ECLI:NL:GHARN:2010:BN8144

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0144
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake terbeschikkingstelling en overplaatsing van betrokkene naar reguliere GGZ

In deze tussenbeslissing van het Gerechtshof Arnhem, gedateerd 13 september 2010, wordt de zaak van een terbeschikkinggestelde (TBS) behandeld. Het hof oordeelt dat er onvoldoende duidelijkheid is over de mogelijkheden voor overplaatsing van betrokkene vanuit de longstay-voorziening naar een meer geschikte vervolgsetting binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De kliniek heeft in haar verlengingsadvies en aanvullend schrijven van 10 augustus 2010 geen inzicht gegeven in de mogelijkheden tot overplaatsing of de onderzoeksactiviteiten die zijn ondernomen om deze mogelijkheden te verkennen. Het hof besluit de zaak aan te houden voor onbepaalde tijd en verzoekt de kliniek om aanvullende informatie te verstrekken over de acties die zijn ondernomen in het kader van het onderzoek naar overplaatsing, evenals eventuele belemmeringen die zich hebben voorgedaan.

Het hof benadrukt het belang van meer duidelijkheid over het vervolgtraject van betrokkene, vooral gezien de lange duur van zijn TBS-maatregel, die op 23 april 1994 is ingegaan. De kliniek heeft aangegeven dat het functioneren van betrokkene sterk afhankelijk is van de geboden structuur en begeleiding, en dat het in de nabije toekomst moeilijk zal zijn om een andere voorziening te vinden die de benodigde begeleiding en beveiliging kan bieden. Het hof heropent de behandeling van de zaak en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd, terwijl het de advocaat-generaal verzoekt om zorg te dragen voor aanvullende gegevens van de kliniek. Tevens wordt de behandelcoördinator van betrokkene opgeroepen als getuige-deskundige voor de volgende zitting. De beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2010.

Uitspraak

TBS P10/0144
Tussenbeslissing d.d. 13 september 2010
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in [naam kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
• Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om in onderhavige zaak te kunnen beslissen, gelet op de onduidelijkheid ten aanzien van het vervolgtraject van betrokkene, mede in aanmerking genomen de duur van zijn TBS-maatregel.
• De TBS-maatregel van betrokkene is aangevangen op 23 april 1994 en duurt thans dus meer dan zestien jaar. Betrokkene verblijft inmiddels geruime tijd op een longstay-voorziening van de Pompestichting.
In de verlengingsbeslissing van het hof van 18 november 2008 is als volgt overwogen: ‘Wellicht kan voor betrokkene in de toekomst gezocht worden naar een voorziening die enerzijds voldoende is uitgerust om de gevaarzettende symptomen van betrokkene’s schizofrenie te beheersen en anderzijds hem kan verplegen in een wat minder van de samenleving afgeschermde omgeving.’
Uit recente gegevens van de kliniek betreffende het verblijf van betrokkene op de longstay-voorziening blijkt dat men verwacht dat er - gelet op het feit dat het functioneren van betrokkene wordt bepaald door de geboden structuur en begeleiding van zijn omgeving en het matige delictrisico - in de nabije toekomst niet snel een andere voorziening te vinden zal zijn die de benodigde begeleiding en beveiliging voor betrokkene kan bieden. De kliniek vult deze verwachting aan met de opmerking ‘Deze verwachting ontslaat de kliniek niet van de plicht om geregeld de differentiatie in mogelijkheden op het gebied van long care voorzieningen te blijven volgen om te bezien of betrokkene in een andere instelling beter op zijn plaats is.’
• Voor de vorming van zijn eindoordeel acht het hof het noodzakelijk dat meer duidelijkheid komt in het antwoord op de vraag welke concrete mogelijkheden daadwerkelijk door de kliniek zijn onderzocht om te komen tot een overplaatsing van betrokkene vanuit de longstay-voorziening naar een voor hem geschikte vervolgsetting binnen de reguliere GGZ, waar voldoende ondersteuning, structuur en beveiliging beschikbaar is. De kliniek biedt noch in haar verlengingsadvies, noch in het aanvullend schrijven van 10 augustus 2010 inzicht in de eventuele mogelijkheden tot overplaatsing, noch ten aanzien van de vraag welke onderzoeksactiviteiten concreet zijn ondernomen om die mogelijkheden te verkennen.
Gelet op het bovenstaande zal het hof de zaak aanhouden voor onbepaalde tijd en de kliniek verzoeken om - voorafgaande aan de nadere zitting - door middel van een aanvullend schrijven aan te geven welke acties in het kader van het onderzoek als hierboven genoemd werden ondernomen, dan wel aan te geven welke daarbij de eventuele belemmeringen zijn.
Het hof acht het voorts noodzakelijk dat de verantwoordelijke behandelcoördinator van betrokkene tegen de volgende zitting als getuige-deskundige wordt opgeroepen.
Tussenbeslissing
Het hof:
- Heropent de behandeling van de zaak om vermelde redenen en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd.
- Verzoekt de advocaat-generaal om zorg te dragen voor aanvullende gegevens van de kliniek zoals hiervoor omschreven, en stelt hiertoe de stukken in handen van de advocaat-generaal.
- Beveelt de oproeping van terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde] tegen het nog nader te bepalen tijdstip met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman;
- Beveelt voorts de oproeping tegen het nog nader te bepalen tijdstip van de behandelcoördinator van de Pompestichting, [verblijfplaats].
Aldus gedaan door
Mr J.A.W. Lensing als voorzitter,
Mr G. Mintjes en mr J.I.M.W. Bartelds als raadsheren,
en prof. dr. J. Schudel en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak als griffier,
en op 13 september 2010 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.