar hand heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) voornoemde hand krachtig achterover heeft geduwd en/of gedrukt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] op haar knieën heeft gedwongen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] bij de bovenarm heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 1], terwijl hij verdachte een zilverkleurig voorwerp in zijn hand had, de woorden heeft toegevoegd: "Waar heb je het geld liggen",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 20 november 2009 te [plaats] omstreeks 23.35 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een handtas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
- die handtas vanaf de balie heeft vastgepakt en/of meegenomen en/of (vervolgens) zich heeft begeven naar de uitgang van voornoemd [bedrijf] en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] van zich af heeft geduwd en/of gedrukt en/of (daarbij) zich heeft losgetrokken en/of losgerukt en/of (daarbij) krachtig aan die handtas is blijven trekken en/of rukken en/of tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gemaaid.
Het hof zal het ten laste gelegde nummeren als feit 1 en 2.
Bewijsoverweging
Op 20 november 2009 vindt er een overval plaats in [bedrijf] in [plaats]. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] zien op het moment dat zij toevallig langs het hotel rijden buiten het hotel medewerkers staan en horen dat zij schreeuwen dat ze zojuist overvallen zijn. Ze wijzen in een specifieke richting. Verbalisanten begeven zich in die richting en zien dan een man hard lopen. Ze achtervolgen de man op de [straat] maar raken hem op een gegeven moment (kortstondig) uit het zicht. Ze geven door aan de noodhulp dat er zojuist een overval heeft plaatsgevonden en dat de dader in de richting van de [straat] loopt. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] zien - in de nabijheid van de [straat] - een man hard rennen. Ze houden deze man vervolgens staande. Verbalisant [verbalisant 3], die de dader in eerste instantie achtervolgde, verklaart vervolgens de man die bij zijn collega's staat te herkennen als zijnde de man die hij had achtervolgd.
Nadat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] de antecedenten van de man hebben nagetrokken, zij een signalement van de dader door de portofoon krijgen en zien dat dit overeenkomt met de man die ze staande hebben gehouden en constateren dat de man een verse wond op zijn hand heeft, wordt de man, verdachte, aangehouden.
Verdachte bekent op 20 november 2009 in de buurt te zijn geweest van [bedrijf], maar niet degene te zijn geweest die de overval heeft gepleegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat zijn cliënt niet degene is geweest die door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] in de [straat] werd achtervolgd, maar dat de verbalisanten de dader van de overval uit het oog zijn verloren. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de straten waar de achtervolging en de aanhouding zich heeft afgepeeld op 20 november om 23.45 donker waren waardoor het de vraag is of verbalisant [verbalisant 3] verdachte wel kon herkennen, verbalisanten niet relateren dat verdachte buiten adem was en dat verdachte pas is aangehouden nadat de verbalisanten die hem staande hielden zijn antecedenten hadden gecontroleerd.
Nu de raadsman geen conclusie verbindt aan de door hem opgesomde omstandigheden en het hof ook overigens - op grond van de inhoud van het dossier en met name het proces-verbaal van aanhouding - in deze omstandigheden geen aanleiding ziet om te twijfelen of verdachte degene is geweest die door de verbalisant [verbalisant 3] werd achtervolgd, wordt het kennelijk als bewijsverweer bedoelde verweer van de raadsman verworpen.
Fotoconfrontatie
Op 16 december 2009 vindt er een fotobewijsconfrontatie plaats, begeleid door getuige-begeleider [verbalisant 6]. Daarbij wordt aan getuige [slachtoffer 1] een fotoselectie van 10 personen getoond. De foto van verdachte is op plaats 4, rechts bovenin, op het foto-toonbord geplaatst.
De raadsman heeft bepleit dat de meervoudige fotoconfrontatie uitgesloten dient te worden van het bewijs nu het hokje voor de zinsnede 'Ja volgens mij is het de persoon rechts bovenin' niet is aangekruist en er derhalve geen positieve herkenning heeft plaatsgevonden. De raadsman is daarnaast van mening dat aan het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] geen waarde gehecht kan worden nu [verbalisant 5] niet aanwezig is geweest bij de fotoconfrontatie.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof stelt vast dat het bedoelde hokje niet is aangekruist. Vóór de daarboven vermelde vraag van de verbalisant "Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?" staat echter wel een kruisje.
Het hof is van oordeel dat het hokje voor de zinsnede 'ja, volgens mij is het de persoon rechts bovenin' abusievelijk niet is aangekruist en per abuis voor de zinsnede 'Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?' is geplaats. Laatstgenoemde zinsnede is een standaardtest in tegenstelling tot de zinsnede 'ja, volgens mij is het de persoon rechts bovenin.', dat, bezien in samenhang, als antwoord is gegeven op de gestelde vraag. Het hof is van oordeel dat deze zinsnede is opgenomen om de woorden van getuige [slachtoffer 1] tot uitdrukking te brengen.
Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5], d.d. 5 januari 2010, dat getuige [slachtoffer 1] de persoon van foto 4, rechts bovenin, herkent als zijnde de dader. Foto 4 betreft een afbeelding van verdachte.
Het hof acht de meervoudige fotoconfrontatie dan ook betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
De omstandigheid dat verbalisant [verbalisant 5] zelf niet aanwezig is geweest bij de fotoconfrontatie die door zijn collega [verbalisant 6] werd uitgevoerd, doet aan de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte door getuige [slachtoffer 1], naar het oordeel van het hof niet af.
Bewezenverklaring
Het hof acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 november 2009 te [plaats] omstreeks 23.30 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [bedrijf]:
- zich op voornoemd tijdstip voorgedaan als bezoeker en daarbij zich gemeld aan de balie van voornoemd hotel en vervolgens
- zich begeven aan de personeelszijde van de balie en daarbij die [slachtoffer 1] krachtig bij haar hand heeft vastgepakt en vastgehouden en daarbij voornoemde hand krachtig achterover heeft geduwd en vervolgens
- die [slachtoffer 1] bij de bovenarm heeft vastgepakt/vastgehouden en
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Waar heb je het geld liggen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 20 november 2009 te [plaats] omstreeks 23.35 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een handtas, toebehorende aan [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte die handtas vanaf de balie heeft vastgepakt en meegenomen en vervolgens zich heeft begeven naar de uitgang van voornoemd hotel en zich heeft losgerukt en tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gemaaid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
2.
Poging tot diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 20 november 2009 maakt verdachte zich, tijdens een weekendverlof vanuit detentie, in [plaats] schuldig aan een poging tot afpersing en een poging tot diefstal gevolgd van geweld. Verdachte tracht rond 23.30 uur een medewerkster van [bedrijf] te overvallen. Verdachte gaat het hotel binnen, leidt de baliemedewerkster met een smoesje af waarna hij zich vervolgens achter de personeelsbalie begeeft, de medewerkerster vastpakt en vasthoudt en haar op zeer bedreigende en intimiderende wijze vraagt waar het geld ligt. Als een andere medewerkster te hulp schiet, gaat verdachte er van door, grist nog snel een tas met inhoud die op de balie staat mee en eigendom is van die medewerkster, en begeeft zich vervolgens naar de uitgang. De medewerkster gaat op verdachte af en probeert haar tas terug te pakken. Dan ontstaat er een worsteling tussen verdachte en de medewerkster waarbij verdachte haar tegen het gezicht maait. Verdachte laat de tas los en rent vervolgens weg.
Verdachte heeft door aldus te handelen, gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangevers veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van die aangevers aangetast. Hij heeft enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin ten behoeve van het onderhouden van zijn drugsverslaving. Gewelddadige feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Uit de aangifte en slachtofferverklaring van baliemedewerkster [slachtoffer 1] blijkt dat zij grote angst heeft gevoeld tijdens de confrontatie met verdachte en dat het een traumatische ervaring is geweest, die in diverse verschijningsvormen invloed heeft gehad en heeft op haar dagelijkse leven.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister, d.d. 29 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld alsmede met de omstandigheid dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd tijdens detentie terwijl hij met weekendverlof was.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting van het hof door de verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht alsmede op de over verdachte opgemaakte voorlichtingsrapportage van Tactus Verslavingszorg d.d. 29 januari 2010 en het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 13 september 2010.
Ten aanzien van de op te leggen straf dient bij ernstige strafbare feiten als de onderhavige als uitgangspunt te gelden dat de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. Het hof is - met de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden geboden is.
Het hof ziet gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en de oorzaken daarvan geen aanleiding om - ten gunste van verdachte - af te wijken van genoemde gevangenisstraf.
Het hof merkt hierbij nog het volgende op.
Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte inmiddels een intake-gesprek heeft gehad bij Dimence in Zwolle en dat een aantal onderzoeken hebben plaatsgevonden, maar dat nog geen concreet behandelplan voor wat betreft de setting (klinisch of ambulant) en de duur daarvan voorhanden is.
Hoewel ook het hof van oordeel is dat verdachte gebaat zal zijn met behandeling en hij hier ook thans intrinsiek voor gemotiveerd lijkt te zijn, acht het hof - zoals door Tactus en VNN is geadviseerd - het echter niet aangewezen om verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde, gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel, onder toezicht van de reclassering te stellen teneinde de juiste hulpverlening / behandeling voor verdachte te reguleren. Gedurende de detentieperiode en in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling kan eveneens nadere diagnosestelling en behandeling plaatsvinden. Bovendien geldt dat het hof op de dag van deze uitspraak eveneens uitspraak doet in een andere strafzaak waarbij verdachte veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het openbaar ministerie kan derhalve - indien verdachte daarvoor in aanmerking komt en indien daartoe op dat moment noodzaak bestaat - gedurende de aanzienlijke periode van voorwaardelijke invrijheidstelling daaraan voorwaarden verbinden met oog op behandeling van verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 27, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr van Zant is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.