ECLI:NL:GHARN:2010:BN8135

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0134
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake terbeschikkingstelling en overplaatsing van betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 september 2010 een tussenbeslissing genomen met betrekking tot de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene, die sinds 6 maart 1996 onder deze maatregel valt. Het hof oordeelt dat er meer duidelijkheid moet komen over de mogelijkheden voor overplaatsing van de betrokkene vanuit de huidige longstay-voorziening naar een meer geschikte vervolgsetting. De kliniek heeft in haar verlengingsadvies en aanvullende schrijven geen inzicht gegeven in de mogelijkheden tot overplaatsing of de onderzoeksactiviteiten die zijn ondernomen om deze mogelijkheden te verkennen. Het hof verzoekt de kliniek om aan te geven of er mogelijkheden zijn onderzocht voor opname in een reguliere GGZ-instelling op basis van de BOPZ.

Het hof houdt de zaak aan voor onbepaalde tijd en vraagt de kliniek om voorafgaand aan de volgende zitting een aanvullend schrijven te sturen waarin de ondernomen acties en eventuele belemmeringen worden uiteengezet. Tevens wordt de behandelcoördinator van de betrokkene opgeroepen als getuige-deskundige voor de volgende zitting. De beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2010, die de verlenging van de TBS-maatregel met twee jaar betreft, wordt in deze context besproken. Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om een definitieve beslissing te nemen, gezien de onduidelijkheid over het vervolgtraject van de betrokkene en de lange duur van de TBS-maatregel.

Uitspraak

TBS P10/0134
Tussenbeslissing d.d. 13 september 2010
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
verblijvende in [naam kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
• Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om in onderhavige zaak te kunnen beslissen, gelet op de onduidelijkheid ten aanzien van het vervolgtraject van betrokkene, mede in aanmerking genomen de duur van zijn TBS-maatregel.
• De TBS-maatregel van betrokkene is aangevangen op 6 maart 1996 en duurt thans dus meer dan veertien jaar. Betrokkene verblijft inmiddels geruime tijd op een longstay-voorziening van de Pompestichting.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2006, waarbij de verlenging van de TBS-maatregel van betrokkene werd besproken, blijkt dat voor die zitting de heer B., destijds als behandelcoördinator verbonden aan ‘de Corridor’ van de Pompestichting, als getuige-deskundige was opgeroepen. De heer B. gaf toen tijdens de zitting aan dat zou moeten worden onderzocht of betrokkene in een instelling binnen de reguliere psychiatrie in het kader van de BOPZ zou kunnen worden geplaatst.
In het verlengingsadvies van 4 januari 2010 van de kliniek wordt ten aanzien van de toekomstige verblijfplaats van betrokkene op pagina 6 het volgende opgemerkt: ‘In de toekomst ligt er de mogelijkheid dat betrokkene elders beter op zijn plek zou zijn dan binnen de huidige instelling. In de afgelopen periode is daarom aan de Landelijke Adviescommissie Plaatsingen gevraagd of de longstay-status van betrokkene nog terecht is. Zij hebben hier als volgt op geantwoord: ‘(…) Ondergetekenden zijn het eens met de Corridor, dat wat de kwaliteit van geëigende psychiatrische zorg betreft, mettertijd meer op care gerichte longstay-voorziening te prefereren is.’ en:
‘Aangezien de stabiliteit van betrokkene zich inmiddels geruime tijd heeft voortgezet is er nu met betrokkene besproken dat er door de kliniek onderzocht zal worden of er een vervolginstelling mogelijk is, welke dit dan zou zijn en wat er voor nodig is om betrokkene daar heen te laten gaan.’
In de recente aanvullende gegevens schrijft de kliniek over dit onderzoek naar een geschikte vervolgsetting voor betrokkene:
‘Gezien de grote kwetsbaarheid voor psychisch decompenseren, ook in deze gestructureerde setting, is de verwachting dat er in de nabije toekomst snel een andere voorziening te vinden zal zijn die de benodigde begeleiding en beveiliging kan bieden niet groot. Dit ontslaat de kliniek er echter niet van om geregeld de differentiatie in mogelijkheden op het gebied van long care voorzieningen te blijven volgen om te bezien of betrokkene in een andere instelling beter op zijn plaats is.’
• Voor de vorming van zijn eindoordeel acht het hof het noodzakelijk dat meer duidelijkheid komt in het antwoord op de vraag welke concrete mogelijkheden daadwerkelijk door de kliniek zijn onderzocht om te komen tot een overplaatsing van betrokkene vanuit de huidige longstay-voorziening naar een voor hem geschikte vervolgsetting, waar voldoende ondersteuning, structuur en beveiliging beschikbaar is. De kliniek biedt immers noch in haar verlengingsadvies, noch in het aanvullend schrijven van 10 augustus 2010 inzicht in de eventuele mogelijkheden tot overplaatsing, noch ten aanzien van de vraag welke onderzoeksactiviteiten concreet werden ondernomen om die mogelijkheden te verkennen.
Het hof verzoekt de kliniek in het bijzonder om daarbij aan te geven of de mogelijkheden zijn onderzocht om te komen tot een opname van betrokkene in een reguliere GGZ-instelling op basis van een machtiging in het kader van de BOPZ en welke die mogelijkheden daarvoor zijn.
Gelet op het bovenstaande zal het hof de zaak aanhouden voor onbepaalde tijd en de kliniek verzoeken om - voorafgaande aan de nadere zitting - door middel van een aanvullend schrijven aan te geven welke acties in het kader van het onderzoek als hierboven genoemd werden ondernomen, dan wel aan te geven welke daarbij de eventuele belemmeringen zijn.
• Het hof acht het voorts noodzakelijk dat de verantwoordelijke behandelcoördinator van betrokkene tegen de volgende zitting als getuige-deskundige wordt opgeroepen.
Tussenbeslissing
Het hof:
- Heropent de behandeling van de zaak om vermelde redenen en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd.
- Verzoekt de advocaat-generaal om zorg te dragen voor aanvullende gegevens van de kliniek zoals hiervoor omschreven, en stelt hiertoe de stukken in handen van de advocaat-generaal.
- Beveelt de oproeping van terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde], tegen het nog nader te bepalen tijdstip met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman;
- Beveelt voorts de oproeping tegen het nog nader te bepalen tijdstip van de behandelcoördinator van de Pompestichting van betrokkene,[ verblijfplaats].
Aldus gedaan door
mr J.A.W. Lensing als voorzitter,
mr G. Mintjes en mr J.I.M.W. Bartelds als raadsheren,
en prof. dr. J. Schudel en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak als griffier,
en op 13 september 2010 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.